ECLI:NL:GHAMS:2001:AD4465

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/2107
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Dutmer
  • A. van Schaik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterechte naheffingsaanslag parkeerbelasting en coulanceverzoek

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 5 september 2001, gaat het om een beroep van belanghebbende X tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting die hem was opgelegd op 23 januari 2000. De naheffingsaanslag werd opgelegd om 22.58 uur, terwijl de parkeerbelasting tot 23.00 uur gold. Belanghebbende stelde dat hij zijn auto, een Opel, rond 23.00 uur had geparkeerd en vroeg om coulance, omdat hij vond dat de naheffing onredelijk was. Hij voerde aan dat twee bewoners van het nabijgelegen pand hadden verklaard dat de wielklem om 23.04 uur aan zijn auto was aangebracht.

Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij de auto na 23.00 uur had geparkeerd. De parkeercontroleur had de naheffingsaanslag opgelegd op basis van zijn waarneming en het tijdsverloop dat nodig was om de naheffingsaanslag op te stellen. Het Hof concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat belanghebbende geen bewijs had geleverd voor zijn stelling dat hij na 23.00 uur had geparkeerd. Bovendien werd opgemerkt dat de wetgeving en de gemeentelijke verordening geen ruimte boden voor coulance in dit geval.

De uitspraak benadrukt dat de parkeerbelasting moet worden voldaan bij aanvang van het parkeren en dat de verantwoordelijkheid voor het betalen van de belasting bij de parkeerder ligt. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. Dutmer, lid van de belastingkamer, in aanwezigheid van mr. Van Schaik als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Eerste Enkelvoudige Belastingkamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
de uitspraak van de directeur van de Dienst Stadstoezicht van de gemeente Amsterdam, ver-weerder, gedagtekend 12 mei 2000, betreffende de ten name van belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen, gedagtekend 23 januari 2000, met nummer (…) en de ten name van belanghebbende genomen beschikking kosten wielklem, gedagtekend 24 januari 2000, nummer (…).
Het beroep is behandeld ter zitting van 22 augustus 2001.
Beslissing
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
Gronden
1. Op 23 januari 2000 om circa 22.58 uur stond belanghebbendes auto, een Opel met kenteken (…) (hierna: de auto), geparkeerd aan de a-straat nabij perceelnummer 52 te Amsterdam, zon-der dat voor het aldaar op dat tijdstip parkeren parkeerbelasting was betaald. Ter zake van dat feit is de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd en is de onderhavige beschikking genomen.
2. Op 23 januari 2000 gold op de onder 1. genoemde plaats 'betaald parkeren' tot 23.00 uur.
3. In geschil is of de onderhavige naheffingsaanslag terecht is opgelegd en of de onderhavige beschikking terecht is genomen.
4. Belanghebbende heeft gesteld dat hij de auto op 23 januari 2000, volgens zijn horloge, rond 23.00 uur heeft geparkeerd. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij 'bij elven' heeft geparkeerd en dat hij op twee minuten is afgerekend. Belanghebbende vindt de naheffing onredelijk en vraagt zich af of er geen sprake van coulance kan zijn.
5. Belanghebbende heeft voorts gesteld dat de naheffingsaanslag een foutief kenteken (…) vermeldde en dat twee bewoners van het pand a-straat 52 te Amsterdam op 24 januari 2000 tegenover hem hebben verklaard dat de wielklem om 23.04 uur aan de auto is aangebracht.
6. Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Verordening Parkeerbelastingen 1999 van de ge-meente Amsterdam (hierna: de Verordening) moet parkeerbelasting worden voldaan bij de aanvang van het parkeren. Verweerder heeft aangevoerd dat onbekend is hoe laat het was op het moment dat belanghebbende de auto parkeerde, maar dat dit in elk geval enige minuten vóór 22.58 uur -het tijdstip waarop de naheffingsaanslag is opgelegd- moet zijn geweest. Het uitschrijven van een naheffingsaanslag vergt enige tijd en de parkeercontroleur neemt een waarnemingstijd in acht alvorens de naheffingsaanslag op te leggen. Nu belanghebbende geen nader bewijs van zijn stelling omtrent het aanvangstijdstip van het parkeren heeft bijgebracht en voorts de omstandigheid dat de wielklem eerst na 23.00 uur zou zijn aangebracht niet van belang is, heeft belanghebbende naar het oordeel van het Hof niet aannemelijk gemaakt dat hij de auto om 23.00 uur of daarna heeft geparkeerd. De naheffingsaanslag is dan ook terecht opgelegd. De Gemeentewet, noch de Verordening, noch algemene beginselen van behoorlijk bestuur geven in een geval als het onderhavige een aanknopingspunt om op grond van rede-lijkheid dan wel coulance het opleggen van naheffingsaanslagen te doen eindigen op een tijd-stip gelegen vóór 23.00 uur.
7. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Verordening wordt de parkeerbelasting geheven van degene die de auto heeft geparkeerd. In casu is buiten geschil dat belanghebbende de parkeer-der van de auto is geweest. De omstandigheid dat de parkeercontroleur een fout heeft gemaakt bij het invullen van het kenteken van de auto op het naheffingsaanslagbiljet (zie 5.) neemt niet weg dat belanghebbende, de parkeerder, parkeerbelasting verschuldigd was.
8. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling van een partij in de proceskos-ten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan op 5 september 2001 door mr. Dutmer, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van Schaik als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, door het lid van de belasting-kamer en de griffier ondertekend.
Het lid van de belastingkamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onder-werpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor be-roep in cassatie verschuldigde recht.