In de zaak nr. 0141/99 TC
de dato 10 december 2001
1.1. Op 21 juli 1999 is een beroepschrift ingekomen van A en B van C Belastingadviseurs te X, ingediend namens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid D, belanghebbende. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van het hoofd van het Douanedistrict X (hierna: de inspecteur) van 9 juni 1999, nummer xxx, waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen het in de uitnodiging tot betaling nr. yyy, d.d. 7 december 1998, vermelde bedrag aan douanerechten, groot f 44.396,50, werd afgewezen.
1.2. Van belanghebbende is door de Secretaris een griffierecht van f 150,00 geheven. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Op 3 mei 2000 is van belanghebbende een conclusie van repliek ingekomen, op 31 mei 2000 van de inspecteur een conclusie van dupliek.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden in raadkamer tijdens de zitting van de Tariefcommissie van 6 maart 2001. Namens belanghebbende zijn verschenen A en B en namens de inspecteur E en F. Belanghebbende en de inspecteur hebben ieder een pleitnota overgelegd en voorgelezen.
2.1. Belanghebbende is een handelsmaatschappij voor scheepsbenodigdheden, voornamelijk scheepstuig, staalkabel, touwwerk en hijsgereedschap. De inspecteur heeft belanghebbende op 22 januari 1992 onder nr. zzz een vergunning bijzondere bestemmingen verleend, op grond waarvan met gehele schorsing van de heffing van douanerechten goederen kunnen worden ingevoerd, bestemd voor de bouw, herstelling, onderhoud of uitrusting van aangewezen vaartuigen. Met gebruikmaking van deze vergunning worden onder meer staalkabels en meertrossen ingevoerd. De staalkabels worden door belanghebbende op maat gemaakt, door het samenvlechten van verschillende kabels tot dikke kabels gemaakt, en de kabels worden aan de uiteinden voorzien van ogen. Tevens worden zij op trekkracht getest. De goederen worden geleverd aan de offshore-industrie, en zijn bestemd voor de scheepvaart, werven en rederijen.
2.2. Eind 1998 is er een controle ingesteld naar de naleving van de vergunning over de periode 1994 t/m 1997. Het controle rapport vermeldt kort samengevat het volgende. Bij de controle zijn de financiële voorraad en de kantoorvoorraad van belanghebbende vergeleken met de voorraad welke volgens de T5 documenten van de douane aanwezig moest zijn. De bevonden verschillen zijn voorgelegd aan het bedrijf; belanghebbende kreeg de gelegenheid de verschillen te verklaren. Ook werd gecontroleerd of de uitvoer van de onder de vergunning ingevoerde goederen kon worden aangetoond met originele afgetekende 3e exemplaren van de documenten ED68. Op 23 november 1998 heeft het eindgesprek plaatsgevonden. Ook daarna zijn er nog verschillende gesprekken gevoerd en is een samenvatting gegeven van de gemaakte afspraken over onder meer een aanpassing van de administratie omdat de gegevens nu niet of zeer moeilijk te vinden zijn, en over een tijdige inlevering van de kwartaalverzoeken met de originele ED68 documenten.
2.3. Het controlerapport zegt over de voorraad staalkabel het volgende: "De voorraad aan staalkabel op 31-12-1997 volgens de financiële administratie D stemt niet overeen met de voorraad op het bedrijfsbureau (mappen met de T-5 documenten) van D. Aan de hand van de mappen met T5 documenten is de financiële voorraad f. 2.030.280,00. Volgens het overzicht (uitdraai financiële voorraad administratieve systeem D uitdraaien d.d. 98-01-13) had de voorraad (T5 goederen) een waarde van f. 920.369,00. Het (financiële) verschil aan goederen bedraagt f. 1.109.911,00. Deze goederen zijn niet meer aanwezig. Over het bedrag zal invoerrecht betaald moeten worden. Met dhr. G en dhr. H is afgesproken met een gemiddeld percentage aan invoerrecht te werken van 4 % over de afgelopen periode. Het te betalen bedrag aan invoerrecht wordt f 44.396,50. De verschillen worden nagevorderd op UTB met aanslagnummer yyy."
2.4. In verband met vorenstaande bevinding is de onder 1.1. genoemde uitnodiging tot betaling gedaan.
In geschil is of de uitnodiging tot betaling nr. yyy, d.d. 7 december 1998, terecht is gedaan.
