ECLI:NL:GHAMS:2002:AE2188

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/513
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke inbreuk door De Volkskrant op werken van freelance journalist Stam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Huibert Jan Stam tegen De Volkskrant B.V. over de hoogte van de schadevergoeding wegens inbreuk op zijn auteursrecht. Stam, freelance journalist, heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin De Volkskrant was veroordeeld tot schadevergoeding voor het zonder toestemming publiceren van zijn werken op cd-rom en op de website. Stam heeft vier grieven ingediend, terwijl De Volkskrant zes grieven heeft geformuleerd. De rechtbank had eerder vastgesteld dat De Volkskrant inbreuk had gemaakt op Stams auteursrecht door zijn artikelen zonder toestemming te publiceren. Stam vorderde een schadevergoeding die was berekend op basis van percentages van zijn honorarium voor de publicatie van zijn werken.

De Volkskrant heeft betoogd dat de schadevergoeding te hoog was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de bedrijfseconomische aspecten van het hergebruik van de werken. Het hof heeft vastgesteld dat er geen vaste regels zijn voor schadevergoedingen in dergelijke gevallen en dat de berekeningsmodellen in de maatschappij niet breed zijn aanvaard. Het hof heeft besloten dat deskundigen moeten worden ingeschakeld om de redelijke vergoeding voor het hergebruik van Stams werken vast te stellen. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere behandeling en heeft iedere verdere beslissing aangehouden.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van deskundigenonderzoek in zaken van auteursrechtelijke inbreuk, vooral in het licht van de nieuwe media en de complexiteit van schadevergoeding in dergelijke gevallen. Het hof heeft de partijen aangespoord om gezamenlijk voorstellen te doen voor deskundigen en de vragen die aan hen gesteld moeten worden.

Uitspraak

2 mei 2002
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIJFDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
Huibert Jan STAM, wonend te Amsterdam,
APPELLANT, tevens incidenteel geïntimeerde,
procureur: mr. E.A.W. Schippers,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE VOLKSKRANT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE, tevens incidenteel appellante,
procureur: mr. W.C. van Manen.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. De partijen worden hierna Stam en De Volkskrant ge-noemd.
1.2. Bij dagvaarding van 16 maart 2000 is Stam in hoger beroep gekomen van een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 22 december 1999, in deze zaak onder rolnum-mer H 99.1468 gewezen tussen hem als eiser sub 3 en De Volkskrant als gedaag-de.
1.3. Stam heeft van grieven gediend en daarbij bescheiden in het geding gebracht, met conclusie dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw recht-doende:
primair
De Volkskrant zal veroordelen tot vergoeding van de door hem geleden schade, die het gevolg is van de door De Volkskrant gepleegde inbreuk door Stams werken zonder zijn toestemming te verveelvoudigen en openbaar te maken op de website van De Volkskrant, door (binnen 14 dagen na betekening van het in dezen te wijzen arrest) betaling van:
a. het bedrag dat gelijk is aan de vergoeding die Stam heeft ontvangen voor de door hem verleende toestemming tot eenmalige publicatie van het betreffende werk in het dagblad De Volkskrant voor werk van Stam dat is opgenomen of opgeno-men is geweest op de website van De Volkskrant, vast te stellen aan de hand van de in het verleden tussen partijen overeenge-komen vergoeding per werk danwel vast te stellen aan de hand van de in het verleden door De Volks-krant aan Stam be-taalde jaarhonoraria verbandhoudende met de door hem verleende toestemming tot eenmalige publicatie van zijn werk;
b. het bedrag van ¦ 10.000,- voor schade toegebracht aan Stams morele rechten;
c. het bedrag van ¦ 10.000,- voor schade die volgt uit het verlies van exclusiviteit;
