In de zaak nr. 0216/98 TC
de dato 7 maart 2000
1.1. Op 15 december 1998 is een beroepschrift ingekomen van A en B van C, belastingadviseurs te Rotterdam, ingediend namens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Y, belanghebbende. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van het hoofd van het douanedistrict Z (hierna: de Inspecteur) van 9 november 1998, nr. …… op een door belanghebbende op de voet van artikel 23 juncto artikel 30d, lid 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) ingediend bezwaarschrift. Het bezwaar van belanghebbende heeft betrekking op de indeling van de na te noemen goederen in het douanetarief, als bedoeld in artikel 20, lid 3, van het Communautair douanewetboek (CDW).
1.2. Van belanghebbende is door de Secretaris een griffierecht van f 150,-- geheven. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden in raadkamer tijdens de zitting van de Tariefcommissie van 7 maart 2000. Daar zijn verschenen namens belanghebbende A en B. Namens de Inspecteur zijn verschenen E, en tot zijn bijstand de heren F, G en H. De gemachtigde en de inspecteur hebben beiden een pleitnota overgelegd en voorgedragen.
2.1. Belanghebbende heeft op 18 december 1997 aangifte ten uitvoer gedaan onder nummer…… van 1080 cartons "vlees van runderen, bevroren, zonder been, andere delen zonder been, elk deel afzonderlijk verpakt, met een gehalte aan mager vlees (m.u.v. vet) van 50% of meer", van oorsprong uit Nederland en bestemd voor Egypte. In de aangifte heeft belanghebbende de goederen ingedeeld onder post 0202 30 00 00 9400 van de landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties (hierna: restitutienomenclatuur). Bij de aangifte is met oog op het verkrijgen van restitutie een formulier L (F) met nummer VE ….. overgelegd. Bij de verificatie van de aangifte op 18 december 1997 zijn de goederen daadwerkelijk opgenomen en is een monster van de goederen genomen. De douaneambtenaar heeft daartoe twee kartons als monster geselecteerd. Dit monster is voor een nader onderzoek gezonden naar het Douanelaboratorium van de belastingdienst in Amsterdam.
2.2. Volgens de uitslag van het monsteronderzoek door het Douanelaboratorium van 6 februari 1998 bestaat het monster uit twee dozen bevroren vlees van runderen. Doos 1 bevat twee deelstukken waarvan 1 deelstuk met een gewicht van 8,7 kg zijnde vlees van runderen, zonder been. Het constateerde dat elk deelstuk individueel was verpakt. Het gehalte aan vlees (m.u.v. slachtafvallen en vet) in dit monster bedroeg 55 of meer gewichtspercenten. Het andere deelstuk van 12.8 kg bestond uit een deel vlees van runderen, met been. Het gewicht van het been bedroeg niet meer dan een derde van het gewicht van het deelstuk. Doos 2 bevat twee deelstukken waarvan 1 deelstuk met gewicht van 8,1 kg zijnde vlees van runderen, zonder been. Ook hier constateerde het Douanelaboratorium dat elk deelstuk individueel was verpakt. Het ander deelstuk van 9,7 kg bestaat uit vlees van runderen, zijnde andere delen met been. Het gewicht van het been bedroeg niet meer dan een derde van het gewicht van het deelstuk. Deze uitslag is op 10 februari 1998 aan belanghebbende bekend gemaakt.
2.3 Belanghebbende heeft de Inspecteur om een heronderzoek verzocht. Het Douanelaboratorium heeft het oorspronkelijke monster opnieuw onderzocht. Blijkens het rapport van het heronderzoek van 17 februari 1998 heeft het Douanelaboratorium dezelfde bevindingen gedaan als bij het eerdere onderzoek, waarbij bovendien nog is vermeld, dat het totale gewicht van het monster 39346 gram was en daarvan 43% zou voldoen aan de aangifte. Van de uitslag van het heronderzoek is belanghebbende op 23 februari 1998 in kennis gesteld.
2.4. De Inspecteur heeft vervolgens besloten om van de totale partij goederen 14630 kg, zijnde 57 percent van het totaal aangegeven nettogewicht in afwijking van de aangegeven tariefpost in te delen in post 0202 20 90 9100 van de restitutienomenclatuur. De Inspecteur heeft belanghebbende daarvan op 25 februari 1998 blijkens een mededeling voor beëindiging verificatie in kennis gesteld.
