ECLI:NL:GHAMS:2001:6

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2001
Publicatiedatum
30 juni 2021
Zaaknummer
23-003687-00
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Splinter-van Kan
  • A. Swart
  • J. van Asperen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam inzake deelname aan criminele organisatie en opzetheling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 juli 2001 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 13 april 2000. De verdachte, die betrokken was bij een criminele organisatie, werd beschuldigd van deelname aan deze organisatie en opzetheling van gelden die afkomstig waren van de handel in verdovende middelen. Het hof heeft het onderzoek gebaseerd op de terechtzittingen in eerste aanleg en hoger beroep, waarbij de verdachte en zijn raadsman hun verweer hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het deelnemen aan een organisatie die zich bezighield met het plegen van misdrijven, zoals opzetheling en het overtreden van verschillende wetten met betrekking tot financiële dienstverlening.

Het hof heeft geoordeeld dat de inleidende dagvaarding gedeeltelijk nietig verklaard moest worden vanwege innerlijke tegenstrijdigheid. Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen was, en heeft de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. Tevens is er een verweer gevoerd door de raadsman over de schending van de rechten van de verdachte, zoals vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof heeft geoordeeld dat, hoewel er sprake was van een schending van het recht op privacy, dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte.

De uitspraak van het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en verklaart de inleidende dagvaarding voor een deel nietig. De teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte en medeverdachten is gelast, en de bewaring van andere voorwerpen is geregeld. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting van het gerechtshof.

Uitspraak

rolnummer : 23-003687-00
datum uitspraak: 24 juli 2001 tegenspraak
Gerechtshof te Amsterdam
VERKORT ARREST
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis
van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 13 april 2000
in de strafzaak onder parketnummer 13/129228-98 van

