ECLI:NL:GHAMS:2002:AD9569

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
23-002944-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijke vrijheidsberoving en afpersing met vuurwapen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Turkije) en thans gedetineerd, was samen met een medeverdachte betrokken bij een gewelddadige afpersing. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk wederrechtelijk van de vrijheid beroven van twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], en het afpersen van een aanzienlijk geldbedrag. De feiten vonden plaats op 26 april 2001, toen de verdachte en zijn medeverdachte de slachtoffers in hun auto volgden en hen onder bedreiging van een vuurwapen dwongen om geld af te geven. Tijdens de autorit werd de verdachte beschuldigd van het tonen van een vuurwapen en het uiten van bedreigingen, waarbij hij de slachtoffers vertelde dat ze moesten doen wat hij zei, anders zou hij hen doden. De verdachte heeft verklaard dat hij het vuurwapen aan zijn medeverdachte heeft overhandigd, terwijl de medeverdachte beweerde dat de verdachte zelf heeft geschoten. Het hof oordeelde dat er sprake was van nauwe samenwerking tussen de verdachten, wat leidde tot de conclusie dat beiden zich schuldig maakten aan medeplegen van de feiten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een gevangenisstraf van zeven jaren op, waarbij het hof de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging nam. De rechtsorde was ernstig geschokt door de gewelddadige handelingen van de verdachten, en de straf was bedoeld als een passende reactie op deze ernstige inbreuk op de persoonlijke integriteit van de slachtoffers.

Uitspraak

arrestnummer
rolnummer 23-002944-01
datum uitspraak 25 februari 2002
tegenspraak
Verkort arrest van het Gerechtshof te [plaats]
gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te [plaats] van 24 augustus 2001 in de strafzaak onder parketnummer 16/130222-01 tegen een persoon zich noemende:
[verdachte],
die als zijn geboortedatum heeft opgegeven [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrich[plaats]erblijfplaats].
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 10 augustus 2001 en in hoger beroep van 11 februari 2002.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van de dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De inhoud daarvan wordt hier overgeno-men.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het zich daarmee niet verenigt.
De bewijslevering
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 is tenlastegelegd, met dien verstande dat hij:
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
op 26 april 2001 te [plaats], althans in het arrondissement [plaats] en/of te [plaats], gemeente [plaats] en/of te [plaats], gemeente [plaats], althans in het arrondissement [plaats] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtof[slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers is hij, verdachte opzettelijk wederrechtelijk in de voor een stoplicht stilstaande auto van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gestapt en heeft hij, verdachte, een vuurwapen aan die [slachtoffer 1] getoond en voorgehouden en meermalen een vuurwapen in de nek en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] gedrukt en/of gedrukt gehouden en tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gezegd: "Ruhig bleiben und naar [plaats] fahren, de stad uit" en "Rustig blijven, rustig. Ga rechtsaf richting autobaan [plaats]. Normaal rustig blijven, er gebeurt je niks als je naar me luistert" en "Jetzt machen sie alles was ich wil anders schiess ich" en tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] gezegd de voor die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] rijdende beige/cremekleurige personenauto te volgen en achter voornoemde beige/cremekleurige auto te stoppen;
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
op 26 april 2001 te [plaats], althans in het arrondissement [plaats] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer ƒ 40.000,-, toebehorende aan die [slachtoffer 1], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, aan die [slachtoffer 1] een vuurwapen heeft getoond en voorgehouden en een vuurwapen meermalen in de nek en tegen de slaap van die [slachtoffer 2] heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden en tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Wann ich das wille kann ik jullie direct doodschieten" en "Ik wil geld" en "Geef mij dat geld" en om de portemonnee van die [slachtoffer 1] heeft gevraagd;
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
op 26 april 2001 te [plaats], gemeente [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtof[slachtoffer 2] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met dat opzet als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte, of zijn mededader met een vuurwapen kogels op de wegrijdende auto waarin die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zich bevonden, geschoten, welke kogels voornoemde auto hebben geraakt.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het bewezenverklaarde onder 3.
Met betrekking tot de vraag of de verdachte ofwel [de medeverdachte], dan wel beiden heeft/hebben gepoogd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven overweegt het hof het volgende.
Vooropgesteld dient te worden dat, zoals onder 1 en 2 bewezenverklaard, de verdachte en [de medeverdachte] bewust en nauw samenwerkend Van Zweden en [slachtoffer 2] wederrechtelijk van hun vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden en geld hebben afgeperst van die [slachtoffer 1].
De verdachte heeft verklaard dat hij tijdens de rit naar [plaats] verschillende scenario´s met [de medeverdachte] heeft besproken om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van hun geld te beroven. [de medeverdachte] wist dat in de auto een vuurwapen lag waarin zich een aantal scherpe patronen bevond. De verdachte heeft het vuurwapen in het bijzijn van [de medeverdachte] doorgeladen. Voordat hij uit de auto van [de medeverdachte] stapte, heeft hij handschoenen aangetrokken.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wist hoe hij de trekker moest overhalen.
