UITSPRAAK
ter vervanging van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst P, de inspecteur.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 26 oktober 2000, aangevuld bij brief van 19 februari 2001.
Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 18 september 2000, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomsten-belasting/pre-mie volksverzekeringen voor het jaar 1996.
Aan belanghebbende is een aanslag opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 9.376. Na bezwaar tegen de aanslag is deze bij de bestreden uitspraak gehandhaafd. Bij beschikking van 24 juli 2001 heeft de inspecteur de aanslag ambtshalve verminderd tot nihil en het belastbare inkomen van belanghebbende vastgesteld op ƒ 1.190 negatief.
Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van de inspecteur en tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 2.152 negatief
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en concludeert uiteindelijk tot handhaving van de aanslag zoals deze luidt na ambtshalve vermindering.
Van het verhandelde ter zitting van 2 november 2001 heeft de griffier proces-verbaal opgemaakt.
Op 15 november 2001 heeft het Hof mondeling uitspraak gedaan, waarvan het proces-verbaal op 26 november 2001 aangetekend aan partijen is verzonden. Bij faxbericht met dagtekening 22 december 2001, ter griffie ingekomen op 24 december 2001, heeft belanghebbende verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Het verschuldigde griffierecht van € 36 is tijdig betaald.
2. Geschil
In geschil is of de aanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
3. Standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken en het proces-verbaal van de zitting.
4. Beoordeling van het geschil
Bij kennisgeving van 24 juli 2001 heeft de inspecteur belanghebbende bericht dat de in geding zijnde aanslag ambtshalve is verminderd tot nihil. De grieven van belanghebbende kunnen niet leiden tot een verdere vermindering van deze aanslag. De stelling van belanghebbende dat de inspecteur het verlies op een te laag bedrag heeft vastgesteld, kan niet in dit geding aan de orde komen, aangezien deze stelling ook bij gegrondbevinding niet kan leiden tot verdere vermindering van de in geding zijnde aanslag; de zelfstandige beschikking tot verliesvaststelling kan geen onderwerp uitmaken van dit beroep, aangezien daartegen - volgens belanghebbende zelf - nog bezwaar aanhangig is. Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of aannemelijk geworden die aanleiding kunnen zijn voor het oordeel dat de aanslag verder zou moeten worden verminderd. Het Hof zal daarom de aanslag handhaven, zoals deze ambtshalve is verminderd.
5. Proceskosten
Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Belanghebbende heeft verzocht de inspecteur te veroordelen in de reiskosten in verband met het bijwonen van een zitting te Amsterdam en kosten van het raadplegen van een belastingadviseur in verband met de voorbereiding van de zitting. Ten aanzien van de reiskosten komen voor vergoeding in aanmerking de reiskosten per openbaar vervoer, niet zijnde taxi, laagste klasse. Het Hof begroot die kosten op ¦ 30. Ten aanzien van de kosten van het raadplegen van een belastingadviseur oordeelt het Hof als volgt. Belanghebbende heeft de belastingadviseur geraadpleegd kort voor de zitting. Op dat moment had de inspecteur belanghebbende al bericht aan zijn bezwaren tegemoet te zullen komen en had hij de in geding zijnde aanslag al ambtshalve verminderd tot nihil. Naar het oordeel van het Hof was er op dat moment redelijkerwijs geen noodzaak dat advies in te winnen. Daaraan doet niet af dat de inspecteur het verlies over het onderhavige jaar op een lager bedrag heeft vastgesteld dan belanghebbende heeft verzocht, aangezien de vaststelling van dat verlies in dit geding niet aan de orde is. Het Hof zal ter zake geen vergoeding toekennen.
6. Beslissing
Het Hof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- handhaaft de aanslag zoals deze ambtshalve is verminderd;
- gelast de Staat het gestorte griffierecht ad ƒ 60 aan belanghebbende te vergoeden; en
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een beloop van ƒ 30 en wijst de Staat aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen.
De uitspraak is ter vervanging van de mondelinge uitspraak vastgesteld op 22 april 2002 door mr. Steenbergen, in tegenwoordigheid van mr. Van de Merwe als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.