GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Vierde Enkelvoudige Belastingkamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
twee uitspraken van het hoofd van de Belastingdienst P, de inspecteur, gedagtekend 28 februari 2001, betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen over het tijdvak 1 oktober 1998 tot en met 31 mei 2000, en gedagtekend 9 maart 2001, betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting over hetzelfde tijdvak.
Het beroep is behandeld ter zitting van 31 januari 2002.
Beslissing
Het Hof:
- verklaart het beroep gegrond;
- bevestigt de bestreden uitspraak met betrekking tot de naheffingsaanslag loon-belasting/premie volksverzekeringen;
- vernietigt de bestreden uitspraak met betrekking tot de omzetbelasting;
- verklaart belanghebbende ontvankelijk in zijn bezwaar tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting;
- handhaaft de naheffingsaanslag omzetbelasting;
- gelast de Staat het gestorte griffierecht ad ƒ 225 (€ 102,10) aan belanghebbende te vergoeden; en
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een beloop van € 322 en wijst de Staat aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen.
Gronden
1. Bij brief van 5 september 2000, door de inspecteur ontvangen op 9 september 2000, schrijft de toenmalige gemachtigde van belanghebbende, A, aan de inspecteur onder meer het volgende:
" Betreft: Verzoek tot uitstel van betaling inzake aanslagnummer 0779.20.053.A010500/F010501 t.n.v. X.
(…)
Bovenstaande aanslagen zijn derhalve ambtshalve opgelegd en waarschijnlijk niet evenredig met de daadwerkelijke aangiften.
Daar niet bekend is of deze aanslagen terecht zijn en de administratie niet verwerkt is de heer X niet in staat is deze aanslagen ineens te voldoen, wij verzoeken u dan ook ons in de gelegenheid te stellen de administratie alsnog te verwerken, opdat de aangifte volgens de verwerkte administratie kan worden gedaan. "
2. De in geding zijnde naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen is gedagtekend 20 juli 2000. Niet gesteld of aannemelijk geworden is dat de dag van dagtekening ligt voor de dag van de bekendmaking. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigt derhalve met (donderdag) 31 augustus 2000. De hiervoor onder 1 vermelde brief is niet ontvangen voor het einde van de termijn en evenmin binnen een week na afloop van de termijn. Het is derhalve geen tijdig ingediend bezwaarschrift. Er zijn geen omstandigheden gesteld of aannemelijk geworden die aanleiding zouden kunnen zijn voor het oordeel dat de indiener niet in verzuim is geweest. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende terecht niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar tegen de naheffingsaanslag loon-belasting/premie volksverzekeringen.
3. De inspecteur stelt dat de hiervoor onder 1 aangehaalde brief niet kan gelden als een bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting, maar slechts als een verzoek om uitstel van betaling. Naar het oordeel van het Hof blijkt uit de bedoelde brief onvrede met de opgelegde naheffingsaanslag, zodat zij dient te worden aangemerkt als een bezwaarschrift. Nu evenbedoelde brief, naar niet in geschil is, voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen, is belanghebbende ontvankelijk in zijn bezwaar. Reeds hierom moet de bestreden uitspraak met betrekking tot de omzetbelasting worden vernietigd.
4. Belanghebbende heeft geen grieven geuit tegen de hoogte van de in geding zijnde naheffingsaanslag omzetbelasting en evenmin tegen de gelijktijdig daarmee opgelegde boete. Ook anderszins is niet aannemelijk geworden dat deze naheffingsaanslag of deze boete tot te hoge bedragen zijn opgelegd. Het Hof zal de naheffingsaanslag dan ook handhaven.
Proceskosten
Nu het beroep gegrond is, veroordeelt het Hof de inspecteur in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage van het Besluit opgenomen tarief op: 1 (proceshandelingen: beroepschrift) ´ 1 (wegingsfactor gewicht van de zaak) ´ € 322, ofwel € 322.
De uitspraak is gedaan op 14 februari 2002 door mr. Bijl, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van de Merwe als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.