4. Het standpunt van belanghebbende
4.1. De voorraad volgens de controle-exemplaren T5 is vergeleken met de voorraad op het bedrijfsbureau en deze stemden niet overeen. Alle controle-exemplaren T5 zijn reeds gecontroleerd en eventuele onvolkomenheden wegens het niet aantonen van de bestemming zijn reeds nagevorderd bij de UTB's nrs aaa t/m vvv. Een administratief verschil tussen de voorraad T5 en de financiële voorraad is reeds in de navordering van de afzonderlijke controle-exemplaren T5 begrepen. Op deze manier wordt voor dezelfde goederen voor de tweede maal het douanerecht geheven.
4.2. Tijdens het hoorgesprek was het dossier van de douanepost niet ter inzage aanwezig. De uitspraak is onvoldoende gemotiveerd omdat niet wordt aangegeven welke controle-exemplaren T5 zijn vergeleken met de financiële voorraad en welke vervolgens in de navordering zijn begrepen.
4.3. De uitspraak is onzorgvuldig tot stand gekomen omdat in de besluitvorming niet de stukken uit het dossier van de douanepost zijn betrokken. De uitspraak is in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna AWB)
5. Het standpunt van de inspecteur
5.1. De stelling van belanghebbende dat tweemaal belasting is geheven is onjuist. In de gevallen dat geheven werd omdat het bereiken van de bestemming niet was aangetoond, werd de desbetreffende hoeveelheid in de leggeradministratie van de douane afgeboekt. Zo werden de leggeradministratie van de douane en de voorraadadministratie van belanghebbende met elkaar in overeenstemming gebracht. Pas daarna is de hoeveelheid staalkabel die uit de financiële administratie kon worden afgeleid vergeleken met de voorraadadministratie van belanghebbende. Daarbij bleek de hoeveelheid staalkabel volgens de financiële administratie kleiner te zijn dan wat volgens de voorraadadministratie aanwezig zou moeten zijn. Voor dit verschil werd de hier in geding zijnde uitnodiging tot betaling opgelegd.
5.2. Bij het horen is belanghebbende een overzicht overhandigd waarop duidelijk is te zien van welke partijen en controle-exemplaren T-5 de verschillen met de financiële voorraad werden afgeschreven. Hieruit kan worden afgeleid op welke T5's de uitnodiging betrekking heeft. Ook uit de gesprekken tijdens de controle moet het belanghebbende al voordat de uitnodiging tot betaling werd opgelegd duidelijk zijn geweest op grond waarvan deze werd opgelegd. Ondanks het ontbreken van het klantdossier tijdens het hoorgesprek, kon belanghebbende geacht worden voldoende op de hoogte te zijn van de correcties. Overigens is meegedeeld dat het dossier alsnog kon worden inzien. De controlerend ambtenaar heeft, gegeven de gebrekkige administratie, een zo goed mogelijke reconstructie gemaakt van de niet meer aanwezige goederen. De uitnodiging tot betaling was voldoende gemotiveerd.
5.3. Bij de behandeling van het bezwaarschrift heeft de ambtenaar contact gehad met de douanepost over de correcties en overige van belang zijnde feiten. Op grond hiervan is hij tot de conclusie gekomen dat er geen sprake was van een dubbele heffing. Ook na de uitspraak op bezwaar heeft er, op verzoek van belanghebbende, nog een nadere bespreking plaatsgevonden, waarbij belanghebbende in de gelegenheid is gesteld kopieën uit het klantdossier te maken. De uitspraak is op zorgvuldige wijze tot stand gekomen.
6.1. De inspecteur heeft gemotiveerd gesteld en de Tariefcommissie acht aannemelijk, dat de litigieuze uitnodiging tot betaling betrekking heeft op een tekort dat is bepaald door vergelijking van de uit de financiële administratie af te leiden voorraad met de leggeradministratie van de douane, nadat deze laatste was gecorrigeerd voor de hoeveelheid staalkabel waarvan het bereiken van de bestemming niet was aangetoond, en die al onderwerp was van een eerdere uitnodiging tot betaling. Hieruit volgt dat niet tweemaal douanerechten zijn geheven van dezelfde goederen.
6.2. De Tariefcommissie acht aannemelijk hetgeen de inspecteur sub 5.1. en 5.2. heeft aangevoerd; reeds daarop stuit de stelling dat de bestreden uitspraak onvoldoende gemotiveerd is, dan wel op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen af.
De Tariefcommissie acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 11b van de Tariefcommissiewet
De Tariefcommissie bevestigt de uitspraak, waarvan beroep.
aldus gewezen in raadkamer op 10 december 2001 door mr. A. Bijlsma, voorzitter, mr. Th.J.G. van Berkum en mr. K. Kooijman, plaatsvervangende leden, in tegenwoordigheid van mr. L.G. Jobse als secretaris.
De secretaris: De voorzitter:
De beslissing is in het openbaar uitgesproken ter zitting van 10 december 2001.