ECLI:NL:GHAMS:2000:AA9220
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Van der Ouderaa
- mr. Van der Voort Maarschalk-Vencken
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid van kosten voor levensonderhoud van een niet-erkend kind in Ghana
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 september 2000 uitspraak gedaan in het beroep van een belanghebbende, afkomstig uit Ghana, die f 4.950 in aftrek wilde brengen voor de kosten van levensonderhoud van zijn zoon, geboren op 22 oktober 1988. De belanghebbende stelde dat hij deze kosten had gemaakt voor zijn zoon, die bij zijn grootmoeder in Ghana woonde. Het Hof heeft het beroep op aftrek afgewezen, omdat de belanghebbende niet kon aantonen dat er een relatie bestond tussen hem en de ondersteunde die voldeed aan de eisen van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat hij verplicht was tot het verstrekken van ondersteuning aan zijn zoon, en dat de ingediende verklaring van de grootmoeder niet voldoende bewijs bood. De inspecteur had de aftrekpost niet aanvaard, omdat de belanghebbende niet had aangetoond dat de ondersteunde zijn kind of pleegkind was volgens de relevante wetgeving. Het Hof concludeerde dat de overgemaakte bedragen niet als buitengewone lasten konden worden aangemerkt en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor belanghebbenden om voldoende bewijs te leveren voor hun aanspraken op aftrek in belastingzaken.