ECLI:NL:GHAMS:2000:AA9168

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 december 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/74
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 december 2000 uitspraak gedaan in het beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997, die aan belanghebbende was opgelegd. De inspecteur had een brief gestuurd aan de gemachtigde van belanghebbende, A BV, die inmiddels failliet was, en had daarin aangegeven van de aangifte te willen afwijken. Belanghebbende had pas later kennisgenomen van deze brief, wat leidde tot de vraag of zij in verzuim was bij het indienen van haar bezwaarschrift.

Het Hof oordeelde dat de inspecteur de brief niet alleen aan de gemachtigde had moeten sturen, maar ook aan belanghebbende zelf. Aangezien de inspecteur dit had nagelaten, was belanghebbende niet in verzuim bij het indienen van haar bezwaarschrift. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de bestreden uitspraak en handhaafde de aanslag, maar gelastte wel dat de Staat het griffierecht aan belanghebbende vergoedde. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en belanghebbende werd in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een verzoek in te dienen voor een schriftelijke uitspraak.

De zaak benadrukt het belang van correcte communicatie door de Belastingdienst, vooral in situaties waarin de gemachtigde van een belanghebbende failliet is. Het Hof concludeerde dat de aanslag terecht was opgelegd, maar dat de procedurele fouten van de inspecteur de ontvankelijkheid van het bezwaar van belanghebbende beïnvloedden.

Uitspraak

00/74
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Dertiende Enkelvoudige Belastingkamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belang-hebbende,
tegen
een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst P, hierna de inspecteur, gedagtekend 28 december 1999, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1997.
Het beroep is behandeld ter zitting van 20 november 2000.
Beslissing
Het Hof:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de bestreden uitspraak;
handhaaft de aanslag; en
gelast de Staat het gestorte griffierecht ad ƒ 60 aan belanghebbende te vergoeden.
Gronden
1. De aanslag is gedagtekend 24 augustus 1999. Belanghebbende heeft daartegen met dagtekening 7 december 1999 een bezwaarschrift ingediend, dat op 13 december 1999 door de inspecteur is ontvangen. Het bezwaarschrift is niet ingediend binnen de wettelijke termijn.
2. De gemachtigde van belanghebbende, A BV, is sinds 13 april 1999 failliet. De inspecteur heeft op 21 juni 1999 aan de vermelde gemachtigde een brief gezonden waarin hij schrijft voornemens te zijn de aanslag vast te stellen in afwijking van de aangifte. Van de inhoud van deze brief heeft belanghebbende pas op 1 december 1999 kennis genomen.
3. Het Hof acht aannemelijk dat de Belastingdienst kort na 13 april 1999 op de hoogte was van het faillissement van de vermelde gemachtigde. Naar het oordeel van het Hof had de inspecteur de hiervoor vermelde brief niet (slechts) aan de (gefailleerde) gemachtigde dienen te zenden, maar (ook) aan belanghebbende persoonlijk. Nu de inspecteur dat heeft nagelaten, is het Hof van oordeel dat belanghebbende bij het indienen van het hiervoor onder 1 vermelde bezwaarschrift niet in verzuim is geweest. Daaraan doet niet af dat de bestreden aanslag aan belanghebbende persoonlijk is gezonden en dat daarop is vermeld dat daartegen beroep kan worden ingesteld bij het Hof. Het Hof acht belanghebbende ontvankelijk in haar bezwaar. Reeds hierom moet de bestreden uitspraak worden vernietigd.
4. De inspecteur heeft ter zitting verklaard te hebben onderzocht of de lijfrente-uitkering die belanghebbende van B heeft ontvangen terecht in haar belastbare inkomen is begrepen, dat uit dat onderzoek is gebleken dat dit het geval is, dat de vader van belanghebbende de desbetreffende uitkeringen ten onrechte in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen heeft vermeld, dat de vader daarop is gewezen en dat deze desondanks niet heeft verzocht de aan hem opgelegde aanslag te verminderen. De inspecteur heeft ter zitting toegezegd te bewerkstelligen dat het Hoofd van de Belastingdienst C, die bevoegd is ten aanzien van de heffing van inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van de vader, de aan de vader opgelegde aanslag ambtshalve zal verminderen.
Het Hof acht aannemelijk dat de hiervoor vermelde lijfrente--uitkering tot het belastbare inkomen van belanghebbende behoort. Daaraan doet niet af dat de vader deze uitkering in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen heeft vermeld en dat aan hem dienovereenkomstig een aanslag is opgelegd. Het Hof zal daarom de aanslag handhaven.
Proceskosten
Niet gesteld en ook niet anderszins aannemelijk geworden is dat belanghebbende proceskosten heeft gemaakt als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan op 4 december 2000 door mrs. Kwantes, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van de Merwe als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.
Het lid van de belastingkamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het Gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.