ECLI:NL:GHAMS:2001:AE0914
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Boersma
- A. Brands
- Rechtspraak.nl
Kosten van vervolging door belastingdeurwaarder na betekening dwangbevelen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 december 2001 uitspraak gedaan over de kosten van vervolging die door de belastingdeurwaarder in rekening zijn gebracht aan de belanghebbende, na de betekening van dwangbevelen. De belastingdeurwaarder had op 29 november 1999 aan de belanghebbende acht aanslagbiljetten uitgereikt, met een totaalbedrag van ruim f 10.272.000,-. Deze aanslagen waren gebaseerd op de Invorderingswet 1990, die de reguliere betalingstermijnen vaststelt. Na de betekening van de dwangbevelen op dezelfde dag, heeft de belanghebbende geen enkele actie ondernomen om de belastingschuld te voldoen.
Tijdens de zitting op 4 december 2001 heeft de gemachtigde van de belanghebbende verklaard dat hij in verzet was gekomen tegen de tenuitvoerlegging van de dwangbevelen. De ontvanger heeft erkend dat de Leidraad invordering niet correct was gevolgd, maar gaf aan dat hij de kosten van vervolging zou laten vervallen als het verzet gegrond werd verklaard. Het hof oordeelde dat de belanghebbende in gebreke was gebleven met de betaling van de belastingschuld, aangezien hij na de betekening van de dwangbevelen geen enkele poging had ondernomen om te betalen of contact op te nemen met de ontvanger.
Het hof concludeerde dat de belastingdeurwaarder gerechtigd was om de kosten van vervolging in rekening te brengen, ondanks het feit dat de aanslagbiljetten geen aanduiding bevatten met betrekking tot versnelde invordering. De uitspraak van het hof was dat het beroep van de belanghebbende ongegrond werd verklaard, en er werden geen termen gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. Boersma, in tegenwoordigheid van mr. Brands als griffier.