ECLI:NL:GHAMS:2002:AD9696

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1229/01SKG
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Coeterier
  • J. van der Reep
  • M. Arisz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leeftijdsdiscriminatie en de KNVB: Beoordeling van de leeftijdsgrens voor scheidsrechters in het jeugdvoetbal

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam werd behandeld, ging het om een hoger beroep van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) tegen een vonnis van de president van de rechtbank te Utrecht. De zaak betreft de vraag of de KNVB zich schuldig heeft gemaakt aan leeftijdsdiscriminatie door de 70-jarige leeftijdsgrens voor scheidsrechters in het jeugdvoetbal te handhaven. Geldof, de eiser, was van mening dat deze leeftijdsgrens onterecht was en dat hij, ondanks zijn leeftijd, in staat was om als scheidsrechter te functioneren. De KNVB had de leeftijdsgrens ingesteld als een objectief criterium voor het beëindigen van functies van officials, maar het hof moest beoordelen of dit onderscheid gerechtvaardigd was.

Tijdens de zitting op 1 februari 2002 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De KNVB voerde aan dat de leeftijdsgrens noodzakelijk was voor de organisatie en dat het een legitiem doel diende. Geldof betwistte dit en stelde dat de KNVB niet over een adequaat instrumentarium beschikte om de geschiktheid van scheidsrechters op individuele basis te beoordelen. Het hof oordeelde dat de KNVB, hoewel zij een grote groep officials had, niet kon aantonen dat het maken van een uitzondering voor Geldof onpraktisch zou zijn.

Het hof concludeerde dat de grieven van de KNVB slaagden, en vernietigde het vonnis van de rechtbank. De vorderingen van Geldof werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor organisaties om zorgvuldig om te gaan met leeftijdsgrenzen en de rechtvaardiging daarvan, vooral in het licht van gelijke behandeling en non-discriminatie.

