ECLI:NL:GHAMS:2001:AB0338
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Dutmer
- mr. Jonk
- Rechtspraak.nl
Bewijs gezamenlijke huishouding en indeling in tariefgroep inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 20 februari 2001, staat de vraag centraal of belanghebbende, die ontkent een gezamenlijke huishouding te hebben gevoerd met een medebewoner, terecht is ingedeeld in tariefgroep 2 voor de inkomstenbelasting. De inspecteur had het belastbaar inkomen van belanghebbende verhoogd en haar ingedeeld in een lagere tariefgroep, wat door belanghebbende werd betwist. De inspecteur stelde dat belanghebbende met A, die op hetzelfde adres stond ingeschreven, een gezamenlijke huishouding voerde. Belanghebbende voerde aan dat zij een huurovereenkomst had met A en dat er geen sprake was van een gezamenlijke huishouding.
Het Hof oordeelde dat het aan de inspecteur was om aannemelijk te maken dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding. De inspecteur had echter onvoldoende bewijs geleverd, enkel gebaseerd op inschrijvingen op dezelfde adressen. Het Hof concludeerde dat de inspecteur niet geslaagd was in het bewijs en dat belanghebbende recht had op indeling in tariefgroep 5. De uitspraak van de inspecteur werd vernietigd en de aanslag werd verlaagd naar een belastbaar inkomen van ƒ 35.431 met toepassing van tariefgroep 5.
Daarnaast werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op ƒ 1.420. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de bestreden uitspraak en gelastte de Staat het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. Dutmer, lid van de belastingkamer, in aanwezigheid van mr. Jonk als griffier.