ECLI:NL:GHAMS:2002:AD9036

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/1343
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Goes
  • M. van Berkensteijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde aanslagen onroerende-zaakbelastingen en aansluitrecht riolering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 januari 2002 uitspraak gedaan in het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de directeur Gemeentebelastingen. De zaak betreft de onterecht opgelegde aanslagen voor de onroerende-zaakbelastingen en het aansluitrecht riolering voor het jaar 2000. Belanghebbende, eigenaar van woning A, stelde dat hij ten onrechte als eigenaar van woning B in de kadastrale registratie stond vermeld. Hij had woning A op 15 april 1994 gekocht, maar was nooit eigenaar van woning B, zoals vermeld in de kadastrale registratie. De gemeente had de aanslagen opgelegd op basis van deze registratie, maar belanghebbende betwistte de juistheid hiervan.

Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende op 1 januari 2000 geen eigenaar van woning B was, ondanks de vermelding in het kadaster. De gemeente had zich ten onrechte gebaseerd op de kadastrale gegevens en had de aanslagen derhalve onterecht opgelegd. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraken op bezwaar en de bestreden aanslagen, en gelastte de Staat het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van correcte kadastrale registratie en de verantwoordelijkheden van zowel de gemeente als de belanghebbende in dit proces.

De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. Belanghebbende heeft aangegeven dat hij, na de uitspraak, het Kadaster op de hoogte zal stellen van de onjuiste registratie. Het Hof heeft ook overwogen dat de inspecteur in de proceskosten kan worden veroordeeld, maar heeft dit achterwege gelaten omdat er geen vergoeding is aangevraagd.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Tiende Enkelvoudige Belastingkamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
de uitspraken van de directeur Gemeentebelastingen P, hierna verweerder, gedagtekend 13 maart 2001, betreffende de aanslag aansluitrecht riolering en de aan-slag onroerende-zaakbelastingen (eigenarenbelasting), beide betrekking hebbend op het jaar 2000.
Het beroep is behandeld ter zitting van 18 januari 2002.
Beslissing
Het Hof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de bestreden aanslagen; en
- gelast de Staat het gestorte griffierecht ad € 27,23 aan belanghebbende te vergoe-den.
Gronden
1.1. Belanghebbende was op 1 januari 2000 eigenaar en gebruiker van een onroe-rende zaak gelegen aan de a-straat 1 I te Amsterdam (hierna: woning A). Belanghebbende heeft woning A op 15 april 1994 tezamen met zijn vriendin gekocht.
Belanghebbende staat vanaf 15 april 1994 ook als eigenaar van de onroerende zaak aan de a-straat 1 II (hierna: woning B) in het kadaster vermeld.
1.2. Op grond van de in de gemeente P geldende verordeningen met betrekking tot de rioolrechten en de onroerende-zaakbelastingen is aan belangheb-bende als eigenaar voor 2000 een aanslag aansluitrecht riolering en een aanslag in de onroerende-zaakbelastingen voor zowel woning A als woning B opgelegd. Na bezwaar tegen de aanslagen terzake van woning B heeft de verweerder deze bij de bestreden uitspraken gehandhaafd.
2. In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende terecht als eigenaar van woning B voor 2000 een aanslag aansluitrecht riolering en een aanslag in de onroe-rende-zaakbelastingen is opgelegd.
3.1. Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat hij ten onrechte is aan-geslagen in de vorengenoemde belastingen aangezien hij nimmer eigenaar is geweest van woning B. Belanghebbende heeft een afschrift van de koopovereenkomst van woning A en van de desbetreffende splitsingsakte bij zijn beroepschrift overgelegd. Ter zitting heeft belanghebbende daaraan het volgende toegevoegd:
Ik sta ten onrechte voor woning B als eigenaar bij het Kadaster geregistreerd. Ik vermoed dat er bij de splitsing in 1994 het een en ander verkeerd in het kadaster is terecht gekomen. Tot 1994 was namelijk Y eigenaar van het gehele pand - waartoe woning A en woning B - behoren. In 1994 heeft Y het pand in ap-partementen laten splitsen. Daarna heb ik woning A, een van de appartementen, van hem gekocht. Pas nadat de gemeente mij over het jaar 1996 aanslagen heeft op-gelegd, heb ik mij gerealiseerd dat ik ten onrechte als eigenaar van woning B sta geregistreerd en dat ik ten onrechte door de gemeente voor diverse lokale heffingen word aangeslagen. Om incassoprocedures te voorkomen heb ik die aanslagen tot voor kort toch betaald.
Overigens heb ik tevergeefs gepoogd om mij als eigenaar van woning B uit het kadaster te laten verwijderen. Volgens mij kan alleen de eigenaar van woning B (mijn bovenbuurman) dat doen en ik sluit niet uit dat hij daartoe niet bereid is. Een dergelijke wijziging zal er immers toe leiden dat hij door de gemeente aangeslagen zal gaan worden.
3.2. Verweerder heeft - ondanks een daartoe strekkend verzoek en een rappel - geen verweerschrift ingediend. Hij heeft ter zitting het volgende verklaard:
De gemeente is bij het opleggen van de onderhavige aanslagen van de kadastrale registratie uitgegaan. Ik beroep mij hierbij op artikel 220b, tweede lid, van de Gemeentewet. Uit hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd krijg ik niet de overtui-ging dat de gegevens in het kadaster onjuist zijn en dat hij geen eigenaar van woning B is. Ik heb overigens geen reden te twijfelen aan de juistheid van belang-hebbendes opmerkingen.
Ik blijf mij mijn standpunt dat belanghebbende actie moet ondernemen om de ver-melding in de kadastrale registratie te laten corrigeren.
3.3. Op grond van hetgeen belanghebbende in zijn beroepschrift heeft aangevoerd en zijn nadere toelichting daarop ter zitting, alsmede op grond van hetgeen belangheb-bende aan stukken ter adstructie heeft overgelegd, is het Hof tot de overtuiging gekomen dat belanghebbende op 1 januari 2000 geen eigenaar van woning B was. De onderhavige aanslagen zijn derhalve ten onrechte opgelegd.
3.4. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat, ingeval het Hof het beroep van belanghebbende gegrond verklaart, de gemeente de aan belanghebbende over eerdere jaren opgelegde aanslagen ter zake van het zijn van eigenaar van woning B, voor zover passend binnen het gemeentelijke beleid, ambtshalve tot nihil zal verminderen.
Op zijn beurt heeft belanghebbende ter zitting verklaard dat hij - ingeval zijn beroep gegrond wordt verklaard - het Kadaster een brief zal sturen, waarin hij het Kadaster erop zal wijzen dat hij ten onrechte als eigenaar van woning B staat vermeld en waarin hij het Kadaster zal vragen om een en ander uit te zoeken. Belanghebbende zal een afschrift van het proces-verbaal van deze hofuitspraak als bijlage bij die brief meezenden en een afschrift van de brief aan verweerder doen toekomen.
4. Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de pro-ceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Nu van voor vergoeding in aanmerking te nemen niets is gesteld, zal het Hof een veroorde-ling van de verweerder in de veroordeling van proceskosten achterwege laten.
De uitspraak is gedaan op 25 januari 2002 door mr. Goes, in tegenwoordigheid van mr. Van Berkensteijn als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zit-ting uitgesproken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt u van de griffier een nota griffierecht.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uit-spraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in minde-ring gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.