In [plaats] aangekomen vroeg verdachte aan [de medeverdachte], voordat hij met het doorgeladen pistool uitstapte uit de Peugeot en zou instappen in de Audi: "En dan?"
Volgens verdachte heeft [de medeverdachte] toen gezegd dat ze richting [plaats] zouden gaan.
Toen hij bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de auto was gestapt, heeft de verdachte tegen [slachtoffer 2] gezegd dat [slachtoffer 2] naar [plaats] moest rijden. Tijdens de autorit heeft de verdachte [de medeverdachte] gewenkt en met gebaren aangeduid dat hij met zijn auto voorop moest gaan rijden. Toen [de medeverdachte] voor de auto van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] reed, zei de verdachte tegen [slachtoffer 2] dat hij deze auto moest volgen.
Tijdens de autorit heeft de verdachte tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gezegd dat hij hen in de achterbak van de auto zou opsluiten. [slachtoffer 2] heeft toen gezegd dat hij hartproblemen had en niet in de achterbak van de auto opgesloten kon worden. [slachtoffer 1] merkte daarbij op dat zij dan geen lucht meer zouden krijgen.
[de medeverdachte] heeft vervolgens met zijn auto de autosnelweg A2 verlaten en is de provincialeweg N 201 opgereden, gevolgd door de auto met de verdachte, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. [slachtoffer 2] heeft nog getracht met zijn auto op de N 201 af te slaan terug naar de A2, waarna verdachte het pistool tegen het hoofd van [slachtoffer 2] heeft gedrukt en gezegd dat hij de auto van [de medeverdachte] moest volgen, omdat hij anders zou schieten.
Op herhaald vragen van [slachtoffer 2] aan de verdachte om hen uit de auto te laten nu de verdachte toch in het bezit was van het geld, antwoordde de verdachte telkens dat hij dit niet wilde.
Vervolgens is [de medeverdachte] ter hoogte van [plaats]/[plaats] op een parkeerhaven langs de kant van de weg gestopt, waarna ook [slachtoffer 2] zijn auto tot stilstand bracht. [de medeverdachte] is daarop naar de rechterzijde van de auto van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gelopen om te overleggen met verdachte.
Ten aanzien van de daarna volgende schietpartij staan tegenover elkaar de verklaringen van de verdachte en van [de medeverdachte].
In de lezing van verdachte is het volgende gebeurd.
De verdachte heeft het - doorgeladen - vuurwapen dat hij in de Audi bij zich had, overhandigd aan [de medeverdachte], omdat hij wist dat [de medeverdachte] goed met vuurwapens om kon gaan.
Hij heeft tegen [de medeverdachte] gezegd dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet in de achterbak opgesloten konden worden en heeft aan [de medeverdachte] gevraagd: "Und jetzt?"
Toen de verdachte aan de rechterachterzijde buiten de auto stond en [de medeverdachte] naast hem, heeft [slachtoffer 2] vol gas gegeven en is met grote snelheid weggereden.
De verdachte heeft naar [de medeverdachte] geschreeuwd: "Doe wat, doe wat."
[de medeverdachte] heeft vervolgens van dichtbij vier kogels afgevuurd op de auto waarin zich de vluchtende [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bevonden. Meerdere kogels hebben de auto geraakt. Eén van die kogels is in de auto terecht gekomen.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat ze niet wilden dat de mannen zouden vluchten, en voorts dat hij niet heeft geprobeerd het wapen tijdens het schieten van [de medeverdachte] af te nemen.
Zoals hiervoor uiteengezet, was er door verdachte en [de medeverdachte] rekening mee gehouden dat, als de situatie dit ter verwezenlijking van het door hen voorgenomen doel zou vereisen, het gebruik van het vuurwapen niet zou worden geschuwd. Hieruit volgt dat, indien wordt uitgegaan van de lezing van verdachte, waarbij [de medeverdachte] de schutter zou zijn geweest, het hof op grond van de verklaringen van verdachte in samenhang met de inhoud van de overige bewijsmiddelen van oordeel is dat zodanig nauwe en volledige samenwerking tussen de verdachten bestond dat van medeplegen terzake van het schieten sprake is, in het bijzonder gelet op de omstandigheden die volgens verdachte direct aan het schieten zijn voorafgegaan: dat verdachte het wapen aan [de medeverdachte] heeft gegeven, hem heeft gevraagd: "Und jetzt?" en hem heeft toegeschreeuwd: "Doe wat, doe wat" toen de auto met daarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wegreed.
In de lezing van [de medeverdachte] heeft de verdachte, toen [de medeverdachte] naar de verdachte was toegelopen, het pistool bij zich gehouden en was het de verdachte die op de wegrijdende auto heeft geschoten.
