ECLI:NL:GHAMS:2001:AB8112

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/3316
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Goes
  • A. van der Laan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende bewijs voor betaling parkeerbelasting bij naheffingsaanslag

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 21 augustus 2001, ging het om een beroep van belanghebbende X tegen een naheffingsaanslag voor parkeerbelasting opgelegd door het Hoofd Bureau Belastingen van de gemeente Beverwijk. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat de auto van belanghebbende op 13 februari 2000 om 14.16 uur geparkeerd stond op de Parallelweg te Beverwijk, zonder dat er bewijs was dat de verschuldigde belasting was voldaan. Belanghebbende stelde dat hij wel degelijk had betaald en overhandigde een afschrift van een parkeerkaartje dat aangaf dat hij tot 16.59 uur had betaald. Echter, het kaartje was verstrekt door een parkeerautomaat die zich op een andere locatie bevond, ongeveer 300 meter van de parkeerplaats.

Het Hof oordeelde dat het bewijs van betaling niet voldoende was, omdat het kaartje niet afkomstig was van de parkeerautomaat die het dichtst bij de parkeerplaats stond. De uitleg van de verweerder over de herkenbaarheid van de parkeerautomaat werd door het Hof als geloofwaardig beschouwd. Het Hof concludeerde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij de belasting had voldaan voordat de naheffingsaanslag werd opgelegd. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard. Tevens werd er geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken, omdat het Hof geen termen aanwezig achtte voor een dergelijke veroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Goes, lid van de belastingkamer, in aanwezigheid van mr. A. van der Laan als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Tiende Enkelvoudige Belastingkamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende, gericht tegen de uitspraak, gedagtekend 25 augustus 2000, van het Hoofd Bureau Belastingen van de gemeente Beverwijk, verweerder, betreffende de naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen, aanslagnummer (...).
Het beroep is behandeld ter zitting van 7 juni 2001.
BESLISSING
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
GRONDEN
1. De auto met kenteken aa-bb-11 stond op 13 februari 2000 om 14.16 uur geparkeerd op de Parallelweg te Beverwijk. Ter zake van dit feit is de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.
2. Belanghebbende heeft bij bezwaar een afschrift overgelegd van een kaartje, waaruit blijkt dat op 13 februari 2000 belasting is betaald voor het parkeren tot 16.59 uur. Op het kaartje is onder meer vermeld "WIJKEMR-B".
3. Voor de vraag of een naheffingsaanslag terecht is opgelegd, dient beoordeeld te worden of de voor het parkeren verschuldigde belasting door belanghebbende is voldaan vóór het opleggen van die aanslag. Het Hof gaat - gelet op BNB 1997/68 - mitsdien voorbij aan het tussen partijen bestaande geschil over de vraag of ten tijde van de controle een kaartje duidelijk zichtbaar in de auto aanwezig was.
4. Belanghebbende heeft gesteld dat hij de voor het parkeren om 14.16 uur verschuldigde belasting heeft voldaan en dat het door hem - in afschrift - overgelegde en ter zitting getoonde kaartje hiervan het bewijs is. Hij heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat hij de belasting heeft voldaan bij de schuin tegenover de parkeerplaats staande parkeerautomaat.
5. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat een op de Parallelweg aanwezige parkeerautomaat kaartjes verstrekt waarop de code van de Parallelweg is gedrukt en dat op het door belanghebbende getoonde kaartje de code "WIJKEMR-B" is gedrukt, welke code aangeeft dat het kaartje is verstrekt door een betaalautomaat op de haaks op de Parallelweg staande Wijkermeerweg, welke automaat ongeveer 300 meter van de parkeerplaats is verwijderd.
6. Het Hof heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de door verweerder gegeven uitleg omtrent de wijze waarop herkend kan worden bij welke parkeerautomaat de belasting is voldaan. Dit brengt mee dat belanghebbendes stelling dat hij de belasting heeft voldaan door bij de schuin tegenover de parkeerplaats aanwezige automaat geld in te werpen ongeloofwaardig is.
7. Gelet op het bovenstaande acht het Hof niet aannemelijk dat belanghebbende de voor het parkeren verschuldigde belasting voor het opleggen van de onderhavige naheffingsaanslag heeft voldaan, hetgeen meebrengt dat zijn beroep ongegrond is.
8. Voor een veroordeling in de proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, acht het Hof geen termen aanwezig.
De uitspraak is gedaan op 21 juni 2001 door mr. Goes, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van der Laan als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal door voornoemd lid en de griffier ondertekend.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van het proces-verbaal van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.