in de zaak nr. 0013/2000 TC
de dato 18 juli 2000
1.1. Op 18 januari 2000 is een beroepschrift ingekomen van A en B, belastingadviseurs, te Z, ingediend namens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Y, belanghebbende. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van het hoofd van het Douanedistrict W (hierna: de inspecteur) van 4 januari 2000, nr...., waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen de bij de "mededeling beëindigde verificatie" van 4 oktober 1999 toegepaste indeling in het Gemeenschappelijk Douanetarief (GDT) van na te noemen goederen, werd afgewezen.
1.2. Van belanghebbende is door de Secretaris een griffierecht van f 450,-- geheven. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden in raadkamer tijdens de zitting van de Tariefcommissie van 6 juni 2000. Daar zijn verschenen namens belanghebbende A en B voornoemd en drs. K. T, en namens de inspecteur mr. R., mr. Q, drs. S en T. Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd en voorgedragen.
2.1. Op 15 juni 1999 heeft belanghebbende in opdracht van A B.V. te E (hierna: A) onder nummer ..... aangifte ten uitvoer gedaan van 800 kartons vlees, omschreven als "vlees van runderen, bevroren, zonder been, ander, met inbegrip van gehakt vlees, met een gemiddeld gehalte aan mager rundvlees (m.u.v. vet) van 78% of meer", met een nettomassa van 23.465 kilogram, met bestemming Rusland. Als goederencode werd aangegeven post 0202 30 90 00 9500 van de restitutienomenclatuur. Voor de uitvoer van deze goederen werd restitutie gevraagd, waartoe een formulier L met nummer ... werd overgelegd, waarin A als de exporteur is aangeduid. De verificatie van de aangifte werd voor monsteronderzoek aangehouden. Douaneambtenaren van de Post D, Team E, hebben van de partij twee dozen als monster genomen.
2.2. Het Douane Laboratorium te Amsterdam (het Laboratorium) heeft met betrekking tot het monster een onderzoek uitgevoerd. Het van het onderzoek opgemaakt rapport van 27 juli 1999 luidt als volgt:
"Onderzocht product: frozen beef meat boneless:
De uitslag van dit onderzoek is:
Het monster bestaat uit twee dozen bevroren vlees van runderen, zonder been, niet individueel verpakt.
Doos 1: De netto-inhoud bedraagt 32,7 kg. Het vleesgehalte (m.u.v. slachtafvallen en vet) bepaald volgens Vo (EEG) nr. 2429/86 bedraagt 30 gewichtspercenten.
Doos 2: De netto-inhoud bedraagt 24,7 kg. Het vleesgehalte (m.u.v. slachtafvallen en vet) bepaald volgens Vo (EEG) nr. 2429/86 bedraagt 100 gewichtspercenten.
Het gemiddeld gehalte aan vlees (m.u.v. vet) van de twee dozen, bedraagt 60 gewichtspercenten. Aangezien het gemiddelde percentage vlees van beide dozen lager is dan het vastgestelde minimumpercentage voldoet het onderzochte monster hiermee niet aan goederencode 0202 30 90 9500.
Advies goederencode: GN-code 0202.30 90
Taric 1e aanvulling 9900".
Belanghebbende heeft bij brief van 29 juli 1999 een heronderzoek aangevraagd.
De uitslag daarvan, gedateerd 27 augustus 1999, luidt voorzover hier van belang als volgt:
"Het heronderzoek (naar 78% of meer mager rundvlees) is uitgevoerd op het restant gemalen monster van twee dozen. De oorspronkelijke staat van het monster kan niet opnieuw vastgesteld worden, uitsluitend het gehalte aan mager vlees is opnieuw bepaald. Het gemiddelde gehalte aan vlees (m.u.v. slachtafvallen en vet) van de twee dozen bedraagt 60 gewichtspercenten. Aangezien het gemiddelde percentage vlees van beide dozen lager is dan het vastgestelde minimumpercentage voldoet het onderzochte monster hiermee niet aan goederencode 0202 30 90 9500.".
2.3. Voorafgaand aan de maling zijn er uit de onderwerpelijke dozen met vlees geen slachtafvallen verwijderd. In het monster zaten geen slachtafvallen.
2.4. Op 4 oktober 1999 is namens de inspecteur door middel van de sub 1.1. vermelde"mededeling beëindigde verificatie" aan de aangever bericht dat de verificatie is beëindigd. In dit stuk is onder meer vermeld: "Gelet op bovenstaande uitslag dienen de goederen ingedeeld te worden onder de goederencode 0202 30 90 00 9900 van de restitutiecode, wat tevens inhoudt dat er geen sprake kan zijn van restitutie.". Belanghebbende heeft op 26 oktober 1999 een bezwaarschrift tegen deze mededeling ingediend.