deze bedragen vermeerderd met de wettelijke rente daarover van 1 november 1996 (datum vastgesteld bij vonnis van 24 septem-ber 1997) tot aan de dag van gehele voldoening;
onder overlegging van een door een onafhankelijke accountant (lid van het NIVRA) geaccordeerde verklaring waaruit genoeg-zaam de juistheid van de door De Volkskrant te betalen vergoe-ding blijkt;
subsidiair
a. De Volkskrant zal bevelen (binnen 7 dagen na betekening van het in dezen te wijzen arrest) opgave te doen van de werken van Stam die zij heeft verveelvoudigd en openbaar gemaakt op haar website alsmede inzicht te verschaffen in - afhanke-lijk van de door het hof tot uitgangspunt te nemen bereke-ningswijze - ofwel (a) de vergoedingen die Stam in het verleden heeft ontvangen voor de door hem verleende toe-stemming tot eenmalige publicatie van het betreffende werk in het dagblad De Volkskrant voor werk van Stam dat is opgenomen of opgeno-men is geweest op de website van De Volkskrant, ofwel (b) de jaarhonoraria van Stam verbandhoudende met de door hem verleende toestemming tot eenmalige publicatie van zijn werk in het dagblad De Volkskrant voor werk van Stam dat is opgenomen of opgeno-men is geweest op de website van De Volkskrant;
b. voor recht zal verklaren dat De Volkskrant gehouden is (binnen 14 dagen na betekening van het in dezen te wijzen arrest) de door Stam geleden schade vergoeden op grond van hetgeen hiervoor primair sub a., b. en c. is beschreven, met de wettelijke rente en onder overlegging van een accountants-verklaring als aldaar vermeld;
meer subsidiair
De Volkskrant zal veroordelen tot betaling aan hem van een door het hof in goede justitie vast te stellen bedrag ter vergoeding van de door hem geleden schade;
alles met veroordeling van De Volkskrant in de kosten van het hoger beroep.
1.4. Daarop heeft De Volkskrant geantwoord en daarbij van haar kant inci-denteel beroep ingesteld en van grieven gediend, bewijs aange-boden en geconcludeerd, zakelijk weergegeven,
in het principaal appel tot verwerping daarvan, kosten rech-tens, en
in het incidenteel appel
1. primair tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en afwijzing alsnog van de vorderingen van Stam voorzover deze meer omvat-ten dan betaling aan hem van schadevergoeding ad twee procent van de honoraria die hem volgens rechtsoverweging 9 van dat vonnis in de jaren 1994 - 1999 door De Volkskrant zijn uitge-keerd, ver-meerderd met de wettelijke rente daarover sinds 1 november 1996 voor de jaren 1994 - 1996 en sinds 1 januari 1998, 1 januari 1999 en 1 juli 1999 voor de jaren 1997 en 1998 en de eerste helft van 1999, met veroordeling van Stam in de kosten van beide instan-ties;
2. subsidiair tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en het gelasten van een deskundigenbericht aangaande de vraag welk percentage van de hiervoor sub 1 bedoelde honora-ria is te zien als de vergoeding die Stam redelijkerwijs kan vorderen voor het hergebruik dat De Volkskrant gedurende de sub 1 bedoelde periode op CD-rom en Internet heeft gemaakt van werk van Stam, zulks met aanhouding van iedere verdere beslissing.
1.5. Vervolgens heeft Stam in het incidenteel appel geantwoord en, onder aanbieding van bewijs, geconcludeerd tot verwerping daarvan met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van De Volkskrant in de hierop gevallen kosten.
1.6. De partijen hebben de zaak voor het hof doen be-pleiten door hun procureurs, beiden aan de hand van overgelegde pleit-notities. Bij die gelegenheid is door Mr. Van Manen een zestal stukken overgelegd, die op voorhand aan het hof en aan de wederpartij werden toegezonden, en heeft Mr. Schippers haar pleitnota met twee bladzijden aangevuld.
1.7. Ten slotte zijn de stukken van beide instanties - waarvan de inhoud als hier ingevoegd wordt beschouwd - overgelegd en is arrest gevraagd.
2. Grieven
Stam heeft vier grieven voorge-steld, De Volkskrant zes grie-ven. Voor de inhoud daarvan wordt verwezen naar de desbetref-fende memo-ries. Stam heeft uitdrukkelijk geen grief geformu-leerd tegen de door de recht-bank vastgestelde schadevergoeding met betrekking tot de cd-rom. Het appel van De Volkskrant ziet zowel op de website als op de cd-rom.
