ECLI:NL:GHAMS:2001:AB1849

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/02272
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Bijl
  • A. Boersma
  • J. Vrouwenvelder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De vraag of belanghebbende op 1 mei 1998 de macht heeft verkregen om als eigenaar over een jacht te beschikken

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 21 mei 2001, staat centraal of belanghebbende op 1 mei 1998 de macht heeft verkregen om als eigenaar over het motorjacht 'Dame Blanche' te beschikken. De inspecteur had een naheffingsaanslag opgelegd aan belanghebbende, omdat hij van mening was dat er sprake was van een intracommunautaire verwerving van het jacht. De feiten wijzen uit dat het jacht op 28 april 1998 voor het eerst in de vaart is genomen en dat er vóór 1 mei 1998 een huurkoopovereenkomst was gesloten tussen belanghebbende en een Belgische vennootschap. Belanghebbende betwistte de stelling van de inspecteur en voerde aan dat hij op 1 mei 1998 niet de beschikking had over het jacht, omdat het nog onder de voorwaarden van de huurkoopovereenkomst viel.

Het Hof oordeelde dat, gelet op de overeenkomsten en de omstandigheden van de zaak, het aannemelijk was dat belanghebbende op 1 mei 1998 als eigenaar over het jacht kon beschikken. De overeenkomsten gaven hem geen beperkingen in het gebruik van het jacht, en het feit dat het jacht op dat moment in Nederland was, versterkte de conclusie dat hij de macht had om als eigenaar op te treden. Het Hof verwierp de argumenten van belanghebbende en concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. De uitspraak van de inspecteur werd bevestigd, en het beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard.

De uitspraak is van belang voor de interpretatie van intracommunautaire verwervingen en de voorwaarden waaronder een eigenaar als zodanig kan worden erkend, vooral in het kader van belastingrecht en de bijbehorende wetgeving.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Tweede Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van X. te Y, belang-hebbende,
tegen
een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Douane district
Groningen, de inspecteur.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 28 juni 2000, ingediend door J. te H als gemachtigde van belanghebbende, en gericht tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 26 mei 2000, betreffende een met dagtekening 5 december 1999 aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
De inspecteur heeft ter zake van intracommunautaire verwerving van een plezierjacht het bedrag van de verschuldigde belasting vastgesteld op f 130.176,39 op basis van een vergoeding van
f 743.865. Bij de bestreden uitspraak heeft de inspecteur de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak en van de naheffingsaanslag.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Hij concludeert tot bevestiging van de uitspraak.
De inspecteur heeft bij brief van 3 januari 2001 nog een stuk ingezonden. Een afschrift daarvan is door de griffier aan belanghebbende gezonden.
Ter zitting van 15 januari 2001 zijn verschenen en gehoord de gemachtigde, alsmede de inspecteur, tot zijn bijstand vergezeld van F., mr. R.en J.. Beide partijen hebben een pleitnota voorgedragen en overgelegd, waarvan de inhoud als hier opgenomen geldt. Partijen hebben over en weer kennis kunnen nemen van de bij de pleitnota’s behorende bijlage(n) en zich erover kunnen uitlaten.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1 Op 18 september 1999 werd door ambtenaren van de douane in de jachthaven van Terschelling een onderzoek ingesteld naar de herkomst van in de haven aangetroffen jachten. Deze controle gaf aanleiding tot een nader onderzoek naar de herkomst van een motorjacht met de naam Dame Blanche (het jacht).
2.2 Het jacht is in de periode oktober 1997 tot januari 1998 door Beaux Bateau Ltd. in Engeland gebouwd. Opdrachtgever was B B.V. te W. Het jacht betreft een nieuw ontwerp met als typeaanduiding Atlantic 42.
