ECLI:NL:GHAMS:2001:AO2617

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
0216/99
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de tariefindeling van een elektrische garagedeuropener in het kader van de bindende tariefinlichting

In deze zaak, behandeld door de Tariefcommissie, is het beroep van A. en B. namens C GmbH gericht tegen de uitspraak van de inspecteur van het douanedistrict X, die op 27 september 1999 het bezwaar tegen de motivering van de tariefindeling in de bindende tariefinlichting (BTI) had afgewezen. De BTI betreft een systeem voor het openen van een garagedeur, waarvoor op 25 september 1998 een verzoek was ingediend. De inspecteur had de indeling van het goed onder post 8479 89 98 van het Gemeenschappelijk Douanetarief (GDT) vastgesteld, maar de belanghebbende betwistte de toepassing van de indelingsregels en stelde dat de afstandsbediening niet als essentieel onderdeel van de garagedeuropener kan worden beschouwd.

De Tariefcommissie oordeelde dat de indeling van de goederen moet worden beoordeeld aan de hand van de juiste algemene indelingsregels, zoals vastgelegd in de relevante wetgeving. De commissie concludeerde dat de afstandsbediening niet als een essentieel onderdeel van de garagedeuropener kan worden ingedeeld onder post 8479, maar dat deze moet worden ingedeeld onder post 8526. De commissie stelde vast dat de garagedeuropener en de afstandsbediening samen als een assortiment moeten worden beschouwd, waarbij de indeling van het goed moet plaatsvinden op basis van de elektrische motor, die het wezenlijk karakter van het product bepaalt.

De Tariefcommissie heeft het beroep gegrond verklaard en de inspecteur veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op f 1.420,--. De beslissing is openbaar uitgesproken op 6 maart 2001, waarbij de Tariefcommissie de inspecteur gelastte het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van indelingsregels in het douanerecht en de noodzaak om de functionele eenheid van de goederen in overweging te nemen bij de indeling.

Uitspraak

TARIEFCOMMISSIE
Uitspraak
in de zaak nr. 0216/99 TC
de dato 6 maart 2001
1. De procedure
1.1. Op 5 november 1999 is een beroepschrift ingekomen van A. en B te X, ingediend namens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid C GmbH te S in Duitsland, belanghebbende. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van het hoofd van het douanedistrict X (hierna : de inspecteur) van 27 september 1999, kenmerk ..., waarin het bezwaar tegen de motivering voor de tariefindeling van het hierna te noemen goed in de bindende tariefinlichting (BTI), nr. NL ..., werd afgewezen.
1.2. Van belanghebbende is door de secretaris van de Tariefcommissie een griffierecht van f 150,-- geheven. De inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden in raadkamer tijdens de zitting van de Tariefcommissie van 18 juli 2000. Daar is namens belanghebbende verschenen A, voornoemd. Namens de inspecteur zijn verschenen H, J., en I.
Belanghebbende en de inspecteur hebben ieder een pleitnota overhandigd en deze voorgedragen
2. De vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende importeert - voorzover hier van belang - garagedeur-openers, type S 200.
De garagedeuropener bestaat uit de volgende elementen:
- een servomotor met elektronische componenten, waaronder een ontvanger , omhuld door een metalen huis,
- een rail, waaraan de servomotor wordt bevestigd,
- een ketting en een kabel waarmee de deur wordt opengetrokken,
- een zak met schroeven en moeren en
- een afstandsbediening werkend met een zender.
2.2. Op 25 september 1998 is door belanghebbende een verzoek om een BTI gedaan voor de hiervoor genoemde elektrische garagedeuropener.