HET OPENBAAR MINISTERIE,

tegen

[verdachte] ,

geboren [geboorteplaats en -datum] , ingeschreven in de G.B.A. persoonsgegevens op het adres [geboorteplaats en -datum] .
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terecht­ zittingen in eerste aanleg van 20, 21, 23 en 30 maart 2000 en die in hoger
beroep van 2 april 2001, 9 april 2001, 12 juni 2001 en 10 juli 2001.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman naar voren is ge­ bracht.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen staat vermeld in de inleidende dagvaarding, zoals dit op de terechtzitting in eerste aanleg van 20 maart 2000 op vordering van de officier van justitie nader is omschreven:
feit 1
hij in of omstreeks de periode van l juli 1997 tot en met 31 mei 1999 te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of te België heeft deelgenomen aan een organisatie, die gevormd werd door hem, verdachte, en een of meer anderen_ (onder meer [geboorteplaats en -datum] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] ) welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- het plegen van gewoonte- dan wel opzetheling of schuldheling van gelden, afkomstig van de
handel in verdovende middelen, in elk geval van door misdrijf verkregen gelden,
- het opzettelijk overtreden van artikel 4 van de Wet inzake de Wisselkantoren,
- het opzettelijk overtreden van artikel 9 van de Wet Melding Ongebruikelijke Transacties,
- het opzettelijk overtreden van de artikelen 3 en 8 van de Wet Identificatie bij Financiële Dienstverlening 1993 en/of de uitlokking van en/of de medeplichtigheid aan voornoemde misdrijven, welke deelneming bestond uit
- het in ontvangst nemen en/of bewaren en/of afleveren van valuta en/of
- het ter beschikking stellen van ruimten voor het tellen en/of bewaren van de valuta en/of voor de overhandiging van die valuta en/of
- het ter geld ter wisseling aanbieden van de valuta en/of
- het (telefonisch) opvragen van koersen en/of overleg voeren en afspraken maken met betrekking tot de te hanteren koersen en wijze van uitvoering van wisselingen van (buitenlandse) valuta en/of
- het regelen van koeriers voor transporten van de te wisselen en gewisselde valuta naar België en/of aan- en/of afleverplaatsen en/of
- het ontwikkelen van plannen en/of het geven opdrachten en/of aanwijzingen voor voornoemde handelingen;
feit 2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 1997 tot en met 31 mei 1999 te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of te België (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen:
primair
van het plegen van opzetheling een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk (telkens) krachtens die gewoonte goederen, te weten onder meer (gedeelten van) na te noemen geldbedragen verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij, verdachte. en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of voorhanden krijgen (van die gedeelten) van die geldbedragen wist(en) dat deze door de handel in verdovende middelen. in elk geval door enig misdrijf verkregen waren en/of opzettelijk uit winstbejag (gedeelten van) na te noemen, door de handel in verdovend middelen, in elk geval door misdrijf verkregen, geldbedragen voorhanden gehad en/of overgedragen. en/of opzettelijk uit de opbrengst (gedeelten van) van na te noemen geldbedragen, welke door de handel in verdovende middelen. in elk geval door enig misdrijf waren verkregen, voordeel getrokken door het aannemen of verwerven van de tegenwaarde in andere valuta daarvan;
subsidiair
zich een of meermalen schuldig heeft gemaakt aan opzetheling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) goederen, te weten onder meer (gedeelten van) na te noemen geldbedrag(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of voorhanden krijgen van (gedeelten van) dat/die geldbedrag(en) wist(en) dat dit/deze door de handel in verdovende middelen, in elk geval door enig misdrijf verkregen was/waren, en/of opzettelijk uit winstbejag (gedeelten van) na te noemen door misdrijf verkregen geldbedrag(en) voorhanden gehad en/of overgedragen, en/of uit de opbrengst van (gedeelten van) na te noemen door misdrijf verkregen geldbedrag(en) voordeel getrokken door het aannemen of verwerven van de tegenwaarde in andere valuta daarvan;
meer subsidiair
zich een of meermalen schuldig heeft gemaakt aan schuldheling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) - al dan niet uit winstbejag • goederen, te weten (gedeelten van) na te noemen geldbedrag(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of voorhanden krijgen van (die gedeelten van) dat/die geldbedrag(en) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dit/deze door de handel in verdovende middelen, in elk geval door enig misdrijf verkregen was/waren en/of dat hij (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) uit de opbrengst van die (delen van) na te noemen door misdrijf verkregen geldbedrag(en) voordeel heeft getrokken, terwijl hij en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze geldbedrag(en) door misdrijf verkregen was/waren, door het aannemen of verwerven van de tegenwaarde in andere valuta daarvan;