2.3 In januari 1998 is het jacht vanuit Engeland naar een beurs in Düsseldorf vervoerd. Aldaar is het als showmodel tentoongesteld. Tijdens een bezoek aan deze beurs in februari 1998 heeft belanghebbende het jacht voor het eerst gezien en heeft hij aan B B.V. te kennen gegeven dat hij het showmodel wilde kopen. Na afloop van de beurs is het jacht naar het bedrijf van B B.V. te W vervoerd.
2.4 Op 26 februari 1998 is een “Koopovereenkomst” tussen belanghebbende (“de Koper”) en B B.V. (“de Verkoper”) gesloten. Daarin is onder meer het volgende vermeld:
“1. B B.V. levert de ATLANTIC 42 zoals beschreven in de folder en aanhangsel 1.
(...)
4. Het jacht wordt voor of op 28 maart 1998 geleverd, nadat het jacht door middel van een proefvaart getest en akkoord bevonden is.
5. De koopsom bedraagt: Hfl 793.000,- inkl. 17,5% BTW
6. De betaling zal volgens onderstaand schema plaatsvinden:
- Betaling van de koopsom ineens voor of op 28 maart 1998 Hfl 793.000,-
7. B B.V. geeft een garantie van 12 maanden. (...)
Na oplevering na demojaar.
(...)
11. B B.V. mag de Atlantic 42 1 jaar als demonstratieschip gebruiken.
12. De levering is onder voorbehoud van een tevredenstellende proefvaart.
13. Bij nog niet volledige betaling van de koopsom kan koper in overleg de Atlantic 42 gebruiken.
(...)”.
Aanhangsel 1 is een beschrijving van het jacht
2.5 Op 27 februari 1998 heeft B B.V. aan N B.V. te T (België) een bedrag van f 674.893,61 exclusief omzetbelasting gefactureerd. Op de factuur is onder meer vermeld: “Wij berekenen u ten behoeve van uw cliënt X. en voorts “BTW 0-tarief”.
2.6 Op 4 maart 1998 heeft belanghebbende een bedrag van f 722.145
laten overboeken naar een bankrekening in Luxemburg ten name van X. Pensioen B.V. Vanaf deze rekening zijn automatische termijnbetalingen in het kader van de nader te noemen huurkoopovereenkomst tussen N B.V. en belanghebbende verzorgd.
2.7 Eveneens op 4 maart 1998 heeft N B.V. aan belanghebbende een “Bevestiging voor “Atlantic 42”” gestuurd. In dit schrijven is onder meer het volgende vermeld:
"Investeringsbedrag: NLG 674.894,00 exclusief BTW (...)
Contract over 4 semesters
Aankoopprijs van het schip NLG 674.894,00
Kosten N B.V. NLG 47.251,00
Totaal aankoopbedrag via N B.V. NLG 722.145,00
Aankoopprijs inclusief BTW (...): NLG 793.000,00
Uw totale directe netto besparing bedraagt t.o.v. aankoopprijs incl. B.T.W.:
NLG 70.855,00
Inbegrepen in deze voorwaarden
- Aankoop schip bij de leverancier;
- Verkoop schip, via de huurkoopovereenkomst aan de klant;
- Alle verwerkingskosten en intresten gedurende huurkooptermijn;
- Openingskosten rekening bij de Bank in Luxemburg;
- Registratie Belgische vlaggenbrief;
- Belgische BTW-verklaring
Niet inbegrepen in deze voorwaarden
- Aankoopsom;
- Verzekering;
- Eenmalige belasting op in verkeersstelling (...);
- Levering van het vaartuig aan ligplaats;
- Levering van het vaartuig buiten de Europese Unie”.
2.8 Op 9 maart 1998 heeft de bank in Luxemburg de eerste termijnbetaling naar N B.V. overgemaakt.
2.9 In een “Huurkoopovereenkomst” tussen belanghebbende (“de Huurder”) en N B.V. (“de Verhuurder”), welke is gedagtekend 4 juni 1998, is onder meer het volgende bepaald:
“Tussen de ondergetekenden:
1. N b.v. ...
en
(belanghebbende) ...
werd overeengekomen wat volgt:
(...)
artikel 1: voorwerp
De Verhuurder verklaart aan de Huurder het gebruik te zullen verschaffen van: een … Atlantic 42 ...