Op 9 november 1998 is de sub 1.1. genoemde BTI afgegeven. Het in te delen goed is als volgt omschreven: "Systeem voor het openen van een garagedeur (garagedeuropener). De garagedeur opener bestaat uit een elektrische motor met een aandrijfas, omhuld door een metalen behuizing en dient aan het plafond te worden bevestigd. De bijbehorende verbindingsrail verbindt de garagedeuropener met de deur en is gemaakt van metaal. Een metalen kabel en ketting verzorgen de krachtoverbrenging. Het systeem wordt bediend door middel van een draadloze afstandsbediening. De draadloze afstandsbediening schakelt de stroom voor de voeding van de motor in. De garagedeuropener wordt geleverd met afstandsbediening, de benodigde bouten en moeren, kabel, ketting en handleiding. De garagedeur pener is verpakt in een kartonnen doos".
Het geheel wordt ingedeeld onder post 8479 89 98 van het Gemeenschappelijk douanetarief (GDT). De inspecteur heeft de door belanghebbende voorgestelde tariefpost in de BTI gevolgd, onder vermelding van de volgende motivering: "toepassing algemene regel 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, de tekst van GN-codes 8479, 8479 89 en 8479 89 89." .
2.3. De onderdelen van het systeem zijn afkomstig uit Mexico, met uitzondering van de afstandsbediening en de ketting die afkomstig uit de Verenigde Staten van Amerika zijn.
3. Het geschil
3.1. In geschil is of de goederen moeten worden ingedeeld onder post 8479 89 98 van het GDT op grond van de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur ( hierna: de indelingsregels) 1 en 6, zoals de inspecteur betoogt, dan wel mede op grond van indelingsregels 2a en 3b, zoals belanghebbende voorstaat.
3.2. De hiervoor genoemde wettelijke bepalingen luiden als volgt:
Post 8479 89 98 :
"8479 00 00 Machines en mechanische toestellen met een eigen functie,
niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit
hoofdstuk:
8479 81 00 - andere machines en toestellen:
8479 89 00 -- andere:
--- andere:
8479 89 98 ---- andere"
Indelingsregels 1, 2a en 3b:
" 1. De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en - voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen - de navolgende regels:
2a). De vermelding van een goed in een post heeft eveneens betrekking op dat goed in niet-complete staat of in niet-afgewerkte staat, voor zover dit de essentiële kenmerken van het complete of het afgewerkte goed vertoont. Deze vermelding heeft eveneens betrekking op een compleet of een afgewerkt goed of een op grond van de voorgaande volzin als zodanig aan te merken goed, indien het wordt aangeboden in gedemonteerde of in niet gemonteerde staat"
" 3. Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2b), of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:
….
b). mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3a), worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken , de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald.".
Belanghebbende heeft ook artikel 74 van de Uitvoeringsverordening van het communautair douanewetboek (hierna: UCDW) aan de orde gesteld, welke bepaling luidt als volgt: "Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn.
Een stel of assortiment bestaande uit zowel artikelen van oorsprong als artikelen die dat niet zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de artikelen die niet van oorsprong zijn, niet meer dan 15 % van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.".
4. Standpunt van belanghebbende
4.1. De stelling van de inspecteur dat een procesbelang ontbreekt en dat het ingestelde beroep daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard, is niet juist. Niet in geschil is de tariefpost zelf, maar wel de toepasselijke algemene indelingsregel. Dit is van belang voor de toepassing van artikel 74 UCDW op grond waarvan de preferentiële oorsprong van het goed moet worden bepaald. De door de inspecteur genoemde bindende oorspronginlichting (BOI) geeft noch over de tariefindeling van goederen noch over de toepasselijke indelingsregels een bindende uitleg. Er is derhalve wel degelijk sprake van een procesbelang.
4.2. De omschrijving van de goederen in de BTI dient te worden aangevuld, in die zin dat de rail, in tegenstelling tot de rest van het systeem, afzonderlijk in een doos is verpakt. Het geheel - beide dozen - worden tegelijkertijd met één aangifte voor het vrije verkeer ingevoerd.
