ECLI:NL:GHAMS:2001:AD3584
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Onnes
- M. van Loon
- H. Holdert
- Rechtspraak.nl
Gelijkstelling van pleegkinderen in familierechtelijke betrekking tot pleegouders en hun echtgenoten
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 augustus 2001 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij de verkrijging door belanghebbende, aangeduid als pleegkind, ter discussie stond. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Belastingdienst Registratie en Successie, die de verkrijging belastte naar het tarief voor niet-verwanten. De belanghebbende, geboren in 1937, was vanaf haar jeugd onderhouden door haar tante en haar echtgenoot, die als haar pleegouders werden aangemerkt. Na het overlijden van haar pleegvader en diens tweede echtgenote, erfde zij samen met haar echtgenoot, maar de belastingdienst weigerde de verkrijging als een kind van de pleegouders te beschouwen.
Het Hof heeft vastgesteld dat de belanghebbende gelijkgesteld moet worden met een kind dat in familierechtelijke betrekking staat tot de pleegouder, ondanks het feit dat de tweede echtgenote van de pleegvader niet aan de wettelijke eisen voldeed. De rechter oordeelde dat de wetgeving, met name artikel 19 van de Successiewet 1956, niet alleen de relatie met de pleegouder maar ook met diens echtgenoot moet omvatten. Dit betekent dat de pleegkinderen, in dit geval de belanghebbende, ook als kinderen van de tweede echtgenote moeten worden behandeld voor de belastingheffing.
De uitspraak van het Hof vernietigde de eerdere beslissing van de Belastingdienst en verminderde de aanslag tot f 43.975. Tevens werd de Belastingdienst veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende. Het Hof benadrukte dat de wetgeving niet alleen de letter, maar ook de geest van de wet moet volgen, waarbij pleegkinderen niet benadeeld mogen worden ten opzichte van biologische kinderen. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan binnen zes weken in cassatie worden aangevochten bij de Hoge Raad der Nederlanden.