Tussen partijen is in geschil of de goederen moeten worden ingedeeld onder de aangegeven post 0202 30 90 00 9500 van de restitutiecode, zoals belanghebbende voorstaat, dan wel onder post 0202 30 90 00 9900 00, hetgeen de inspecteur bepleit.
De voormelde posten luiden als volgt:
"0202 Vlees van runderen, bevroren:
(...)
0202 30 - zonder been:
(...)
0202 30 90 -- andere:
(...)
0202 30 90 9500 --- ander, met inbegrip van gehakt vlees, met een gehalte
aan mager rundvlees (met uitzondering van vet) van
78% of meer (6)
0202 30 90 9900 --- andere
Voetnoot (6) luidt als volgt:
"Het gehalte aan mager rundvlees met uitzondering van vet wordt bepaald aan de hand van de analyseprocedure die is opgenomen in de bijlage van Verordening (EEG) nr. 2429/86 van de Commissie (PB L 210 van 1.8.1986, blz. 39) en
overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2469/97".
Aan het geschil betreffende de indeling ligt ten grondslag het antwoord op de vraag of het monsteronderzoek door het Laboratorium op rechtens juiste wijze is uitgevoerd.
Voor de beoordeling van deze vraag heeft de Tariefcommissie met name de volgende wettelijke bepalingen in haar beschouwingen betrokken:
Verordening (EG) nr. 2457/97 van de Commissie (hierna: Vo. 2457/97) luidt, voorzover hier van belang als volgt:
Artikel 1:
1. Deze verordening geldt voor controles betreffende:
a. (...)
b) de inachtneming van de minimumwaarde voor het gemiddelde gehalte aan mager vlees voor delen zonder been die onder de volgende productcodes vallen:
- (...)
- 0202 30 90 9500".
Artikel 2
1. Het monster voor de fysieke controle bestaat uit twee volledige dozen die op twee verschillende plaatsen uit de partij worden genomen. De eerste doos is bestemd voor de instanties die met de controle zijn belast, de tweede wordt als reserve onder douanetoezicht geplaatst.
(...)
Artikel 3
1. (...)
2. Om te controleren of aan de in artikel 1, onder b), bedoelde voorwaarden wordt voldaan, wordt de volledige inhoud van de eerste doos fijngehakt en gemengd tot een homogeen monster waarvan het gehalte kan worden onderzocht. Als dit gehalte niet het voorgeschreven percentage bereikt, wordt de inhoud van de tweede doos op dezelfde manier onderzocht. Als het gemiddelde van de twee dozen samen lager is dan de voorgeschreven minimumwaarde voor het gemiddelde gehalte aan mager vlees, wordt geen restitutie toegekend.".
Artikel 1 van Verordening(EEG) nr. 2429/86 (hierna Vo. 2429/86) luidt, voorzover hier van belang, als volgt:
"Het gewichtspercentage vlees in bereidingen en conserven, vlees van runderen bevattend (met uitzondering van slachtafvallen en vet) ....., moet volgens de procedure in de bijlage worden bepaald."
De bijlage luidt, voorzover hier van belang, als volgt:
"1. Analysemethodes
1.1. (...)
1.2. Van de volgende analysemethodes dient gebruik te worden gemaakt:
1.2.1. stikstof: bepaling van het stikstofgehalte van vlees en vleesproducten
-ISO 937: 1978.".
De Nederlandse Norm NEN-ISO 937 "vlees en vleesproducten, bepaling van het stikstofgehalte (referentiemethode) - hierna: NEN-ISO 937 - luidt, voorzover hier van belang, als volgt:
"7 Monster
7.1. Ga uit van een representatief monster van ten minste 200 gram. Zie ISO 3100. (...)
8. Werkwijze
8.1. Bereiding van het analysemonster
Homogeniseer het monster door het ten minste tweemaal in de vleesmolen (6.1) te malen en te mengen.".
(...)
Het Voorschrift "Malenvlees" (hierna: het Voorschrift) luidt, voorzover hier van belang, als volgt: "Dit voorschrift beschrijft de monstervoorbereiding voor het verkrijgen van een representatief homogeen deelmonster uit een doos rundvlees. Het voorschrift beschrijft tevens op welke aspecten het vlees moet worden beoordeeld. Het voorschrift is gebaseerd op EEG Vo. 2457/97 (lit. 10.1). (...)
2. Definities
Homogeniseren: het malen of mengen van een mengsel of van een product dat uit verschillende delen bestaat zodat elk willekeurig deel dezelfde samenstelling krijgt.
