Uitspraak
mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
mr. J.M. Beer.
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verder beoordeling van de zaak in hoger beroep
in principaal beroep- welke grief de klacht bevat dat de rechtbank ten onrechte op basis van het in eerste aanleg door prof. Visser uitgebrachte deskundigenbericht tot het oordeel is gekomen dat [X] niet heeft gehandeld zoals van een redelijk vakbekwaam vakgenoot in gelijke omstandigheden verwacht had mogen worden - nadere deskundige voorlichting te behoeven. In dat kader heeft het hof bij genoemd arrest nadere vragen aan prof.
in principaalberoep behandelen. Deze grief strekt ten betoge dat de rechtbank ten onrechte causaal verband heeft aangenomen tussen de handelwijze van [X] en de gestelde schade (in het petitum van de inleidende dagvaarding verwoord met "de als gevolg van de op 30 juni 1991 bij [C] veroorzaakte handicaps"). Volgens [X] heeft de rechtbank zich over dat verband ten onrechte niet expliciet uitgesproken. Voorts wijst [X] erop dat slechts de schade die het gevolg is van het voortzetten (na de eerste tractie) van de tangverlossing voor vergoeding in aanmerking komt. Omdat juist