Uitspraak

28 februari 2002
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de vereniging KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND,
gevestigd te Zeist,
APPELLANTE,
procureur: mr. B.J.H. Crans,
t e g e n
J.GELDOF,
GEINTIMEERDE,
procureur: mr. R.J.A.M. Sträter.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna de de KNVB en Geldof genoemd.
Bij exploot van 5 november 2001 is de KNVB in hoger beroep ge-komen van het vonnis van de president van de rechtbank te Utrecht van 23 oktober 2001, in kort geding onder nr. 135909/KG ZA 01/952 gewezen tussen Geldof als eiser en de KNVB als gedaagde. De appèldagvaarding bevat de grieven.
Bij memorie van grieven heeft de KNVB overeenkomstig het ap-pèlexploot tegen het vonnis waarvan beroep tien grieven aange-voerd, een bewijsaanbod gedaan en geconcludeerd dat het hof bij arrest uitvoerbaar bij voorraad dat vonnis zal vernietigen en de oorspronkelijke vordering alsnog zal afwijzen, met ver-oordeling van Geldof in de kosten van het geding in beide in-stanties.
Bij memorie van antwoord heeft Geldof de grieven bestreden en geconcludeerd dat het hof het vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van de KNVB in de kosten van het geding in hoger beroep.
Vervolgens hebben partijen ter terechtzitting van het hof van 1 februari 2002 haar standpunten nader doen toelichten aan de hand van nadien overgelegde pleitnotities, de KNVB door mr. Y. van Gemerden, advocaat te 's Gravenhage, en Geldof door mr. E.J.A. Vilé, advocaat te Utrecht. Bij die gelegenheid zijn door de KNVB nog producties in het geding gebracht.
Tenslotte hebben partijen de stukken van het geding in beide instanties, waarvan de inhoud als hier ingevoegd geldt, aan het hof overgelegd voor het wijzen van arrest.
2. Grieven
Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar het appèl-exploot.
3. Feiten
De president heeft in overweging 2 onder 2.1 tot en met 2.3 de in dit geding vaststaande feiten vermeld. Hieromtrent bestaat geen geschil zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
4. Beoordeling
4.1. Het gaat in dit geding om de vraag of de KNVB door Geldof (geboren op 31 mei 1931) bij brief van 5 juni 2001 mede te de-len dat hij in verband met het bereiken van de 70-jarige leef-tijd niet meer voor de KNVB als scheidsrechter jeugdvoetbal werkzaam kan zijn, zich jegens Geldof schuldig heeft gemaakt aan leeftijdsdiscriminatie, althans aan handelen in strijd met de redelijkheid en de billijkheid, althans aan onrechtmatig handelen.
4.2. Geldof heeft bij de dit geding inleidende dagvaarding ge-vorderd de KNVB op voornoemde gronden te veroordelen hem toe te laten als scheidsrechter in het jeugdvoetbal van de KNVB, met inachtneming van de gebruikelijke geschiktheidvereisten en af te leggen conditietesten en spelregeltoetsen, welke vorde-ring door de president is toegewezen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag liggende motivering is de KNVB met tien grieven opgekomen. De grieven, die zich voor gezamenlijke behandeling lenen, beogen het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen.
4.3. De president heeft, voor zover thans van belang, overwo-gen dat van een ongerechtvaardigd onderscheid op grond van leeftijd sprake is indien voor het gemaakte onderscheid geen objectieve rechtvaardiging kan worden aangewezen. Dit bete-kent, aldus de president, dat het onderscheid moet zijn ge-richt op een redelijk doel en voorts doelmatig is en passend (proportioneel). Bij de beoordeling van de proportionaliteit van het hanteren van een leeftijdsgrens met betrekking tot Geldof is de president eerst nagegaan of de KNVB over een in-strument beschikt voor de beoordeling van de geschiktheid van individuele scheidsrechters voor het leiden van wedstrijden in het jeugdvoetbal, hetgeen niet het geval bleek te zijn. Aange-zien de KNVB evenwel met betrekking tot scheidsrechters in het betaald voetbal wel beschikt over een adequaat instrumentarium om de geschiktheid van individuele scheidsrechters te beoorde-len heeft de president, kort gezegd, geoordeeld dat door de KNVB zonder veel moeite en kosten een instrumentarium kan wor-den gerealiseerd dat op een adequate wijze de groep scheids-rechters waarvan Geldof deel uitmaakt beoordeelt ten aanzien van hun geschiktheid om in het amateurvoetbal, waaronder jeugdvoetbal, werkzaam te zijn. De president overwoog hierbij dat dit aangepaste instrumentarium slechts op een beperkte groep van toepassing zal zijn, immers niet zal gelden voor de in artikel 4 lid 8 van het Algemeen Reglement van de KNVB be-doelde functionarissen die niet werkzaam zijn als scheidsrech-ter.
4.4. Artikel 4 lid 8 van het Algemeen Reglement (laatstelijk gewijzigd in de bondsvergadering van 28 juli 2001) luidt als volgt:
Indien een lid van de KNVB, dat in een functie is benoemd door een bestuur, in een jaar de leeftijd van 70 jaar bereikt, kan het lid slechts in functie blijven tot en met de 30e juni van dit jaar.