op of omstreeks 14 september 1998: 31.500 Zwitserse francs en/of 170.000 Deense kronen en/of
319.500 Duitse marken en/of 182.410 Engelse ponden en/of 120 Schotse ponden en/of 100 Noord-Ierse ponden en/of 428.745.000 Italiaanse lires , althans de tegenwaarde in Nederlandse guldens en/of Amerikaanse dollars, in elk geval een of meer (grote) geldbedragen (wisseling 210) en/of
op of omstreeks 1 oktober 1998: 121.760 Engelse ponden en/of 24.945 Schotse ponden en/of 2000 Noord-Ierse ponden en/of 335.390 Duitse marken en/of 5000 Franse francs en/of 1.500.000 Italiaanse lires, althans de tegenwaarde in Amerikaanse dollars, in elk geval een of meer (grote) geldbedragen (wisseling 219) en/of
op of omstreeks 2 oktober 1998: 132.100 Duitse marken en/of 111.855 Engelse ponden en/of 3.730 Schotse ponden en/of 60 Noord-Ierse ponden en/of 25.100.000 Italiaanse lires en /of 151.100 Zwitserse francs, althans de tegenwaarde in Nederlandse guldens en/of Amerikaanse dollars, in elk geval een of meer (grote) geldbedragen (wisseling 220) en/of
op of omstreeks 19 oktober 1998: 266.130 Zwitserse francs en/of 68.055 Engelse ponden en/of 820.120 Duitse marken en/of 312.000 Oostenrijkse schillingen, althans de tegenwaarde daarvan in Nederlandse guldens, in elk geval een of meer (grote) geldbedragen (wisseling 223),
althans een of meer (grote) geldbedragen (al dan niet in buitenlandse valuta);
feit 3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van l januari 1995 tot en met l september 1997 te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of te Engeland (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen: .
primair
zich een of meermalen schuldig heeft gemaakt aan opzetheling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) goederen. te weten (gedeelten van) na te noemen geldbedrag(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en /of voorhanden krijgen van (gedeelten van) dat/die geldbedrag(en) wist(en) dat dit/deze door de handel in verdovende middelen, in elk geval door enig misdrijf verkregen was/waren, en/of opzettelijk uit winstbejag (gedeelten van) na te noemen door misdrijf verkregen geldbedrag(en) voorhanden gehad en/of overgedragen. en/of uit de opbrengst van (gedeelten van) na te noemen door misdrijf verkregen geldbedrag(en) voordeel getrokken door het aannemen of verwerven van de tegenwaarde in andere valuta daarvan;
subsidiair
zich een of meermalen schuldig heeft gemaakt aan schuldheling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) - al dan niet uit winstbejag - goederen, te weten (gedeelten van) na te noemen geldbedrag(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of voorhanden krijgen van (die gedeelten van) dat/die geldbedrag{en) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dit/deze door de handel in verdovende middelen, in elk geval door enig misdrijf verkregen was/waren en/of dat hij (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) uit de opbrengst van die {delen van) na te noemen door misdrijf verkregen geldbedrag{en) voordeel heeft getrokken. terwijl hij en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze geldbedrag(en) door misdrijf verkregen was/waren, door het aannemen of verwerven van de tegenwaarde in andere valuta daarvan;
op of omstreeks 13 februari 1995: 30.400 Duitse marken, althans de tegenwaarde in Nederlandse guldens, in elk geval een (groot) geldbedrag (overzicht verdachte transacties d.d. 25/02/00) en/of
op of omstreeks 14 april 1995: 50.250 Duitse marken, althans de tegenwaarde in Amerikaanse dollars en/of Nederlandse guldens, in elk geval een (groot) geldbedrag (overzicht verdachte transacties d.d. 25/2/00) en/of
op of omstreeks 18 juli 1997: 200.000 Duitse marken, althans de tegenwaarde in Amerikaanse dollars , in elk geval een (groot) geldbedrag (bijlage 12 e.v., bijlage D, zaaksdossier [naam 1] ) en/of
op of omstreeks 14 augustus 1997: 106.790 Engelse ponden en/of 5.880 Ierse ponden, althans de tegenwaarde daarvan in Nederlandse guldens (bijlage 12 e.v., bijlage D. zaaksdossier A [naam 1] ),
althans een of meer (grote) geldbedragen (al dan niet in buitenlandse valuta.
De geldigheid van de inleidende dagvaarding
Het hof is ambtshalve van oordeel dat de inleidende dagvaarding wegens innerlijke tegenstrijdigheid partieel dient te worden nietig verklaard en wel wat betreft:
- feit 1, voor zover daarin "of schuldheling" staat vermeld bij de misdrijven, op het plegen waarvan de hier bedoelde criminele organisatie het oogmerk zou hebben gehad, aangezien niet valt in te zien dat een (rechts)persoon of een organisatie het oogmerk kan hebben op het plegen van culpoze delicten;
- het tekstgedeelte in feit 2 primair: "en/of opzettelijk uit de opbrengst (gedeelten van) van na te noemen geldbedragen, welke door de handel in verdovende middelen, in elk geval door enig misdrijf waren verkregen, voordeel getrokken door het aannemen of verwerven van de tegenwaarde in andere valuta daarvan" en