3. Feiten
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 1, a tot en met i, een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aange-merkt. Daaromtrent bestaat geen geschil zodat ook het hof van die feiten kan uitgaan. Voor zover de grieven van De Volks-krant klachten bevatten over onvolledige weergave van de feiten door de rechtbank of onjuiste gevolgtrek-kingen daaruit, zal het hof hierna, voor zover nodig, met deze bezwa-ren reke-ning houden.
4. Beoordeling in het principaal en in het incidenteel appel
4.1. Het onderhavige geschil gaat over de hoogte van de scha-devergoeding die De Volkskrant aan Stam dient te betalen wegens inbreuk op zijn auteursrecht. De Volkskrant heeft door Stam als freelance journa-list geschreven en in het dagblad De Volkskrant (verder ook: de krant) ver-schenen bijdragen zonder zijn toestem-ming op cd-rom uitge-bracht en op haar internet-website ge-plaatst. Bij tussen partijen gewe-zen en onaan-tast-baar gewor-den vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 24 september 1997 is, kort gezegd, voor recht verklaard dat De Volkskrant dus-doende in strijd handelt en heeft gehandeld met Stams auteurs-recht op die bijdragen en is De Volkskrant ver-oordeeld om de hierdoor geleden schade aan Stam te vergoeden.
4.2. De Volkskrant heeft aan al haar freelancers, en aldus ook aan Stam, een vergoeding aangeboden volgens de in 1998 door de Vereniging De Nederlandse Dagblad-pers (NDP) eenzijdig opge-stelde modelovereenkomst, die voor-ziet in een jaarlijkse vergoeding voor generiek hergebruik (omvattend alle elektroni-sche rechten) van werken van freelance dag-blad-journalisten van 2% van het honorarium voor het eerste gebruik. Stam heeft dit aanbod niet aanvaard.
4.3. Stam heeft van zijn kant het voorstel gedaan van een jaarlijkse vergoeding van 20% van het honorarium voor het gebruik in de krant, alsmede een vergoeding van ¦ 10.000,- voor schending van zijn morele rechten en een vergoeding van ¦ 5.000,- voor verlies van exclusiviteit. De Volkskrant is hier niet op ingegaan.
4.4. Bij het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, De Volkskrant veroordeeld tot betaling aan Stam van een - met rente te vermeerderen - schadevergoe-ding van ¦ 35.977,61, berekend op basis van 4% van het (door Stam voor de publicatie in de krant ontvangen) jaar-honorarium voor de eerste uitgave van de cd-rom waarop zijn werk is opgenomen en 2% van dit jaarhonorarium voor elke volgende uitgave met hetzelfde werk, alsmede 3% van het jaar-honorarium voor het eerste jaar dat het werk van Stam op de website is geplaatst en 1,5% voor elk volgend jaar dat het-zelfde werk daarop is blijven staan. Voorts is, op straffe van dwangsom-men, De Volkskrant bevolen het ter beschikking stellen aan derden van de cd-rom met werken van Stam en het opgenomen houden van werken van Stam op de website te staken.
4.5. Stam (grieven 1, 3 en 4) en De Volkskrant (grieven 1, 5 en 6) hebben ieder bezwaren ingebracht tegen de voormelde bereke-ning van de schadevergoeding. Daarbij wijzen zij erop dat de recht-bank geen inzicht heeft gegeven hoe zij tot dit oordeel is geko-men. In het vonnis is overwogen dat partij-en de in aan-merking te nemen factoren en omstandigheden, die ten grond-slag moeten worden gelegd aan de vaststelling van de schade, hebben aange-voerd en dat, nu de commissie Frequin/Hu-genholtz er ook niet uit is gekomen, de schade-vergoe-ding zonder nader onder-zoek van des-kundigen zal worden vastge-steld. Daar-bij heeft de recht-bank, in navolging van partijen, aange-knoopt bij de door Stam met De Volkskrant overeen-gekomen vergoeding voor eenmali-ge publica-tie in de krant. Dit heeft geresulteerd in een begroting van de schade volgens voormelde percentages, waarbij in het vonnis verder geen andere motive-ring is gegeven dan dat "alle omstan-dighe-den in aanmerking (zijn) genomen".
