In deze zaak gaat het om hoger beroep tegen een beslissing van de Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen te Arnhem, gedateerd 20 december 2001. De notaris, die als appellant optreedt, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarin klachten van klagers gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond zijn verklaard. De klagers, bestaande uit meerdere personen, verwijten de notaris onzorgvuldig te hebben gehandeld bij de begeleiding van de levering van stukken grond. Ze stellen dat de notaris hen niet voldoende heeft geïnformeerd over de risico's van de aankoop, met name over de bestemming van de grond en de prijs die zij daarvoor hebben betaald. De notaris betwist deze beschuldigingen en stelt dat hij zijn zorgplicht niet heeft geschonden. Tijdens de behandeling van de zaak op 10 oktober 2002 zijn beide partijen verschenen, en hebben zij hun standpunten toegelicht aan het hof.
Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de Kamer zijn vastgesteld, aangezien partijen hiertegen geen bezwaar hebben gemaakt. Het hof oordeelt dat de notaris voldoende zorgvuldigheid heeft betracht en dat hij niet tekort is geschoten in zijn informatieplicht. De klagers hadden kennis van de bestemming van de grond en de notaris kon niet worden verweten dat hij hen niet had gewaarschuwd voor mogelijke toekomstige ontwikkelingen. Het hof concludeert dat de notaris niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de verwachtingen van de klagers over de mogelijkheid om op de grond te bouwen. De beslissing van de Kamer wordt vernietigd, behalve de vaststelling van de feitelijke toedracht, en de klacht van de klagers wordt ongegrond verklaard.