Malen: m.b.v. maalapparatuur een monster zodanig verkleinen dat het geschikt is voor analyse.
3. Beginsel/reacties.
Visuele beoordeling van de wijze van verpakken, de aanwezigheid van bot en het vleesgehalte.
(...)
6.6.1 Procedure bij dozen rundvlees zonder slachtafvallen.
6.6.1.1 Algemeen
Bij rundvlees zonder been, bestemd voor uitvoer, bestaat één monster uit twee dozen rundvlees van circa 25 kg. Controleer de eerste doos op: afwezigheid van bot, vleespercentage en (...) Indien één van deze kenmerken niet in overeenstemming is met de aangegeven goederencode, vraag dan de tweede doos per fax aan en controleer deze op dezelfde kenmerken.
6.6.1.2 Voorbereiding
(...)
- Maal het monster inclusief het eventueel uit het monster gelopen bloed in de grote vleescutter (Stefan UM-44A). Haal een deel van de vleesmassa uit de grote vleescutter en maal dit nogmaals in de kleine vleescutter (Stefan UM-12). Een monster is goed gemalen indien er geen aparte stukjes vet meer te zien zijn en het maalsel geen kleurverschillen vertoont.
(...)".
4. Het standpunt van belanghebbende
4.1. In Verordening (EG) nr. 2457/97 is dwingend voorgeschreven op welke wijze vleesmonsters dienen te worden genomen en op welke wijze met de resultaten van het onderzoek dient te worden omgegaan. In casu is het de vraag of het vleesgehalte op de juiste wijze is vastgesteld. Daartoe dient van de eerste doos van het monster - de tweede doos wordt als reserve onder douanetoezicht gesteld - de volledige inhoud te worden fijngehakt en tot een homogeen monster vermengd.
Voor hetgeen onder een homogeen monster moet worden verstaan, wordt in de restitutienomenclatuur verwezen naar Vo. 2429/86. Het vleesgehalte van het homogene monster wordt bepaald op basis van het stikstofgehalte, dat volgens onderdeel 1.2.1. van de bijlage bij Vo. 2429/86 in overeenstemming met de normen van NEN-ISO 937 moet worden vastgesteld. Volgens onderdeel 1.3. van die bijlage is de betreffende analysemethode dwingend voorgeschreven.
4.2. Volgens paragraaf 8.1. van NEN-ISO 937 dient de volledige inhoud van de doos te worden gehomogeniseerd, waartoe deze tenminste tweemaal moet worden gemalen. In paragraaf 8.2. wordt vervolgens aangegeven dat van het gehomogeniseerde monster een portie van twee gram verder wordt geanalyseerd volgens de in paragraaf 8.3. voorgeschreven methode. Blijkens paragraaf 9.1. van NEN-ISO 937 dient het stikstofgehalte tenminste tweemaal te worden vastgesteld en is het uiteindelijke stikstofgehalte van het vleesmonster gelijk aan het rekenkundig gemiddelde van de resultaten van de eerste twee bepalingen. Verder worden in paragraaf 9.2. van NEN-ISO 937 eisen gesteld aan de herhaalbaarheid. Dit houdt in dat de resultaten van de twee bepalingen van het stikstofgehalte, die kort na elkaar door dezelfde analist moeten zijn verricht, niet meer dan 0,10 gram stikstof per 100 gram monster van elkaar mogen afwijken.
4.3. Het Laboratorium analyseert de vleesmonsters overeenkomstig het Voorschrift. Deze analysemethode wijkt af van de hiervoor sub 4.1. en 4.2. genoemde communautair voorgeschreven methode. Daarmede wordt de communautair dwingend voorschreven en met waarborgen omklede verificatieprocedure geschonden, hetgeen tot gevolg heeft dat het monsteronderzoek niet meer kan dienen als rechtsgrond voor de correctie van de geverifieerde aangifte.
De toegepaste analysemethode is op de volgende punten in strijd met de communautair voorgeschreven methode:
A. In hoofdstuk 3 van het Voorschrift wordt de wijze van verpakken, de aanwezigheid van bot en het vleesgehalte op visuele wijze beoordeeld. De communautair voorgeschreven methode biedt geen ruimte voor een visuele beoordeling. "Goede" partijen vlees worden door de douane na een visuele beschouwing verder niet geanalyseerd, hetgeen tot gevolg heeft dat er een rechtsongelijkheid ontstaat tussen vleesexporteurs. Doordat alleen optisch minder goede partijen worden geanalyseerd, wordt een groot deel van de daadwerkelijk geanalyseerde partijen niet conform bevonden.
