ECLI:NL:GHAMS:2001:AD8294
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Brouwer
- mr. Couperus
- Rechtspraak.nl
Fysieke aanwezigheid in werkstaat en toepassing van de 183-dagenregeling in belastingverdrag met Nigeria
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 23 oktober 2001, staat de vraag centraal of de belanghebbende, die in 1999 als kapitein op een sleepboot in de territoriale wateren van Nigeria werkte, recht heeft op toepassing van de 183-dagenregeling uit het belastingverdrag tussen Nederland en Nigeria. De belanghebbende heeft in het jaar 1999 115 dagen fysiek in Nigeria verbleven, terwijl hij de overige dagen in Nederland doorbracht, deels wegens ziekte en deels met verlof. De relevante verdragsbepalingen stellen dat de beloning van een inwoner van een van de Staten slechts in die Staat belastbaar is, tenzij de dienstbetrekking in de andere Staat wordt uitgeoefend en de genieter in de andere Staat niet meer dan 183 dagen verblijft.
Het Hof oordeelt dat de belanghebbende niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 15 van het belastingverdrag, omdat hij meer dan 183 dagen in Nederland verbleef en slechts 115 dagen in Nigeria. De belanghebbende had geen recht op vermindering van belasting in Nederland, aangezien hij niet voldeed aan de vereisten van de "days of physical presence" methode. Het Hof wijst erop dat de bepalingen van het OESO-modelverdrag van toepassing zijn en dat Nederland, samen met andere staten, de wijziging in de interpretatie van de 183-dagenregeling heeft aanvaard.
De uitspraak van het Hof is dat het beroep van de belanghebbende ongegrond wordt verklaard. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat de belanghebbende in het ongelijk wordt gesteld en er geen bijzondere omstandigheden zijn die een veroordeling in de proceskosten rechtvaardigen. De uitspraak is gedaan door mr. Brouwer, lid van de belastingkamer, en mr. Couperus als griffier, en is ter openbare zitting uitgesproken.