ECLI:NL:GHAMS:2002:AE0080

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
23-002132-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en vrijspraak in hoger beroep na niet wettig bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 maart 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht, dat op 13 juni 2001 was gewezen. De verdachte, R., was gedetineerd en had een tenlastelegging tegen zich, waarvan de inhoud was opgenomen in de inleidende dagvaarding. Het hof heeft het onderzoek in eerste aanleg en hoger beroep gevolgd, waarbij de zittingen plaatsvonden op verschillende data, waaronder 31 oktober 2000, 12 december 2000, 30 mei 2001 en 25 februari 2002.

Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman in overweging genomen. Na beoordeling van de zaak heeft het hof geconcludeerd dat het vonnis waarvan beroep niet kon worden gehandhaafd, omdat de bewezenverklaring niet wettig en overtuigend was. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten 1 en 2.

Daarnaast heeft de benadeelde partij, B., een schadevergoeding van ƒ 3000,- ingediend. Aangezien de verdachte werd vrijgesproken, verklaarde het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tegen de verdachte. Het hof heeft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven. Deze uitspraak is gedaan door de tweede meervoudige strafkamer van het Gerechtshof Amsterdam, met de rechters M. Haentjens, A. Den Ottolander en J. Wiarda, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 11 maart 2002. Mr. Wiarda was niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

arrestnummer
rolnummer 23-002132-01
datum uitspraak 11 maart 2002
tegenspraak
Verkort arrest van het Gerechtshof te Amsterdam
gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Utrecht van 13 juni 2001 in de strafzaak onder parketnummer 16/022020-00 tegen
R.
geboren (…),
wonende te (…),
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting (…).
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 31 oktober 2000 en - na tussenvonnis van 14 november 2000 - van 12 december 2000 en 30 mei 2001 en in hoger beroep van 25 februari 2002.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaar-ding. Van de dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De inhoud daarvan wordt hier overgenomen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het zich daarmee niet verenigt.
De bewezenverklaring
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De vordering tot schadevergoeding
B., wonende te (…), heeft zich als benadeelde partij in deze strafzaak gevoegd en een vordering van geleden schade tot een bedrag van ƒ 3000,- ingediend.
Nu verdachte van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken zal het hof de benadeelde partij in haar vordering tegen verdachte niet-ontvankelijk verklaren.
De beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tegen verdachte.
Heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op.
Dit arrest is gewezen door de tweede meervoudige strafkamer van het gerechts-hof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Haentjens, Den Ottolander en Wiarda, in tegen-woordig-heid van mr. Smeenk als grif-fier, en is uitge-spro-ken op de open-bare terecht-zit-ting van dit ge-rechtshof van 11 maart 2002.
Mr. Wiarda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.