(...)
artikel 2: duur
De overeengekomen huur wordt aangegaan voor een periode van 24 maanden ingaand op de datum van aflevering van het vaartuig.
(...)
artikel 4: eigendomsoverdracht
Mits hij gedurende de gehele looptijd van onderhavige overeenkomst aan al zijn verplichtingen heeft voldaan, heeft de betaling door Huurder van de laatste huurtermijn die krachtens onderhavige overeenkomst verschuldigd is, van rechtswege de overdracht van de juridische eigendom van het vaartuig tot gevolg.
(...)
artikel 5: huurprijs
De huurprijs bedraagt de eenmalige som van NLG 41.264,87 en NLG 175.650,17 per semester. Deze huurprijs, inbegrepen de eventuele toeslagen, zoals vermeld in onderhavige overeenkomst, desgevallend vermeerderd met belastingen of kosten worden vooruit betaald en dit op de eerste maal uiterlijk bij levering van het vaartuig.
(...)
artikel 7: gebruik
Geen enkel vaartuig mag bestuurd en/of gebruikt worden door personen die niet in het bezit zijn van de hiervoor vereiste hoedanigheid, toelatingen, vergunningen en/of attesten (...). Elke inbreuk op deze regel geeft de Verhuurder het recht de overeenkomst met onmiddellijke ingang en onverminderd de toepassing van art. 15 te beëindigen.
Geen enkel vaartuig mag, behoudens voorafgaandelijke toestemming van de Verhuurder, gebracht of gebruikt worden buiten het gebied waartoe de dekking van de verzekering beperkt is. Indien hieromtrent onduidelijkheid zou bestaan heeft de Huurder de plicht bij de Verhuurder voor vertrek schriftelijk advies in te winnen.
Aan het vaartuig (...) mogen zonder de uitdrukkelijke voorafgaandelijke schriftelijke toelating van de Verhuurder geen wijzigingen worden aangebracht. Indien dergelijke wijzigingen toch zouden zijn aangebracht heeft de Verhuurder het recht deze op kosten van de Huurder ongedaan te maken.
Artikel 8: verzekering
De Verhuurder zal in naam en voor rekening van de Huurder, het nodige doen voor de afsluiting van een casco-verzekeringspolis ten behoeve van het vaartuig (…)
(...)
artikel 11: gebruik door derden
Het vaartuig mag alleen door de Huurder of zijn aangestelden, waarvoor hij burgerlijk aansprakelijk is, gebruikt worden.
De personen die het vaartuig besturen en/of gebruiken dienen in het bezit te zijn van een vaarbewijs. Het gebruik door andere personen is onder geen enkele voorwaarde toegestaan.
De Huurder mag het vaartuig niet verpanden of anderszins bezwaren.
artikel 13: verlies en beschadiging
Alle risico’s in verband met het vaartuig gedurende de ganse duur van de overeenkomst zijn voor de rekening van de Huurder. De Huurder heeft dan ook de verplichting voor het vaartuig bij een door de Verhuurder erkende verzekeringsmaatschappij een verzekeringsovereenkomst af te sluiten.
(...).”
2.10 Op of omstreeks 28 april 1998 is het jacht vanuit W naar Antwerpen in België gevaren en vervolgens heeft B B.V. het jacht aan N B.V. geleverd. Eveneens op 28 april 1998 vond de teboekstelling plaats in België ten name van N B.V. Het overbrengen van het jacht hield tevens een proefvaart in.
