ECLI:NL:GHAMS:2001:AO2827
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- F.H.M. Possen
- J.W.M. Tijnagel
- A. Bijlsma
- Rechtspraak.nl
Bewijs van regelmatigheid van douanevervoer en gevolgen voor douanerechten
In deze zaak, die voor de Tariefcommissie is behandeld, gaat het om de vraag of belanghebbende, een naamloze vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, het bewijs heeft geleverd van de regelmatigheid van het douanevervoer van een partij kleding. De procedure begon met een beroepschrift dat op 1 december 1999 is ingediend tegen een uitspraak van de inspecteur van 18 november 1999, waarin het bezwaar tegen een bedrag aan douanerechten van f 25.366,20 werd afgewezen. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 november 2000, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door C, en de inspecteur door D en E.
De feiten van de zaak zijn als volgt: op 6 augustus 1998 werd een document T1 afgegeven voor de aangifte van de kleding, die afkomstig was uit Thailand en bestemd was voor O B.V. te S. De goederen zijn echter nooit op het kantoor van bestemming aangekomen. Na een kennisgeving van niet-zuivering op 19 april 1999, volgde de uitnodiging tot betaling. In de bezwaarfase overhandigde belanghebbende een afschrift van het bulletin de remise, maar de inspecteur betwistte de echtheid hiervan.
Tijdens de mondelinge behandeling overhandigde belanghebbende een origineel en gewaarmerkt bulletin de remise, waaruit bleek dat de Oostenrijkse douaneautoriteiten bevestigden dat het certificaat echt was. De Tariefcommissie oordeelde dat belanghebbende het bewijs van de regelmatigheid van het douanevervoer had geleverd, zoals vereist in artikel 380 van de Uitvoeringsverordening communautair douanewetboek (UCDW). Hierdoor kon de uitnodiging tot betaling en de eerdere uitspraak niet in stand blijven. De Tariefcommissie vernietigde de uitspraak van de inspecteur en verlaagde het bedrag aan douanerechten tot nihil, met de verplichting voor de inspecteur om het griffierecht van f 450,-- aan belanghebbende te vergoeden.