Indien wordt uitgegaan van deze lezing van [de medeverdachte] overweegt het hof dat [de medeverdachte] niet heeft getracht het pistool van verdachte af te pakken of op andere wijze heeft geprobeerd te verhinderen dat de verdachte op de wegrijdende auto schoot.
Op grond van het vorenoverwogene stelt het hof vast dat verdachte en zijn mededader -elk voor zich en ongeacht welke lezing wordt gevolgd- tevoren willens en wetens de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat het doorgeladen vuurwapen zou worden gebruikt als de verwezenlijking van hun doel - het afpersen van het geld, het veilig stellen daarvan en het ongezien wegkomen daarmee - dit zou vereisen, hetgeen vervolgens - in nauwe en volledige samenwerking- ook is gebeurd.
Het is voorts van algemene bekendheid dat, wie meermalen gericht en van nabij met een vuurwapen op een wegrijdende auto schiet, zich willens en wetens blootstelt aan de aanmerkelijke kans dat een of meer kogels (één van) de inzittenden van die auto raakt of raken, en dat die persoon of personen aan de gevolgen overlijd(t) (en).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blij-kens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daar-door niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de straf-baarheid van het bewezenver-klaarde uitsluit, zodat dit straf-baar is.
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
De voortgezette handeling van:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van poging tot doodslag.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de straf-baar-heid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte straf-baar is.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven jaren wordt opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feit-en en de omstandig-heden waar-onder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in be-schouwing genomen.
Verdachte heeft samen met [de medeverdachte] in het casino in Eindhoven het plan opgevat om twee bezoekers van het casino die naar zij wisten veel geld hadden gewonnen, te achtervolgen en te beroven. Zij hebben de slachtoffers daartoe in hun auto tot aan [plaats] achtervolgd, waarna verdachte met een doorgeladen vuurwapen achterin de auto van hen is gaan zitten. In die auto heeft verdachte het vuurwapen tijdens de rit meermalen tegen de nek en de slaap van [slachtoffer 2] gedrukt. Onder bedreiging van het vuurwapen moest [slachtoffer 2] naar [plaats] rijden. De verdachte heeft tijdens de rit -onder meer- gezegd dat hij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gelijk kon doodschieten als hij dat wilde en dat ze moesten doen wat hij wilde, omdat hij anders zou schieten. Tijdens de autorit heeft de verdachte [slachtoffer 1] gedwongen tot het afgeven van zijn geld. Uit de verklaringen van de aangevers blijkt dat zij vrijwel gedurende de gehele autorit door de handelwijze van verdachte voor hun leven vreesden. Hierna heeft de verdachte zijn mededader gewenkt -die de auto van de slachtoffers in zijn eigen auto had gevolgd-. Hij heeft vervolgens tegen [slachtoffer 2] gezegd dat hij de auto van [de medeverdachte], die inmiddels hun auto was gepasseerd, moest volgen. Vervolgens heeft de verdachte [slachtoffer 2] opgedragen op een parkeerhaven naast een provinciale weg achter de auto van [de medeverdachte] te stoppen. Hierna is [de medeverdachte] naar de auto van de slachtoffers toegelopen, waardoor de slachtoffers wederom bang waren te worden gedood. Op een moment van onoplettendheid van verdachten is [slachtoffer 2] hard weggereden met de auto. Direct hierop werd door één van de verdachten meermalen geschoten op de auto van de slachtoffers, waarbij meerdere kogels de auto raakten en één daarvan in de auto terecht kwam.
Door aldus te handelen hebben verdachte en [de medeverdachte] een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke bewe-gingsvrijheid en integriteit van de slachtoffers en hen enorme angst aangejaagd. Dat de kogels de slachtoffers niet hebben geraakt is een gelukkige omstandigheid die niet aan verdachte of zijn mededader te danken is. De rechtsorde is ernstig geschokt door deze handelwijze van verdachte en [de medeverdachte]. Op deze bijzonder ernstige feiten dient te worden gereageerd met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, zulks temeer omdat de ervaring leert dat slachtoffers van dit soort feiten in het algemeen een langdurige en ernstige psychische nasleep van het gebeuren ondervinden.
Uit het hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 8 januari 2002 is gebleken dat verdachte onder de door hem zelf opgegeven personalia niet eerder is veroordeeld.
Al het bovenstaande in aanmerking genomen is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf is gegrond op de artikelen 45, 47, 56, 57, 282, 287 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde fei-ten, zoals hierboven om-schreven, heeft begaan.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van ZEVEN JAREN.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuit-voerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is gewezen door de achtste meervoudige strafkamer van het gerechtshof te [plaats], waarin zitting hadden mrs. Van Wijnen-Vergeer, Tilleman en De Boer, in tegenwoordigheid van mrs. Egberts en Liefaard als griffiers, en is uitgesproken op de openbare terecht-zit-ting van dit gerechtshof van 25 februari 2002.
Mr. De Boer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
..