ECLI:NL:GHAMS:2001:AB0356

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/4014
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Kwantes
  • Mr. Brands
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding parkeertijd en naheffingsaanslag door geringe afwijkingen in tijdsregistratie

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een naheffingsaanslag voor parkeertijden die volgens de parkeercontroleur zijn overschreden. De belanghebbende, X, heeft op 6 juli 1999 geparkeerd op een terrein in Hilversum en ontving een naheffingsaanslag omdat de parkeercontroleur constateerde dat de parkeertijd was overschreden. De parkeercontroleur gaf aan dat het tijdstip 16.31 uur was, terwijl het horloge van de belanghebbende 16.28 uur aangaf. De belanghebbende betwistte de naheffingsaanslag en stelde dat er sprake was van geringe afwijkingen in de tijdsregistratie van de parkeermeter en de horloges van zowel de controleur als de parkeerder.

Tijdens de zitting op 10 november 2000 werd het standpunt van de belanghebbende besproken, waarbij hij aanvoerde dat de gemeente Hilversum geen marge hanteert bij het opleggen van naheffingsaanslagen, wat leidt tot willekeur. Het Hof oordeelde dat de verweerder, die de bewijslast droeg, niet voldoende had aangetoond dat de verschuldigde parkeerbelasting niet was voldaan. Het Hof concludeerde dat bij een overschrijding van de parkeertijd met minder dan vijf minuten, het niet uitgesloten kan worden dat door geringe afwijkingen in de tijdsregistratie de parkeertijd in werkelijkheid niet is overschreden.

Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de verweerder en de naheffingsaanslag, en gelastte de gemeente Hilversum het griffierecht aan de belanghebbende te vergoeden. Tevens werd de gemeente veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende. De uitspraak werd schriftelijk vastgesteld op 14 februari 2001, ter vervanging van de mondelinge uitspraak die eerder was gedaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Dertiende Enkelvoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van X te P., belanghebbende,
tegen
een uitspraak van het hoofd van de afdeling belastingen van de gemeente Hilversum, verweerder.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 21 december 1999.
Het beroep is gericht tegen de uitspraak van verweerder, gedagtekend 12 november 1999, betreffende de naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen met aanslagnummer 07.
Na bezwaar tegen de naheffingsaanslag is deze bij de bestreden uitspraak gehandhaafd. Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van verweerder en de bestreden belastingaanslag.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en heeft geconcludeerd tot bevestiging van de uitspraak.
Ter zitting van 10 november 2000 zijn verschenen belanghebbende en M. namens verweerder.
Op 24 november 2000 heeft het Hof mondeling uitspraak gedaan, waarvan het proces-verbaal op 4 december 2000 aangetekend aan partijen is verzonden.
Bij brief van 7 december 2000 heeft verweerder verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Het daarvoor verschuldigde griffierecht is tijdig op 23 januari 2001 op de postrekening van het Hof bijgeschreven.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
Op 6 juli 1999 te 16.31 uur stond de auto van belanghebbende op een terrein plaatselijk bekend als a-plein te Hilversum, hierna de parkeerplaats, zonder dat voor de dienstdoende parkeercontroleur kenbaar was dat voor het aldaar op dat tijdstip parkeren parkeerbelasting was betaald. Ter zake van dit feit is de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.
Tot de stukken behoort een - kopie van een - kaartje welke door een parkeerautomaat in het gebied waarin de parkeerplaats zich bevindt wordt verstrekt nadat belasting is voldaan. Op dit kaartje is vermeld dat op voormelde datum f 2 is betaald en dat de parkeertijd die dag eindigde om 16.26 uur.
Terwijl de parkeercontroleur in aanwezigheid van belanghebbende de naheffingsaanslag stond uit te schrijven gaf het horloge van de parkeercontroleur als tijdstip 16.31 uur aan, terwijl het horloge van belanghebbende op hetzelfde moment als tijdstip 16.28 uur aangaf.
3. Geschil
Tussen partijen is in geschil of de onderhavige naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd.
4. Standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding.
Belanghebbende heeft ter zitting alsnog verklaard:
Te laat wil zeggen dat een tijdstip ruim is overschreden. Daarvan was in casu geen sprake. Het kan immers altijd zo zijn, dat sprake is van geringe afwijkingen in de uurwerken en ook bij het parkeren in parkeergarages in de gemeente mag ná betaling van de parkeerbelasting nog enige tijd buiten het betalingstijdvak geparkeerd worden.
Omliggende gemeenten hanteren een ruimere marge bij het opleggen van een naheffingsaanslag. Wat hier is gebeurd is willekeur. Op de stelling van verweerder dat je dit geval niet anders kan beoordelen dan het geval waarbij gebruik is gemaakt van een parkeermeter met draaischijf stel ik dat het gebruik in deze gemeente van verschillende soorten parkeermeters mij niet mag worden tegengeworpen. Bovendien had ik met zo’n parkeermeter, waar verweerder op doelt, niet van doen.
Ik verzoek verweerder te veroordelen in de proceskosten te weten: reiskosten f 16 en twee uur verletkosten ( f 46,98 per uur).
Verweerder heeft ter zitting alsnog verklaard:
In Hilversum is bewust gekozen voor het beleid dat er geen marge wordt gehanteerd bij het opleggen van een naheffingsaanslag. Dit houdt verband met het gebruik van parkeermeters met een draaischijf. Omdat zo’n parkeermeter geen kaartje produceert is geen controle mogelijk op het tijdverloop na het einde van de parkeertijd. Parkeerders zouden dan ongelijk behandeld worden.
5. Beoordeling van het geschil
Belanghebbende stelt dat hem, na afloop van het tijdstip waarop de parkeertijd eindigde, nog een beperkte tijd had moeten worden gegund voordat de naheffings-aanslag werd opgelegd.
Verweerder heeft gesteld dat in dit geval strenge handhaving van de parkeerregels plaats vindt omdat bij parkeermeters met een draaischijf, die elders in de gemeente staan, het tijdverloop na beëindiging van de parkeertijd niet is vast te stellen, en dat, indien aan belanghebbende zou worden tegemoet gekomen, daardoor een ongelijke behandeling van parkeerders zou plaatsvinden.
Het Hof acht aannemelijk dat bij parkeerapparatuur met een tijdsregistratie, mede gezien de aard en de wijze waarop die apparatuur gebruikt wordt, afwijkingen in de tijdsregistratie kunnen ontstaan. Naar ’s Hofs oordeel eist een redelijke uitvoering van de parkeerverordening dan dat, alvorens een naheffingsaanslag wordt opgelegd, de controleur zich er ter plaatse van vergewist of de parkeertijd niet alleen volgens de vermelding op het parkeerbiljet, maar ook in werkelijkheid overschreden is.
Daarbij is, zoals ook bij andere technische meetapparatuur gebruikelijk is, aanname van een marginale afwijking in de metingen aangewezen.
Bij een overschrijding van de op het parkeerbiljet vermelde parkeertijd met minder dan vijf minuten, zoals in het onderhavige geval, valt naar ’s Hofs oordeel niet uit te sluiten dat door geringe afwijkingen in de betrokken uurwerken (de tijdsregistratie in de centrale parkeermeter, de tijdklok van de controleur, en de horloges van de parkeerder en de controleur) de tijd waarvoor parkeerbelasting is betaald in werkelijkheid niet is overschreden. Alsdan staat onvoldoende vast dat een naheffingsaanslag met recht kan worden opgelegd.
Verweerder, op wie in casu de bewijslast rust, heeft niet aannemelijk gemaakt, dat - met inachtneming van het vorenvermelde - voldoende vast staat dat de verschuldigde parkeerbelasting niet is voldaan. De naheffingsaanslag kan mitsdien niet in stand blijven.
6. Proceskosten
Nu belanghebbende in het gelijk wordt gesteld acht het Hof termen aanwezig voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht komen daarvoor in aanmerking aan reiskosten in totaal f 16 en aan verletkosten 2 uur x (maximum) f 117 = f 234.
7. Beslissing
Het Hof
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak van verweerder alsmede de naheffingsaanslag;
gelast de gemeente Hilversum het gestorte griffierecht ad f 60 aan belanghebbende te vergoeden;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van f 250 en wijst de gemeente Hilversum aan dit bedrag belanghebbende te betalen.
Aldus is de uitspraak schriftelijk vastgesteld op 14 februari 2001 ter vervanging van de mondelinge uitspraak, gedaan door mr. Kwantes, in tegenwoordigheid van
Mr. Brands als griffier.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit
gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.