- het tekstgedeelte in feit 3 primair: "en/of opzettelijk uit de opbrengst van (gedeelten van) na te noemen geldbedragen, welke door de handel in verdovende middelen, in elk geval door enig misdrijf waren verkregen, voordeel getrokken door het aannemen of verwerven van de tegenwaarde in andere valuta daarvan",
aangezien het bepaalde in artikel 417 WvSr slechts ziet op het een gewoonte maken van opzetheling (als bedoeld in artikel 416, eerste lid, WvSr) en deze zinsnede aldus niet kan gelden als een der varianten, volgend op het in de aanhef van het onder 2 primair vermelde "van het plegen van opzetheling een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders ... ", onderscheidenlijk het in de aanhef van het onder 3 primair vermelde "zich een of meermalen schuldig heeft gemaakt aan opzetheling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders ... ";
- het tekstgedeelte in feit 2 subsidiair: "en/of uit de opbrengst van (gedeelten van) na te noemen door misdrijf verkregen geldbedrag(en) voordeel getrokken door het aannemen of verwerven van de tegenwaarde in andere valuta daarvan",
aangezien deze zinsnede evenmin kan gelden als een der varianten, volgend op het in de aanhef van het onder 2 subsidiair vermelde "zich een of meermalen schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders... ".
Bespreking van een gevoerd verweer
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bij pleidooi betoogd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn (verdere) vervolging van verdachte wegens schending van het gestelde in de artikelen 6 en 8 van het EVRM.
Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Op zaterdag
5juni 1999 was pagina 23 van Het Parool geheel gewijd aan het Lima-onderzoek.
Uit de inhoud van deze krantenpagina blijkt:
- dat journalisten anderhalve week voor de aanhouding van cliënt en zijn medeverdachten een briefing hebben gehad op het hoofdbureau van politie waarbij meerdere met name genoemde opsporingsambtenaren waren betrokken;
- dat journalisten de aanhouding van cliënt en de zoeking in zijn woning op afstand hebben gevolgd. Op de afgedrukte foto is cliënt te zien op het moment waarop hij met zijn zoontje uit zijn huis wordt weggeleid;
- dat journalisten kennis hebben gekregen van de resultaten van het onderzoek en dat die kennis is verschaft door leden van het Lima­ team;
- dat tapgesprekken soms letterlijk worden weergegeven: Ik citeer de navolgende passage: "Opmerkelijk is ook dat de president-commissaris onmiddellijk na aankoop zijn oudste broer belde, en hem met Pakistaanse vormelijkheid zei: "Ik kan u mededelen dat u eigenaar bent geworden van een hotel";
- dat opsporingsambtenaren kennelijk verdenkingen hebben gepresenteerd als feit. Zo werden de navolgende citaten afgedrukt:
"De Pakistaanse broers houden zich ook verre van drugshandel en geweld, al weten ze natuurlijk dat sommige grote klanten in de drugshandel zitten. Maar ze houden zich alleen bezig met het schuiven van geld en niet alleen voor criminelen"
en uit de mond van weer een andere opsporingsambtenaar:
"De vraag was derhalve: wie levert die koffers met geld bij de broers aan?" Daarbij doken vervolgens, aldus [naam 2] , drie drugsgroeperingen op: een Zuid Amerikaans netwerk, een Turkse bende, en een in cocaïne en XT'C gespecialiseerde Nederlandse organisatie onder leiding van ene P., onlangs ook aangehouden.
De persoonlijke rol van cliënt wordt aldus beschreven:
"En 'de president-commissaris' tenslotte geldt als de spin in het web: hij houdt zich bezig met de aankoop van onroerend goed, hij coördineert alle transacties, maar houdt zich tevens zo veel mogelijk op de achtergrond. Bij hem moet verantwoording worden afgelegd; dat tekent zijn status" aldus [naam 2] ;
- dat ook niet relevante privacy gevoelige informatie is verstrekt aan deze journalisten. Ik citeer: "Daarnaast runnen de broers in huurpanden nog enkele bedrijfjes waar ze, aldus een rechercheur, ‘nauwelijks brood van kunnen kopen’: een hotel op de [straatnaam] (dat per jaar zo'n zevenduizend gulden winst oplevert) en een toeristenbureautje, gevestigd naast het fietsenverhuurbedrijf aan de [straatnaam] ";
- dat het geen betoog behoeft dat opgemelde adresgegevens gemakkelijk tot cliënt zijn te herleiden, zodat de hele [straatnaam] en omstreken daaruit kunnen opmaken dat het over cliënt gaat.
Ik merk op dat de journalist [naam 3] kennelijk beschikt over goede contacten bij de politie. Recentelijk bleek hij zelfs in het bezit te zijn van het hele TCA-dossier, hetgeen thans wordt onderzocht door de Rijksrecherche op last van de Amsterdamse Hoofdofficier. Opmerkelijk aan het thans besproken artikel is dat de bronnen binnen het politieapparaat bij naam worden genoemd. In eerste aanleg heeft de zaaksofficier medegedeeld dat zij niet vooraf was gekend in de gegeven interviews. Ik heb geen redenen om daaraan te twijfelen. Desalniettemin vallen dergelijke handelingen onder de verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie.