4.6. Voor zover de bezwaren van Stam gericht zijn tegen de berekening op basis van zijn door De Volkskrant becijferde jaarhonora-ri-um voor de (eenmalige) publicatie van zijn werken in de krant, in plaats van over zijn honorarium per werk, heeft Stam daarbij - zoals hierna zal blijken - onvoldoende belang en kan hij hierin niet worden gevolgd. Het is juist dat auteurs als Stam in beginsel recht hebben op een individuele benadering van individuele werken. In het onderhavige geval staat echter tussen partij-en als over en weer niet dan wel onvol-doen-de bestreden vast, dat alle in de krant ver-sche-nen bijdra-gen van Stam, waaronder in elk geval 392 filmre-censies, op de websi-te zijn geplaatst. Hij heeft, gelijk hij erkent, jaar-lijks een - fiscaal voorge-schre-ven - opgave van De Volks-krant gekregen van de aan hem be-taalde honoraria en hij moet dus geacht worden zeer wel in staat te zijn om de ten proces-se door De Volkskrant opge-geven cijfers te controle-ren. Tegen deze ach-tergrond en gelet op het feit dat, behoudens - evenwel uitgebleven - sterke aanwijzingen van het tegendeel ervan mag worden uitgegaan dat de jaarhonoraria de (juiste) optelsom vormen van alle afzonderlijke honoraria, heeft Stam onvoldoen-de toegelicht en onderbouwd dat nadere opgave van het honora-rium per werk nodig is en dat de opgegeven jaarhonoraria geen bruikbaar uit-gangs-punt bieden voor de vaststelling van de schade. Hantering van dit uit-gangspunt wordt trouwens op zichzelf, als methode, niet door Stam aange-vochten.
4.7. Nu Stam aldus over voldoende informatie beschikt om, indien wordt uitgegaan van percentages over het initieel hono-rarium en daargelaten de hoogte van die percentages, de omvang van zijn schade te berekenen ofwel de omvang van de door De Volkskrant aan hem uit te keren schadevergoeding te controle-ren, heeft hij geen belang bij de door hem mede gevor-derde accoun-tants-verklaring. De grieven 3 en 4 van Stam treffen daarom geen doel.
4.8. De verdere bezwaren van Stam hebben betrekking op de vaststelling door de rechtbank van de, wegens het gebruik op de website, door hem gele-den schade volgens voormelde percen-tages. Hij acht een per-cen-tage van 3% niet redelijk omdat dit geen recht doet aan de ernst van de gepleegde inbreuk op zijn auteursrecht. Even-min acht hij het redelijk dat voor opvol-gen-de jaren (de zogenoemde "doorstuiters") het per-cen-tage wordt gehal-veerd. Stam wijst er op dat tussen de Neder-landse Vereni-ging van Journa-listen NVJ (die in haar tarieven-lijst van oktober 1998 uitgaat van 20%) en de NDP (die 2% hanteert zoals hierbo-ven gemeld) geen overeenstemming is bereikt. Naar hij aanvoert loopt de NVJ, blijkens verricht onderzoek, met haar tarief-stel-ling in de pas met hetgeen (internationaal) in de markt als rede-lijk wordt gezien.
4.9. Van haar kant heeft De Volkskrant eveneens bezwaren ingebracht tegen de door de rechtbank bij de schadeberekening aangehouden percentages, zowel die voor de website als voor de cd-rom. Volgens De Volkskrant is onvoldoende rekening gehouden met de inspannin-gen, investeringen en verliezen die zij en andere krantenuit-gevers zich moeten getroosten voor het benut-ten van de nieuwe media, terwijl van de freelancers zoals Stam geen extra in-spanning wordt verlangd en zij geen risico lopen. Zij voert aan dat meergenoemd 2%-aanbod, als vergoeding voor generiek hergebruik en dus niet per medium, door ongeveer de helft van de freelancers van PCM (uitgeefster van De Volks-krant en enkele andere dagbladen) is aanvaard. Volgens De Volkskrant leidt de door de rechtbank toegekende schadevergoe-ding tot veel hogere bedragen dan die welke Stam in redelijk-heid had kunnen bedingen wanneer - tevoren - zijn toestemming was gevraagd, hetgeen zij de enig juiste maat-staf acht. Zij meent dat, gelet op de be-drijfseco-nomische aspecten die aan de bepaling van de scha-deomvang zijn verbonden, deskundigenbe-richt moet worden inge-wonnen.