B. In paragraaf 6.6.2 van het Voorschrift wordt bepaald dat slachtafvallen voor de vermaling van het vlees moeten worden gescheiden. Derhalve wordt alsdan niet meer de gehele inhoud van de doos gehomogeniseerd en dit is in strijd met het communautaire recht.
C. Het vlees uit de doos wordt volgens het Voorschrift eenmaal vermalen met de grote vleescutter (Stefan UM-44A) en vervolgens wordt een klein deel van het verkregen mengsel in de kleine vleescutter (Stefan UM-12) verder - en dus voor de tweede keer - vermalen tot een homogeen mengsel conform de daartoe in NEN-ISO 937 vastgestelde norm. In strijd met het communautaire voorschrift wordt derhalve slechts een deel van de inhoud van de doos gehomogeniseerd in de zin van NEN-ISO 937 en Vo. 2429/86. Nu het voor de tweede keer gemalen gedeelte afkomstig is uit een niet-homogene massa, is de verkregen homogene massa niet representatief voor de te onderzoeken partij.
Het feit dat het vleesgehalte van de uit de eerste doos afkomstige porties slechts 30% bedraagt, terwijl het vleesgehalte van de tweede doos maar liefst 100% is, geeft al een sterke indicatie dat de geanalyseerde portie van de eerste doos afkomstig is uit een relatief vet gedeelte van de niet homogene vleesmassa, en dat de geanalyseerde portie van de tweede doos afkomstig is uit een mager gedeelte van de niet homogene vleesmassa.
De omstandigheid dat het Laboratorium niet aan de communautaire vereisten kan voldoen, omdat daarvoor de maalcapaciteit onvoldoende is, doet aan het vorenstaande niet af.
4.4. Op grond van paragraaf 11 van NEN-ISO 937 dient van de bij het monsteronderzoek gevolgde analysemethode en van het verkregen resultaat een uitgebreid verslag te worden gemaakt. In Hoofdstuk 9 van het Voorschrift wordt eveneens voorgeschreven dat van iedere analyse een gedetailleerd verslag moet worden gemaakt. Belanghebbende heeft geen verslag in voorgaande zin mogen ontvangen. Toezending van het Voorschrift kan niet als het hier bedoelde verslag worden aangemerkt, aangezien daarin een algemene procedurebeschrijving is gegeven, die niet ziet op de daadwerkelijk uitgevoerde analyse van het onderhavige monster.
5. Het standpunt van de inspecteur
5.1. De gehele inhoud van beide dozen van het onderhavige monster is vermalen tot een homogeen geheel, zoals voorgeschreven in artikel 3, lid 2, van Vo. 2457/97. Onder homogeniseren wordt verstaan het malen of mengen van een product dat uit verschillende delen bestaat, zodanig dat elk willekeurig deel dezelfde samenstelling krijgt. In Vo. 2457/97 wordt de omvang van het deelmonster niet gedefinieerd. In NEN-ISO 937 staat bij de monstervoorbereiding vermeld dat het monster tenminste tweemaal gemalen dient te worden. Door een tweede vermaling van een getrokken deel uit het vermalen vlees wordt voldaan aan die norm. Dit deel is nader geanalyseerd. Het is niet voorgeschreven dat de gehele inhoud van een doos na homogenisering aan de stikstofanalyse wordt onderworpen.
5.2. Conform het Voorschrift zijn na de tweede maling van een wezenlijk deel van de in de grote vleescutter gemalen vleesmassa - welke massa op zich ook homogeen van aard is -, telkens drie monsterpotjes met het verkregen mengsel gevuld. Na het eerste onderzoek is het monsterpotje dat bestemd was voor de analyse weggegooid. Voor het heronderzoek is het tweede potje ontdooid en geanalyseerd. De volgende resultaten zijn bevonden:
doos 1, eerste onderzoek: 29,7% mager vlees (gemiddelde 4 analyses),
doos 1, heronderzoek: 28,8% mager vlees (gemiddelde 3 analyses),
doos 2, eerste onderzoek:101,2% mager vlees (gemiddelde 3 analyses),
doos 2, heronderzoek: 100,8% mager vlees (gemiddelde 2 analyses).