2.4. Op 2 april 1998 heeft de Inspecteur een bezwaarschrift van belanghebbende ontvangen.
2.5. Tijdens de zitting van de Tariefcommissie op 7 maart 2000 heeft de inspecteur een "botsplinter" getoond zoals deze zou zijn aangetroffen in het vlees.
Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur terecht voor 14630 kilogram van de totale partij goederen heeft besloten om deze in te delen post 0202 20 90 van het Gemeenschappelijk douanetarief, specifiek onderverdeling 0202 20 90 9100 van de restitutienomenclatuur. Belanghebbende bepleit indeling onder 0202 30 90 9400 van de restitutienomenclatuur, zoals vermeld op haar aangifte ten uitvoer. De genoemde posten luiden als volgt:
0202 Vlees van runderen, bevroren:
(...)
0202 20 - andere delen, met been
(...)
0202 20 90 - - andere:
0202 20 90 9100 --- delen met been, waarbij het gewicht van het been niet meer dan een
derde van het gewicht van het deelstuk uitmaakt.
0202 30 - zonder been
(...)
0202 30 90 -- andere:
(...)
0202 30 90 9400 -- - delen zonder been, ieder deelstuk afzonderlijk verpakt, met een
gehalte aan mager rundvlees (met uitzondering van vet) van 50% of
meer (6)
(6) Het gehalte aan mager rundvlees met uitzondering van het vet wordt bepaald aan de hand van de analyseprocedure die is opgenomen in de bijlage van Verordening (EEG) nr. 2429/86 van de Commissie (Pb nr. L 210 van 1.8.1986, blz. 39).
4. Het standpunt van belanghebbende
4.1. Het totale genomen monster, dat 39346 gram woog, bestond slechts uit 0,20% botsplinters. Vlees dat slechts deze hoeveelheid botsplinters bevat kan niet aangemerkt worden als vlees met been. Het gaat hier om minieme botsplinters die, als gevolg van de scherpe messen die gebruikt worden bij het uitbenen, mogelijkerwijs kunnen achterblijven in een stuk vlees. Het door de inspecteur getoonde stuk bot is geen been in de zin van het tarief, maar een splinter. Het staat niet vast dat dit stukje ook inderdaad afkomstig is uit de onderhavige partij. Blijkens de toelichting op post 0202 zit het onderscheid tussen vlees met been en vlees zonder been in het al dan niet uitgebeend zijn van het vlees. Ondanks deze botsplinters blijft tarieftechnisch sprake van uitgebeend vlees.
4.2. Tijdens de verificatie van deze aangifte zijn twee fouten gemaakt op grond waarvan geconcludeerd moet worden dat de Inspecteur niet mag afwijken van de goederencode zoals vermeld op de aangifte. De Inspecteur heeft door op het formulier beëindiging van de verificatie voor deze aangifte niet de bevonden goederencode te vermelden, de verificatieprocedure als omschreven in artikel 71 van het CDW juncto artikel 247, lid 2, van de Uitvoeringsverordening CDW (hierna: UCDW) niet correct nageleefd. De verificatie van de onderhavige aangifte is nooit beëindigd en kan dus niet tot een correctie van de onderhavige aangifte leiden. Het formulier beëindiging verificatie heeft betrekking op een aangifte ten uitvoer die op 11 februari 1998 is gedaan. De onderhavige aangifte is echter op 17 december 1997 gedaan. Gelet op de datering kan het formulier geen betrekking hebben op deze aangifte. De bovengenoemde verzuimen moeten ertoe leiden dat de verificatie en het resultaat daarvan geen rechtvaardigingsgrond is om van de aangifte af te wijken. Verwezen wordt naar de uitspraak van de Tariefcommissie van 19 januari 1998, nr 13 052, UTC 1998/13.
4.3. Wanneer in beide cartons meer dan één deelstuk niet individueel is verpakt, of wanneer in meer dan één verpakking verschillende deelstukken zijn aangetroffen, moet volgens de Verordening (EG) nr. 2457/97 van de Commissie van 10 december 1997 de gehele partij naar rato van de geconstateerde gewichtsverhoudingen worden ingedeeld als individueel verpakt vlees en als niet individueel verpakt vlees. In casu zou dit niet correct gebeurd zijn, want belanghebbende meent dat de aangifte, gelet op de bevindingen van het Douanelaboratorium, in ieder geval voor 43 percent conform diende te worden verklaard.