4.10. Bij de beoordeling is van belang, dat het hier gaat om een relatief nieuwe ontwikkeling inzake (elektronisch) herge-bruik van werken van (free lance) journalisten. De over en weer naar voren gebrachte berekeningsmodellen zijn in het maat-schappelijk veld niet voldoende breed aanvaard om bruikba-re aanknopingspunten te bieden voor de vaststelling van het-geen hier als ge-brui-kelijk tarief of standaardver-goeding heeft te gelden. Juris-prudentie heeft zich nog niet ontwikkeld.
4.11. Het in juni 2000 uitgebrachte NVJ-rapport "Vergoedingen elektronisch hergebruik", waarnaar Stam verwijst, bevat geen harde conclusies. De Volkskrant wijst daar terecht op en heeft bij gele-genheid van het pleidooi haar uitvoerige kritiek onderbouwd met een schriftelijke reactie van mr. M.J. Frequin, verbonden aan het Nederlands Uitgeversverbond NUV. Dit rap-port is dan ook niet genoegzaam om de stel-ling te dragen, dat de NVJ met haar ta-rief-stelling in de pas zou lopen met hetgeen (in-terna-tionaal) over het alge-meen als een rede-lijke vergoe-ding wordt gezien. Of de door de rechtbank gehan-teerde percen-tages daarbij achterblijven staat dus nog te bezien.
4.12. Voor zover De Volkskrant, ter bepaling van wat hier als redelijk tarief heeft te gelden, zich beroept op bedrijfseco-nomische aspecten van het benutten van de nieuwe media, kan daaraan geen zelf-standige betekenis worden toegekend. De Volkskrant heeft immers zelf voor het elektronisch hergebruik van de desbetreffende werken gekozen, zonder tevo-ren de au-teurs-rechte-lijk vereiste toestemming te verkrij-gen van de journa-lis-ten wier werken zij op de cd-rom en de website heeft opge-nomen. Het gaat dan niet aan om, zoals De Volkskrant heeft voorgesteld onder verwijzing naar het experimentele stadium van deze media, achteraf de vergoeding te baseren op de met het elektronisch hergebruik behaalde bruto-omzet. Dat zet de zaken op hun kop. De stelling dat De Volkskrant met deze nieuwe media geen winst zou maken staat, gelijk in het door de recht-bank aangehaalde vonnis van 24 september 1997 terecht (in rov. 19) is overwo-gen, in begin-sel niet in de weg aan toewij-zing van schadever-goeding. De bedrijfseconomische omstandighe-den zullen echter, in het licht van de hierna te bespreken verdere beoordeling van de in het geding zijnde hoofdvraag naar de schadevergoe-ding, wel indirect een rol kunnen spelen.
4.13. Evenmin kan hier de doorslag geven dat volgens De Volks-krant circa 50% van de 1300 PCM-freelancers accoord is gegaan met de door De Volkskrant aange-boden 2%-regeling. Dit miskent immers onder meer de onderhande-lingspositie die de freelancers zouden hebben gehad indien hun toestemming tevoren was ge-vraagd.
