ECLI:NL:GHAMS:2001:AB0968
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Boersma
- V. Vrouwenvelder
- R. Rijkels
- Rechtspraak.nl
Beoordeling voorlopige aanslag vennootschapsbelasting en ontvankelijkheid beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 februari 2001 uitspraak gedaan in het beroep van X B.V. tegen de voorlopige aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1997. De inspecteur had de voorlopige aanslag, gedateerd 15 december 1998, vastgesteld op een belastbaar bedrag van f 500.000,-, terwijl de definitieve aanslag op 15 november 1999 werd opgelegd naar hetzelfde bedrag. Belanghebbende had tegen deze aanslag op 8 mei 2000 nog geen bezwaar gemaakt. Het Hof oordeelde dat het feit dat de inspecteur na het instellen van beroep een definitieve aanslag over 1997 had opgelegd, geen reden was om belanghebbende niet-ontvankelijk te achten in haar beroep. Het Hof stelde vast dat belanghebbende nog steeds belang had bij de beoordeling van de uitspraak op bezwaar, met het oog op mogelijke invorderingsrente en proceskosten.
Het Hof beoordeelde of de inspecteur in redelijkheid had mogen overgaan tot het opleggen van de voorlopige aanslag en of deze had moeten worden verminderd op basis van nieuwe omstandigheden. Belanghebbende had in de jaren 1995 tot en met 1997 een aantal kamers geëxploiteerd in het kader van raamprostitutie, maar had over 1997 geen aangifte gedaan. De inspecteur had de theoretische omzet voor de jaren 1995 tot en met 1997 berekend, rekening houdend met onderbezetting. Tijdens de zittingen op 8 mei 2000 en 12 februari 2001 werd door belanghebbende betwist dat de voorlopige aanslag te hoog was, maar er werd geen cijfermatige onderbouwing gepresenteerd.
Het Hof concludeerde dat de inspecteur in redelijkheid de voorlopige aanslag had kunnen opleggen en dat er geen aanleiding was om deze te verminderen. De uitspraak werd gedaan door de rechters M. Boersma, V. Vrouwenvelder en R. Rijkels, in aanwezigheid van griffier M. Trippert. De beslissing werd ter openbare zitting uitgesproken, en belanghebbende had de mogelijkheid om binnen vier weken een verzoek in te dienen voor een schriftelijke uitspraak.