4.4. De Inspecteur heeft bij het nemen van het besluit om de aangegeven tariefpost te corrigeren het evenredigheidsbeginsel niet in acht genomen. Dat dit beginsel in acht moet worden genomen vloeit niet alleen voort uit jurisprudentie, maar ook in artikel 3:4, lid 2, AWB is dit beginsel neergelegd. Het feit dat de douane op basis van de bevinding van enkele botsplinters in een monster, heeft bepaald dat de bevinding voor de hele partij heeft te gelden, wordt belanghebbende met een grote financiële strop geconfronteerd. Indien de douane deze consequentie voor belanghebbende wel goed had afgewogen, dan had zij niet tot dit besluit kunnen komen.
5. Het standpunt van de Inspecteur
5.1. In de GN-toelichting op de in aanmerking komende goederencodes van 0201 en 0202 is bepaald dat het vlees volledig ontbeend moet zijn om als vlees zonder been gekwalificeerd te kunnen worden. Botsplinters zijn aan te merken als been. Bovendien was in casu geen sprake van een splinter meer. Bij een dergelijk stuk been zoals getoond op de zitting is sprake van been.
5.2. Artikel 247, lid 2, van de UCDW schrijft niet voor dat de goederencode moet worden vermeld op enig bescheid dat bestemd is voor de aangever. De vermelding dat vak 33 niet conform was, is wettelijk voldoende. Uit de vermelding van het nummer van de aangifte en het bij de aangifte behorende nummer van het landbouwformulier in samenhang met de overige correspondentie over de uitslagen van de monsteronderzoeken blijkt wel degelijk een verband tussen dit formulier en de aangifte ten uitvoer.
5.3. Uit de bijlage bij de mededeling beëindiging verificatie blijkt dat de correctie voor wat betreft de goederencode naar rato - en zoals belanghebbende in zijn beroepschrift voorstelt - heeft plaatsgevonden. Ik verschil hierover dus niet van mening met belanghebbende. Er is derhalve ook geen sprake geweest van schending van het evenredigheidsbeginsel.
6.1. Gelet op de bevindingen van het Douanelaboratorium, waarbij in de onderhavige partij een stuk been is gevonden, waarvan de grootte als zodanig niet door belanghebbende is betwist, is naar het oordeel van de Tariefcommissie sprake van vlees met been als bedoeld in tariefpost 0202 20 van het GDT.
6.2. Uit de overgelegde stukken, in onderlinge samenhang bezien, komt de Tariefcommissie tot het oordeel dat de in deze procedure door de inspecteur overgelegde mededeling van beëindiging van de verificatie betrekking heeft op de onderhavige aangifte. Uit de bijlage waarnaar in deze mededeling wordt verwezen, valt duidelijk af te leiden dat van het totale gewicht van 25 578 kg , voor een gewicht van 10 948 kg de aangegeven post van de restitutiecode, post 0202 3090 00 9400, is gehandhaafd, terwijl voor een gewicht van 14 630 kg de aangifte is gecorrigeerd. Deze laatstgenoemde hoeveelheid is ingedeeld onder post 0202 2090 00 9100 van de restitutienomenclatuur. Derhalve is belanghebbende op de hoogte gesteld van het resultaat van de verificatie.
6.3. Uit het hiervoor overwogene volgt dat de correctie naar evenredigheid van de bevindingen heeft plaatsgevonden.
6.4. Gelet op het vorenstaande dient de bestreden uitspraak te worden bevestigd.
De Tariefcommissie acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 11b van de Tariefcommissiewet.
De Tariefcommissie bevestigt de uitspraak, waarvan beroep.
Aldus gewezen in raadkamer op 7 maart 2000 door mr. F.H.M. Possen, voorzitter, mr. J.W.M. Tijnagel en mr. E.N. Punt, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.M. Bosch als secretaris.
De secretaris: De voorzitter:
De secretaris is verhinderd mede
te ondertekenen
De beslissing is in het openbaar uitgesproken ter zitting van 27 december 2001.