4.3. De losse onderdelen van het systeem moeten worden ingedeeld naar hun eigen aard. De elektrische motor met aandrijfas, omhuld met een behuizing, moet worden ingedeeld onder post 8479. De afstandsbediening is niet onontbeerlijk voor de wezenlijke functie van het geheel, namelijk het openen van de garagedeur. De deuropener kan ook met een knop worden bediend. Deze mogelijkheid is zelfs vanuit veiligheidsoverwegingen verplicht gesteld. De afstandsbediening maakt dan ook geen deel uit van de garagedeuropener en moet - al dan niet als toebehoren - naar de eigen functie worden ingedeeld, te weten in tariefpost 8526. Dit laatste wordt bevestigd door een toelichting van de EG op tariefpost 8479.
4.4. Ook de kabel, de ketting en de zak met bouten, schroeven en moeren moeten naar hun eigen aard worden ingedeeld. Zij zijn te kwalificeren als "delen voor algemeen gebruik" in de zin van Aantekening (IDR) 2 op Afdeling XV en zijn daarom met toepassing van Aantekening (IDR) 1, onderdeel g, op Afdeling XVI uitgezonderd van deze afdeling. Zij moeten worden ingedeeld onder hun eigen post, te weten 7312, 7315 en 7318.
4.5. De elementen van het systeem tezamen zijn aan te merken als "goederen opgemaakt in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein", zoals bedoeld in de algemene indelingsregel 3b.
De artikelen worden samen aangeboden om in een bepaalde behoefte te voorzien of om een bepaalde activiteit uit te voeren, en zijn zodanig opgemaakt dat zij, zonder opnieuw te worden verpakt, rechtstreeks aan de verbruiker kunnen worden verkocht. Op basis van deze indelingsregel wordt het goed ingedeeld naar de stof of het goed waaraan het stel of assortiment zijn wezenlijk karakter ontleent. Niet wordt betwist dat dit in casu de elektrische motor is, die wordt ingedeeld in tariefpost 8479.
5. Het standpunt van de inspecteur
5.1. De tariefpost is niet in het geding, maar uitsluitend de motivering van de beschikking. Om deze reden heeft belanghebbende geen procesbelang en moet het ingestelde beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. Het door belanghebbende aangevoerde argument om langs deze weg uitsluitsel te verkrijgen over de toepasselijke oorsprong van het goed, is niet houdbaar. Hiertoe moet belanghebbende om een BOI verzoeken.
5.2. In tegenstelling tot hetgeen belanghebbende betoogt, is geen sprake van diverse losse onderdelen, maar van een machine die uit individuele elementen bestaat. Deze elementen zijn bestemd om gezamenlijk één welbepaalde functie te verrichten, zoals bedoeld bij hoofdstukken 84 en 85. Aantekening 4 op Afdeling XVI stelt dat een dergelijke machine moet worden ingedeeld onder de post die in verband met die functie van toepassing is.
5.3. De in de BTI genoemde goederen vormen een functionele eenheid. Alle aangeboden onderdelen zijn bedoeld om samen de automatische garagedeuropener te vormen. De afstandsbediening wordt niet als separaat onderdeel ingevoerd, maar als (essentieel) onderdeel van de automatische garagedeuropener. De ontvangst-eenheid die in de motor is ingebouwd, heeft zonder de afstandsbediening geen functie. Bovendien koopt niemand een dergelijke dure machine, indien deze uitsluitend met de hand zou kunnen worden geopend.
5.4. De garagedeuropener wordt bij de aangifte voor het vrije verkeer om redenen van transport en verpakking in niet-gemonteerde staat aangeboden.
Met toepassing van de algemene indelingsregel 2a moeten niet-gemonteerde delen worden ingedeeld naar het complete of afgewerkte artikel dat in gedemonteerde of in niet-gemonteerde staat wordt aangeboden, in dit geval een machine met een eigen functie als bedoeld in post 8479. De elektrische garagedeuropener is terecht op grond van de algemene indelingsregels 1, 2a en 6 ingedeeld onder post 8479 89 98 van het GDT.