2.11 Op of omstreeks 1 mei 1998 is het schip weer naar Nederland gevaren.
2.12 In een “Koopovereenkomst” tussen N B.V. (“de Verhuurder”), B B.V. (“de Verkoper”) en belanghebbende (“de Huurder”), welke is gedagtekend 1 mei 1998, is onder meer het volgende bepaald:
“Tussen de ondergetekenden:
. 1. N b.v.
en
2. B B.V.
en
3. (belanghebbende)
Aangezien tussen de Verhuurder en de Huurder een huurkoopovereenkomst werd gesloten met betrekking tot (het motorjacht type) Atlantic 42 dat voormeld vaartuig heden door de Verhuurder bij de Verkoper wordt aangekocht en aan de Huurder afgeleverd onder de hierna volgende voorwaarden:
artikel 1
De verkoper verkoopt hierbij aan de Verhuurder, die aanvaardt te kopen, het vaartuig (type) Atlantic 42.
De Huurder, die in dit verband namens de verhuurder optreedt, verklaard voormeld vaartuig heden in goede staat te hebben ontvangen.
(...)
artikel 2
De Verkoper erkent heden vanwege de Verhuurder de volledige aankoopprijs te hebben ontvangen hetzij:
- Koopprijs: NLG 674.894,00
- BTW: 0,00% (intracommunautaire levering naar België)
- Totaal: NLG 674.894,00
(...)
artikel 3
De Huurder zal de Verhuurder op geen enkele wijze aansprakelijk kunnen stellen voor gebreken, weze ze zichtbaar of onzichtbaar, en/of tekortkomingen aan het vaartuig. De Huurder doet op grond van hetgeen voorafgaat dan ook ten overstaan van de verhuurder uitdrukkelijk afstand van elke vordering strekkende tot ontbinding van onderhavige koopovereenkomst en/of huurkoopovereenkomst, zelfs indien het vaartuig ongeschikt zou zijn voor het voorziene gebruik.
De Verhuurder zal in voorkomend geval, indien de huurder aantoont dat het gekochte vaartuig gebreken en/of tekortkomingen vertoont, aan de Huurder, in uitvoering van artikel 3 van de tussen hen gesloten huurkoopovereenkomst, de toelating geven om in naam van de Verhuurder alle vorderingen te stellen tegen de Verkoper teneinde herstel van de geleden schade te bekomen. Alle hieraan verbonden kosten en risico’s blijven steeds voor rekening van de Huurder.
(...).”
2.13 Op 6 mei 1998 heeft belanghebbende op eigen naam een Aanvraag registratie snelle motorboot bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer ingediend. Op het vragenformulier is door belanghebbende vermeld dat hij het jacht van B B.V. had gekocht. Als ligplaats heeft hij W vermeld.
Eveneens op 6 mei 1998 vond de registratie plaats ten name van belanghebbende.
2.14 Op 19 en 22 mei 1998 heeft B B.V. foto’s laten nemen van het jacht.
2.15. Naar aanleiding van de bevindingen van de controle-ambtenaren heeft de inspecteur het standpunt ingenomen dat belanghebbende als eigenaar over het jacht kon beschikken en dat hij een intracommunautaire verwerving in de zin van artikel 17a van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de Wet) heeft verricht. De inspecteur heeft ter zake een naheffingsaanslag opgelegd aan belanghebbende. De naheffingsaanslag is gedagtekend 5 december 1998 en bedraagt f 30.176 (17,5% van f 743.865) aan enkelvoudige belasting.
3. Geschil
Partijen verschillen uitsluitend nog over de vraag of belanghebbende al dan niet op 1 mei 1998 de macht heeft verkregen om als eigenaar over het jacht te beschikken en aldus een intracommunautaire verwerving heeft verricht als bedoeld in artikel 17a van de Wet, hetgeen de inspecteur verdedigt doch belanghebbende bestrijdt. Het bedrag van de naheffingsaanslag is niet in geschil.
4. Standpunten van partijen
4.1 Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding en de onder 1. opgenomen pleitnota’s.