Mijns inziens is het recht dat cliënt ontleent aan artikel 8 van het EVRM op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie geschonden.
Voorts is geschonden zijn recht om voor onschuldig te worden gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan, zoals dat is gegarandeerd in artikel 6, tweede lid, EVRM.
Ten slotte moet bovenstaande informatieverstrekking door opsporingsambtenaren worden beschouwd als een vorm van stemmingmakerij die afbreuk doet aan een eerlijk proces als gegarandeerd in artikel 6, eerste lid, EVRM.
Het hof overweegt met betrekking tot dit verweer als volgt.
De door de raadsman aangevoerde feiten en omstandigheden, zoals gebleken uit de door hem overgelegde fotokopie van de betreffende krantenpagina vormen geen schending van het recht op een eerlijk proces als neergelegd in artikel 6 van het EVRM. Van rechterlijke ambtenaren mag immers uit hoofde van hun aanstelling worden verwacht dat zij zich niet laten beïnvloeden door (stemmingmakerij in) perspublicaties als de onderhavige, zodat in zoverre de eerlijkheid van het strafproces niet in het geding is.
Voorts kan weliswaar in het algemeen niet worden gezegd dat door politie en/of justitie gegenereerde publiciteit in de media omtrent opsporingsonderzoeken in strafzaken een schending oplevert van het in artikel 8 van het EVRM neergelegde recht op -kort gezegd- privacy, doch onder de door de raadsman geschetste, hiervoor omschreven en aannemelijk geworden, omstandigheden is het hof van oordeel dat de mate waarin en de gedetailleerdheid- en stelligheid waarmee de politie -onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie- de pers van met name de verdachte betreffende informatie heeft voorzien, wel een dergelijke schending vormt.
Deze schending is echter niet van dien aard, dat daaraan de conclusie zou moeten worden verbonden dat het openbaar ministerie niet (meer) ontvankelijk is in zijn vervolging van verdachte. Geen sprake is immers van een zodanig ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde dat daardoor, doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte, aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
Het verweer wordt mitsdien, voor zover het strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, verworpen.
Het hof is evenwel van oordeel dat de hiervoor vastgestelde schending bij een eventuele strafoplegging in rekening dient te worden gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de eerste rechter.
De bewijslevering
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair en onder 3 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
BeslissingHet hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart de inleidende dagvaarding wat betreft feit 1 nietig, doch slechts voor zover daarin "of schuldheling" staat vermeld bij de misdrijven, op het plegen waarvan de hier bedoelde criminele organisatie het oogmerk zou hebben gehad.
Verklaart de inleidende dagvaarding wat betreft de feiten 2 primair en 3 primair nietig, doch slechts voor zover daarin staat vermeld:
(wat betreft feit 2 primair)
"en/of opzettelijk uit de opbrengst (gedeelten van) van na te noemen geldbedragen, welke door de handel in verdovende middelen, in elk geval door enig misdrijf waren verkregen, voordeel getrokken door het aannemen of verwerven van de tegenwaarde in andere valuta daarvan",
en
(wat betreft feit 3 primair)
"en/of opzettelijk uit de opbrengst van (gedeelten van) na te noemen geldbedragen, welke door de handel in verdovende middelen, in elk geval door enig misdrijf waren verkregen, voordeel getrokken door het aannemen of verwerven van de tegenwaarde in andere valuta daarvan".
Verklaart de inleidende dagvaarding wat betreft feit 2 subsidiair nietig, doch slechts voor zover daarin staat vermeld: "en/of uit de opbrengst van (gedeelten van) na te noemen door misdrijf verkregen geldbedrag(en) voordeel getrokken door het aannemen of verwerven van de tegenwaarde in andere valuta daarvan".
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair en onder 3 primair en subsidiair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan [medeverdachte 8] ( [adres] ) van het voorwerp als vermeld onder nummer 170 op de als bijlage aan· dit arrest gehechte kopie van de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de voorwerpen als vermeld onder de nummers 2 tot en met 77, 85 tot en met 168, 171 tot en met 179 en 181 op de als bijlage aan dit arrest gehechte kopie van de lijst van inbeslagge­ nomen voorwerpen.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de voorwerpen als vermeld onder de nummers 78 tot en met 84, 169 en 180 op de als bijlage aan dit arrest gehechte kopie van de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Dit arrest is gewezen door de derde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Splinter-van Kan, Swart en van Asperen, in tegenwoordigheid van Welmers als griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
24 juli 2001.