5.3. Ter zitting heeft S van het Laboratorium namens de inspecteur nog het volgende verklaard: Bij de maling in de grote vleescutter is al het vlees meegenomen; hetgeen aan de zijkant van de cutter zit, wordt daarvan afgeschraapt. Dit zakt naar het midden en wordt alsnog vermalen. Ook na de eerste maling is sprake van een homogeen mengsel. Het mengsel is dan homogeen op kiloniveau. Tussen de bovenlaag en de onderlaag van de vleesmassa is in het stikstofgehalte geen onderscheid te vinden. Van de totale hoeveelheid vlees wordt 5 à 6 kilo voor een tweede keer vermalen in het toestel Stephan UM-12. Het heeft geen zin om het vlees wederom in de grote cutter te vermalen, aangezien het mengsel daardoor niet verder wordt verfijnd. Na de tweede maling is een homogeen product op gramniveau ontstaan. In Vo. 2429/86 wordt niet nader omschreven wat onder een homogeen monster wordt verstaan.
5.4. Op grond van al het vorenstaande dient te worden geconcludeerd dat het onderhavige monster overeenkomstig het Voorschrift en het gestelde in Vo 2457/97 is onderzocht, zodat geen sprake is geweest van schending van de verificatieprocedure. Indeling dient te volgen onder post 0202 30 90 9900 van de restitutienomenclatuur.
6.1. Om te kunnen worden ingedeeld onder post 0202 30 90 9500 van de restitutienomenclatuur dient het gehalte aan mager rundvlees (met uitzondering van vet) tenminste 78% te bedragen. Voetnoot 6 bij deze goederencode vermeldt dat dit gehalte wordt bepaald aan de hand van de analyseprocedure die is opgenomen in de bijlage van Vo. 2429/86 Daarin is opgenomen dat de analyse moet geschieden volgens de NEN-ISO 937 norm.
6.2. De Tariefcommissie heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de door mevrouw S beschreven werkwijze, zodat het ervoor moet worden gehouden dat de beide dozen met rundvlees, die als monster zijn getrokken, geheel in de vleesmaalmachine Stefan UM-44A zijn vermalen en dat van het daardoor ontstane mengsel een deel in de vleesmachine Stefan UM-12 tot een homogene massa volgens de in de NEN-ISO 937 gestelde norm, verder is vermalen.
De sub 3. aangehaalde wettelijke bepalingen in onderlinge samenhang bezien, vereisen niet dat de gehele inhoud van de als monster getrokken dozen tot een homogene massa volgens NEN-ISO 937 wordt vermalen. Een redelijke uitleg van die bepalingen brengt met zich dat kan worden volstaan met een tweede maling van een substantieel deel van het monster.
De Tariefcommissie is dan ook van oordeel dat het Laboratorium met de door haar gevolgde werkwijze een representatief monster van de ingevoerde partij heeft onderzocht.
6.3. Met betrekking tot het overige sub 4.3. weergegeven standpunt van belanghebbende dat het Voorschrift, volgens welke de onderhavige analyse heeft plaatsgevonden, in strijd is met de communautaire wetgeving aangaande de analysemethode, overweegt de Tariefcommissie het volgende:
6.3.1. Het staat de douane vrij om bij de verificatie van een aangifte van uit te voeren partijen vlees de aangebrachte goederen fysiek te controleren dan wel slechts visueel te beschouwen. Indien die beschouwing daartoe aanleiding geeft, mag zij die partijen nader controleren, waarvan op het eerste gezicht twijfel omtrent de juistheid van de aangegeven tariefpost bestaat. Deze visuele selectie gaat aan het daadwerkelijke monsteronderzoek vooraf en is daarmede niet in strijd.
6.3.2. Reeds omdat vaststaat dat in het onderhavige monster geen slachtafvallen zijn aangetroffen, behoeft op het standpunt van belanghebbende met betrekking tot de toepassing van het Voorschrift inzake de verwijdering van slachtafvallen niet te worden ingegaan.
6.4. De Tariefcommissie is van oordeel dat de inspecteur in deze gehele procedure zodanige gegevens heeft verstrekt dat hij heeft voldaan aan doel en strekking van punt 11 van NEN-ISO 937.
6.5. Op grond van al het voorgaande is de Tariefcommissie van oordeel dat de verificatie in overeenstemming met de wettelijke bepalingen heeft plaatsgevonden en dat mitsdien de onderhavige partij rundvlees terecht onder post
0202 30 90 9900 van de restitutienomenclatuur is ingedeeld. De uitspraak, waarvan beroep, dient derhalve te worden bevestigd.
De Tariefcommissie acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Tariefcommissie bevestigt de uitspraak, waarvan beroep.
Aldus gewezen in raadkamer op 18 juli 2000 door mr. F.H.M. Possen, voorzitter, mr. J.J.A.M. Kennis, lid, en Jhr. ing. K.J.L. Hesselt van Dinter, plaatsvervangend lid, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Padt als secretaris.
De secretaris: De voorzitter:
De beslissing is in het openbaar uitgesproken ter zitting van 18 juli 2000.