4.2 Belanghebbende heeft ter zitting het volgende aan zijn stellingen doen toevoegen.
De opmerking in de derde alinea van de pleitnota “september 1999” moet worden vervangen door “september 1998”.
Het geschil kan worden beperkt tot de vraag of belanghebbende al dan niet op 1 mei 1998 de macht heeft verkregen om als eigenaar over het jacht te beschikken en aldus een intracommunautaire levering heeft verricht in de zin van artikel 17a van de Wet.
B B.V. heeft het jacht in Engeland laten bouwen en vervolgens naar een beurs in Düsseldorf laten vervoeren om het te showen. Het jacht was op dat moment nog niet geheel voltooid. De dieselmotoren waren wel al aanwezig. Na de beurs is het jacht op de werf in W voltooid.
Belanghebbende wilde graag het showmodel omdat er vaak korting op zit. B B.V. had aanvankelijk geen behoefte aan verkoop omdat het jacht nog naar andere beurzen moest. Uiteindelijk zijn partijen toch tot elkaar gekomen.
Via B B.V. is belanghebbende in contact gekomen met de directeur van N B.V. Deze heeft hem erop gewezen dat hij zich de omzetbelasting kon besparen door het jacht via N B.V. te kopen. Tevens werd hem de mogelijkheid geboden het jacht in vier termijnen te betalen. Belanghebbende is hiermee akkoord gegaan en vervolgens heeft N B.V. een rekening geopend bij een Luxemburgse bank op zijn naam.
Naar alle waarschijnlijkheid heeft N B.V. de factuur voldaan die haar door B B.V. op 27 februari 1998 is gestuurd.
In de overeenkomst van 26 februari 1998 is de eigenlijke verkoop geregeld. De met N B.V. gemaakte afspraken, zoals het openen van een rekening bij een Luxemburgse bank en het verplicht aangaan van een huurkoopovereenkomst, waarvan de inhoud bij belanghebbende vooraf bekend was, zijn van na die datum en mondeling overeengekomen. In de overeenkomst van 1 mei 1998 zijn deze eerder gemaakte mondelinge afspraken vastgelegd.
Op of omstreeks 28 april 1998 is het jacht voor het eerst in de vaart genomen. Het is toen van W naar Antwerpen gevaren.
Naar alle waarschijnlijkheid heeft het jacht in de periode mei tot begin juni 1998 in Nederland gevaren. Dit is echter een zaak tussen B B.V. en N B.V. Belanghebbende staat hier buiten.
B B.V. heeft tot aan de levering aan belanghebbende op 4 juni 1998, de brandstof betaald.
Belanghebbende neemt het standpunt in dat het jacht op 4 juni 1998 in Helgoland is geleverd. Desgewenst kan belanghebbende een rekening overleggen van een restaurant in Helgoland waar hij heeft gegeten. Kort daarna is het jacht weer naar Nederland gevaren en weer aan B B.V. ter beschikking gesteld voor het nemen van foto´s.
Belanghebbende had op 1 mei 1998 nog niet de macht om als eigenaar over het jacht te beschikken. Mocht het Hof van oordeel zijn dat belanghebbende wel op 1 mei 1998 een intracommunautaire verwerving heeft verricht, dan houdt het verder op. Er is dan terecht omzetbelasting nageheven. De hoogte van de naheffingsaanslag wordt door belanghebbende niet betwist.
Niet in geschil is dat op 1 mei 1998 sprake is van een nieuw vervoermiddel.
4.3 De inspecteur heeft ter zitting het volgende aan zijn stellingen toegevoegd.
Ook het onderhoud was (ingevolge artikel 9 van de huurkoopovereenkomst) voor rekening van belanghebbende.
Na de teboekstelling in België is het jacht weer naar Nederland gevaren.
In mei 1998 is diesel aan belanghebbende gefactureerd. Dit is een aanwijziging dat belanghebbende toen al de beschikking had over het jacht.