De KNVB heeft indertijd, naar zij stelt, de leeftijdsgrens in-gevoerd opdat zij een objectief criterium zal hebben met be-trekking tot het neerleggen van functies door officials (pleitnota hoger beroep sub 3). Indertijd was gebleken dat binnen de vereniging behoefte bestond aan die leeftijdsgrens. Een dergelijk leeftijdsontslag is volgens de KNVB objectief gerechtvaardigd en ook in de sportwereld maatschappelijk aan-vaard, in welk verband de KNVB verwijst naar het eind vorig jaar invoeren van de 70-jarige leeftijdsgrens door de UEFA. Voorts wijst de KNVB erop dat die verplichte beëindiging van het uitoefenen van de functie van official via democratische besluitvorming binnen de KNVB tot stand is gekomen. Wanneer de door de president voorgestane maatregel zou worden toegepast zou dit tot gevolg hebben, aldus de KNVB, dat voor officials die niet werkzaam zijn als scheidsrechter de leeftijdsgrens van 70 jaar wel blijft gelden, met als gevolg dat wordt gedis-crimineerd binnen de groep van officials, in totaal een groep van circa 20.000 man (pleitnota hoger beroep sub 22), welke binnen de KNVB circa 20 verschillende functies bekleden. Wan-neer ook andere officials aanspraak maken op het ontwikkelen door de KNVB van een adequaat instrumentarium om te bewerk-stelligen dat ook voor hen de leeftijdsgrens niet meer geldt kan dit niet op eenvoudige wijze gebeuren, terwijl bovendien voor verschillende officials verschillende criteria zullen gaan gelden, wat tot grote onrust en discussie zal leiden. Dit alles brengt volgens de KNVB mede dat de gestelde leeftijds-grens ook aan de vereisten van doelmatigheid en proportionali-teit voldoet. Tot slot stelt de KNVB zich op het standpunt (pleitnota hoger beroep sub 28) dat de KNVB als vereniging veel vrijheid heeft om haar eigen structuur te kiezen en haar eigen regels te stellen en dat de president door de KNVB cri-teria op te leggen voor de beoordeling van scheidsrechters amateurvoetbal op de stoel van het bestuur van de KNVB is gaan zitten.
4.5. Zoals ook Geldof naar aanleiding van het beroep van de KNVB op de EG-richtlijn tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000) stelt (mva sub 17), werd de uitzondering bij het bereiken van de pensioenge-rechtigde leeftijd tot nu toe geaccepteerd als objectief cri-terium, om te voorkomen dat in bepaalde bedrijfstakken of be-paalde bedrijven per geval zou moeten worden beoordeeld of een werknemer nog in staat was na de 65-jarige leeftijd volledig en goed te functioneren. Geldof voegt hieraan toe dat het, ge-zien het huidige regeringsbeleid, te verwachten is dat flexi-bele pensioenregelingen zullen ontstaan. Geldof laat zich er evenwel niet over uit hoe die regelingen eruit zullen zien en stelt met name niet dat in de lijn der verwachting ligt dat er een recht op doorwerken na het 70e jaar komt. Overigens stelt Geldof (mva sub 59), dat uiteraard de gehanteerde leeftijds-grenzen in arbeidsrechtelijke verhoudingen niet zonder meer toegepast kunnen worden op de lidmaatschapsverhouding tussen Geldof en de KNVB. In dit verband wijst het hof erop dat de richtlijn vaststelt (considerans onder 5), dat deze geen af-breuk doet aan de vrijheid van vereniging.
4.6. De president heeft overwogen dat het door hem bedoelde instrumentarium niet zal gelden voor functionarissen, niet-scheidsrechter, nu dit instrumentarium daarvoor niet bedoeld en geschikt is. Waarom een dergelijk verschil in behandeling tussen de diverse functionarissen gerechtvaardigd is en waarop dit berust geeft de president evenwel niet aan. Desgevraagd heeft de KNVB ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat circa 500 officials in circa 20 functies binnenkort de leef-tijd van 70 jaar zullen bereiken. Het standpunt van de KNVB, dat dit een te grote groep is, verdeeld over te veel catego-rieën om een individuele benadering praktisch hanteerbaar te maken, komt het hof voorshands aanvaardbaar voor. De KNVB kan als vereniging niet het recht worden ontzegd om bij haar demo-cratische besluitvorming de grenzen van hetgeen organisato-risch mogelijk is te laten meewegen. Dat dit leidt tot een on-gerechtvaardigd onderscheid op grond van leeftijd wordt wel gesteld (mva sub 23), maar waarom dit onderscheid ongerecht-vaardigd zou zijn wordt verder niet duidelijk gemaakt.
Naar het voorlopig oordeel van het hof is de leeftijdsgrens van 70 jaar objectief gerechtvaardigd door een legitiem doel, is deze doelmatig en proportioneel.
4.7. Een en ander brengt mee dat de grieven, die verder geen afzonderlijke behandeling behoeven, slagen. Het vonnis waarvan beroep dient mitsdien te worden vernietigd en de vorderingen van Geldof moeten alsnog worden afgewezen. Geldof zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.
5. Beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende,
wijst de gevraagde voorzieningen af;
veroordeelt Geldof in de kosten van het geding in hoger be-roep, tot op deze uitspraak aan de zijde van de KNVB begroot op € 2.608,57;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Coeterier, Van der Reep en Arisz en is in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2002.