6. De rechtsoverwegingen
6.1.De omstandigheid dat de in de BTI genoemde tariefpost op zichzelf niet in geschil is, staat naar het oordeel van de Tariefcommissie niet in de weg aan de beoordeling van de vraag of bij de indeling in het tarief de juiste algemene indelingsregels zijn toegepast. Immers, onder tariefindeling in het GDT moet ingevolge artikel 20, lid 3, CDW worden verstaan de indeling in de gecombineerde nomenclatuur, overeenkomstig de geldende bepalingen. De geldende bepalingen worden in casu onder meer gevormd door Verordening (EG) nr. 2086/97, van de Commissie van 4 november 1997 (Pb EG 1997, L 312), tot wijziging van bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief welke verordening in het Eerste deel, Titel I, Algemene regels, onder A., de indelingsregels en in het Tweede deel, Titel II de tariefposten omvat.
6.2. Vaststaat dat de BTI betrekking heeft op alle delen van het onder 2.1. beschreven systeem voor het openen van een garagedeur. Belanghebbende heeft onweersproken gesteld, dat de genoemde delen tegelijkertijd voor het vervullen van de invoerformaliteiten worden aangeboden, verpakt in twee verschillende dozen: de rail in de ene, en de rest van het systeem in de andere doos.
6.3. De combinatie van de elektrische motor (met aandrijfas) met kabel, ketting, rail, moeren en bouten is bestemd om te worden gemonteerd tot een machine die één welbepaalde functie verricht, te weten het openen van een garagedeur. Een machine met een dergelijke functie moet met toepassing van algemene indelingsregels 1, 2a en 6 worden ingedeeld onder post 8479 89 98 van het GDT.
6.4. Belanghebbende stelt - en door de inspecteur is dat niet weersproken - dat de garagedeuropener ook handmatig via een knop, dus zonder gebruikmaking van de afstandsbediening, kan worden bediend.
Deze omstandigheid brengt naar het oordeel van de Tariefcommissie mee dat de afstandsbediening geen deel vormt van de machine en als zodanig niet kan worden ingedeeld in tariefpost 8479 van het GDT. Dergelijke toestellen worden ingedeeld in tariefpost 8526 van het GDT. De afstandsbediening wordt tezamen met de andere onderdelen van het systeem bij de aangifte voor het vrije verkeer aangeboden en als zodanig in de verschillende handelsfasen, waaronder de detailhandel, in een gezamenlijke verpakking aangeboden, om in een bepaalde behoefte te voorzien. Daarom moeten de garagedeuropener en de afstandsbediening worden aangemerkt als een assortiment of stel opgemaakt voor de verkoop in het klein en krachtens algemene indelingsregel 3b worden ingedeeld onder tariefpost 8479 89 98 van het GDT, nu het wezenlijk karakter wordt ontleend aan de garagedeuropener, waarvan de indeling in 6.3. hiervoor is bepaald.
6.5. Op grond van het vorenoverwogene dient de BTI te worden aangevuld met de vermelding van de toepasselijkheid van indelingsregels 2a en 3b.
7. De proceskosten
De Tariefcommissie acht termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, welke met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden vastgesteld op 2 (beroepschrift en verschijnen ter zitting) x 1 (gewicht) x f 710,-- = f 1.420,--.
8. De beslissing
De Tariefcommissie:
- verklaart het beroep, in zoverre gegrond, dat aan de BTI wordt toegevoegd dat de indeling in het GDT van het litigieuze product mede dient te geschieden op grond van indelingsregels 2a en 3b;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten en wijst de Staat der Nederlanden aan deze kosten, groot f 1.420,--, aan belanghebbende te voldoen en
- gelast de inspecteur het griffierecht ad f 450,-- aan belanghebbende te vergoeden.
Aldus gewezen in raadkamer op 6 maart 2001 door mr. F.H.M. Possen, voorzitter, mr.J.W.M. Tijnagel, lid en mr. E.N. Punt, plaatsvervangend lid, in tegenwoordigheid van mr. R.J.M. Bosch als secretaris.
De secretaris: De voorzitter:
De beslissing is in het openbaar uitgesproken ter zitting van 6 maart 2001.