ECLI:NL:GHAMS:2002:AE0080
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M. Haentjens
- A. Den Ottolander
- J. Wiarda
- Rechtspraak.nl
Vernietiging vonnis en vrijspraak in hoger beroep na niet wettig bewijs
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 maart 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht, dat op 13 juni 2001 was gewezen. De verdachte, R., was gedetineerd en had een tenlastelegging tegen zich, waarvan de inhoud was opgenomen in de inleidende dagvaarding. Het hof heeft het onderzoek in eerste aanleg en hoger beroep gevolgd, waarbij de zittingen plaatsvonden op verschillende data, waaronder 31 oktober 2000, 12 december 2000, 30 mei 2001 en 25 februari 2002.
Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman in overweging genomen. Na beoordeling van de zaak heeft het hof geconcludeerd dat het vonnis waarvan beroep niet kon worden gehandhaafd, omdat de bewezenverklaring niet wettig en overtuigend was. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten 1 en 2.
Daarnaast heeft de benadeelde partij, B., een schadevergoeding van ƒ 3000,- ingediend. Aangezien de verdachte werd vrijgesproken, verklaarde het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tegen de verdachte. Het hof heeft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven. Deze uitspraak is gedaan door de tweede meervoudige strafkamer van het Gerechtshof Amsterdam, met de rechters M. Haentjens, A. Den Ottolander en J. Wiarda, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 11 maart 2002. Mr. Wiarda was niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.