4.14. Beide partijen zijn het niet eens met de door de recht-bank, ter vaststelling van de schadevergoeding, gehanteerde percentages. Nu andere, bruikbare aanknopings-punten ontbreken zal het hof aansluiting zoeken bij het, in eerste aanleg, in het geding gebrachte Advies van Prof.mr. P.B. Hugenholtz en mr. M.J. Frequin van 14 juni 1999. Aan deze beide deskundigen, aangewezen door de NVJ respectievelijk door PCM, was advies ge-vraagd over een regeling voor hergebruik van werken van free-lance journalis-ten, die zijn verschenen in de door PCM-uitge-vers uitgegeven dagbladen. Met betrekking tot reeds herge-bruikte werken ver-meldt dit advies:
Schadevergoedingen wegens auteursrecht-inbreuk worden in de regel gerelateerd aan het honorarium dat in geval van toestemming zou zijn bedongen, vermeerderd met een compensatie voor de aantasting van het recht, dat naar redelijkheid en billijkheid van geval tot geval wordt vastgesteld. Vaste regels zijn daarvoor niet te geven. De Commissie stelt voor dat partijen het eerst eens worden over de honorering voor de experimentele periode van drie jaar. Deze honorering zou vervolgens als uitgangspunt kunnen dienen voor het vaststellen van de schade-vergoeding voor het hergebruik voorafgaande aan deze periode.
Waar partijen het ook over bovengenoemde experimentele perio-de van drie jaar (die betrekking had op een nog op te zetten Nederlandse Pers Databank en waarvoor in het Advies als ver-goedingsmodel een mengvorm werd aanbevolen, te relateren aan enerzijds het initieel honorarium en anderzijds de gereali-seerde omzet) niet eens zijn geworden en het hof, anders dan de recht-bank, in de naar voren gekomen omstan-digheden onvol-doende houvast vindt om de schade te kunnen begroten, zal het hof thans de richting aangeven van het verdere debat. Daarbij dient te worden uitge-gaan van het, ook door de commis-sie Frequin/Hugen-holtz als referentiepunt aange-geven, honora-rium dat Stam zou hebben bedongen en redelijker-wijs ook zou kunnen hebben ont-vangen als zijn toestemming tot opname van zijn werken op de website en/of de cd-rom vooraf zou zijn gevraagd, te vermeerderen met een compensatie voor de door Stam overi-gens door de inbreuk gele-den schade, waarover hieronder nader. Het komt voorshands noodza-kelijk voor dat een onderzoek daar-naar wordt verricht door één of meer door het hof te benoemen deskun-digen teneinde daarover schrifte-lijk te berichten. In zoverre treffen de grieven over en weer doel.
4.15. Aan het door Stam in hoger beroep gehandhaafde bezwaar tegen een deskun-digen-onderzoek wordt voorbijgegaan. Het hof vermag niet in te zien, dat uit voormeld advies van de commis-sie Frequin/Hugen-holtz noodzakelijk zou volgen dat een derge-lijk onderzoek niet tot een eensluidend advies zou kunnen leiden. Deze beide deskundi-gen hebben immers uitdrukkelijk geen uitspraak gedaan over de hoogte van een redelijk tarief of schadevergoeding, maar hebben zich ertoe beperkt de kaders aan te geven waarbin-nen partijen tot overeenstemming hebben te komen.
4.16. Naast en boven het aan Stam als schadevergoeding toeko-mende honorarium, maakt hij terecht ook aanspraak op compensa-tie van overige geleden schade, door hem aangeduid als verlies van exclusivi-teit. Door de inbreuk op zijn auteursrecht is hem immers de mogelijkheid ontnomen om over de onderwerpelijke exploitatie van zijn werk vooraf te onderhandelen, en heeft hij zich achteraf tijd en kosten moeten getroosten om staking van de inbreuk en betaling van een vergoeding te bewerkstelli-gen. Deze schade, als door Stam gesteld en voldoende aanneme-lijk gemaakt, kan niet inbegrepen worden geacht in het honora-riumbe-drag dat hem ook zonder inbreuk zou zijn toegeko-men. In zover-re slaagt grief 2 van Stam. Het hof zal de hoogte van deze post in een later stadium van de procedure vaststellen.