Mocht het Hof oordelen dat de intracommunautaire verwerving zich eerst op 4 juni 1998 te Helgoland heeft voorgedaan, dan is er sprake van invoer vanuit een derde-land overeenkomstig het bepaalde in artikel 18 van de Wet. Ook in dat geval is er omzetbelasting verschuldigd.
5. Beoordeling van het geschil
5.1 Tussen partijen is uitsluitend nog in geschil of belanghebbende al dan niet op 1 mei 1998 de macht heeft verkregen om als eigenaar over het jacht te beschikken en aldus een intracommunautaire verwerving heeft verricht als bedoeld in artikel 17a van de Wet.
5.2 Partijen zijn het erover eens dat het jacht op of omstreeks 28 april 1998 voor het eerst in de vaart is genomen. Partijen zijn het er voorts over eens dat het jacht in de periode mei tot begin juni 1998 in Nederland heeft gevaren. Partijen zijn het er verder over eens dat N B.V. en belanghebbende reeds vóór 1 mei 1998 een huurkoopovereenkomst waren aangegaan die mondeling was overeengekomen en waarvan de bepalingen nagenoeg gelijkluidend waren aan die met dagtekening 4 juni 1998.
5.3 Belanghebbende verdedigt de opvatting dat er op 1 mei 1998 geen sprake was van een intracommunautaire verwerving nu hij op dat tijdstip niet de macht had om als eigenaar over het jacht te beschikken. Belanghebbende heeft daarvoor aangevoerd dat B B.V. het jacht tot één jaar na de aankoop door belanghebbende als showmodel mocht gebruiken en dat B B.V. en N B.V. blijkbaar samen waren overeengekomen dat met het jacht in mei tot begin juni 1998 in Nederland gevaren mocht worden, doch dat dit niet tevens inhoudt dat belanghebbende op 1 mei 1998 een intracommunautaire verwerving heeft verricht.
5.4 Het Hof verwerpt de opvatting van belanghebbende. Gelet op het bepaalde in de overeenkomst van 26 februari 1998 tussen B B.V. en belanghebbende dat "de levering onder voorbehoud van een tevredenstellende proefvaart (is)" en het bepaalde in de overeenkomst van 1 mei 1998 tussen B B.V., belanghebbende en N B.V. dat belanghebbende het "vaartuig heden in goede staat (heeft) ontvangen" en de verwijzing in deze overeenkomst naar artikel 3 van de huurkoopovereenkomst, en mede gelet op het overwogene onder 5.2, in hun onderling verband bezien, acht het Hof aannemelijk dat het jacht op 1 mei 1998 aan belanghebbende ter beschikking is gesteld als ware hij eigenaar daarvan. Bij dit oordeel acht het Hof van belang dat in de overeenkomst van 1 mei 1998 noch in de huurkoopovereenkomst met dagtekening 4 juni 1998 aan belanghebbende beperkingen zijn opgelegd met betrekking tot het gebruik van het jacht. De stelling van belanghebbende dat het jacht op of omstreeks 4 juni 1998 in Helgoland is geweest doet er niet aan af dat hij reeds eerder als eigenaar over dit vaartuig kon beschikken. Ook het gebruik door B B.V. doet niet af aan deze beschikkingsvrijheid voor belanghebbende.
5.5 Uit al het vorenoverwogene volgt dat het gelijk is aan de inspecteur. Alsdan is tussen partijen buiten geschil dat de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
6. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig een der partijen te veroordelen tot vergoeding van proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. Beslissing
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak is vastgesteld op 21 mei 2001 door mr. Bijl, voorzitter, mrs. Boersma en Vrouwenvelder, leden, in tegenwoordigheid van mr. Van Aalst als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.
De voorzitter van de belastingkamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief). 2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd. 3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a- de naam en het adres van de indiener;
b- een dagtekening;
c- een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; d- de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt u een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoep kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.