ECLI:NL:GHAMS:2001:AD4830
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Brouwer
- Rechtspraak.nl
Bewijslast en verzuimboete bij belastingaanslag voor inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 12 september 2001, staat de bewijslast van de inspecteur centraal. De belanghebbende, aangeduid als X, had een aanslag voor de inkomstenbelasting over het jaar 1998 ontvangen, waarbij een verzuimboete van ƒ 1.250 was opgelegd. De inspecteur stelde dat X in verzuim was omdat hij zijn aangiften voor de jaren 1994 en 1995 niet tijdig had ingediend. X betwistte echter de ontvangst van een aanmaning voor het jaar 1994 en stelde dat hij op 11 maart 2000 een verzoek om uitstel had gedaan, waarop hij geen reactie ontving.
Het Hof oordeelde dat de inspecteur niet had aangetoond dat X tijdig op de hoogte was gesteld van zijn verzuim. De enkele mededeling van de inspecteur dat uit het computersysteem van de belastingdienst bleek dat een aanmaning was verzonden, werd als onvoldoende bewijs beschouwd. Het Hof concludeerde dat X voor het jaar 1994 geen verzuim had gepleegd, terwijl het verzuim voor het jaar 1995 niet in geschil was. Hierdoor had X voor het jaar 1998 een tweede verzuim gepleegd, wat leidde tot de conclusie dat de opgelegde boete van ƒ 750 passend was.
Daarnaast oordeelde het Hof dat de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende moest worden veroordeeld. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, drs. Plat, en de beslissing werd ter openbare zitting uitgesproken. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de eerdere uitspraak op bezwaar, en verlaagde de boete tot ƒ 750. Tevens werd de Staat veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht aan de belanghebbende.