4.17. Met betrekking tot de overige door partijen voorge-dragen grieven wordt thans reeds als volgt geoordeeld.
4.18. Ter toelichting op haar grief 3 wijst De Volkskrant er terecht op, dat in het vonnis van 1997 geen schending van enig moreel recht is geconstateerd doch slechts de mogelijkheid daarvan werd opengelaten. In de onderhavige procedure heeft Stam zijn vorde-ring terzake van een zodanige schending vol-strekt onvoldoende onderbouwd. De verwijzing naar een 'droit de publication' faalt reeds om reden dat het hier gaat om werken die al eerder door publicatie in de krant in de open-baarheid waren gebracht. Bovendien is gesteld noch geble-ken dat Stam, indien tevoren daarnaar gevraagd, zijn toestem-ming tot opname op de website en/of de cd-rom zou hebben gewei-gerd. Het op schade aan morele rechten gegronde onderdeel van de vorde-ring van Stam is daarom niet toewijsbaar en grief 2, voor zover hierop betrek-king hebbende, faalt.
4.19. De grieven 2 en 4 van De Volkskrant behoeven geen behan-deling wegens gebrek aan belang. Stam vordert in hoger beroep niet langer een verbod van inbreukmakende handelingen en het hof maakt uit de stellingen van partijen op dat De Volkskrant het gebruik van zijn werken op cd-rom en/of website heeft gestaakt. Ge-steld noch gebleken is dat Stam krachtens het uitvoerbaar bij voor-raad verklaarde vonnis waarvan beroep dwangsommen heeft geëxe-cuteerd. De vraag in hoeverre de duur van het voortgezette gebruik door De Volkskrant doorwerkt in de vaststelling van de schadevergoeding zal door de deskundi-gen in hun onderzoek moeten worden betrokken.
5. Samenvatting en conclusie
5.1. Het komt voorshands noodzakelijk voor dat door het hof een of meer des-kundigen worden benoemd teneinde omtrent de volgende vraagpunten hun oordeel te verkrijgen.
a. Welk honorarium zou Stam voor het elektronisch herge-bruik van zijn in de krant verschenen werken op cd-rom (vanaf 1994) en op internet (vanaf 1996), naar de toenmalige stand van zaken, in redelijkheid van De Volkskrant hebben kunnen bedingen en in rede-lijkheid ook hebben ontvangen, indien vooraf zijn toestem-ming daarvoor zou zijn gevraagd?
b. Gaat het hierbij om een honorarium voor generiek herge-bruik of dient te worden onderscheiden in hergebruik per (elektronisch) medium?
c. Kunt u gespecificeerd aangeven welke overige factoren bij het bepalen van deze vergoeding in aanmerking zijn genomen en in welke mate? In hoeverre is de tijdsduur van het onder a. bedoelde herge-bruik hierbij van betekenis?
d. Geeft uw onderzoek aanleiding tot het maken van andere opmerkingen, die van belang kunnen zijn voor een juiste beoor-deling van deze zaak?
5.2. De partijen dienen zich uit te laten over het aantal van de te benoemen deskundigen en naam en adres van in aanmerking komende personen op te geven. Hun wordt in overweging gegeven hieromtrent op voorhand met elkaar in overleg te treden ten-einde zo enigszins mogelijk een gezamenlijk, eensluidend voorstel aan het hof te doen.
5.3. De partijen kunnen zich tevens, zo mogelijk eensluidend, uitlaten over de vraagpun-ten waaromtrent het oordeel van de deskun-dige(n) zal worden ge-vraagd en in het bijzonder over concrete vragen die zij aan de deskundige(n) willen doen stellen.
5.4. Dit leidt tot de volgende beslissing, waarbij het hof aanleiding vindt - voorzover rechtens vereist - het cassatie-be-roep te beperken.
6. Beslissing
Het hof:
in het principaal appel en in het incidenteel appel
- verwijst de zaak naar de rol van 30 mei 2002 opdat beide partijen, zo mogelijk gezamenlijk, zich bij akte uitlaten als in dit arrest onder 5. is vermeld;
- houdt iedere verdere beslissing aan;
- verklaart - voorzover rechtens vereist - dat het beroep in cassatie van deze uit-spraak niet dan tegelijk met het eindar-rest zal kunnen worden inge-steld.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Lingen, Van Hartingsveldt en Visser en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2002.