ECLI:NL:GHAMS:2000:AA9105

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98/3076
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Van Ballegooijen
  • mr. Van der Voort Maarschalk-Vencken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van legesheffing voor evenementen en betogingen door een vereniging ter behoud van een park

In deze zaak heeft de vereniging X, die zich inzet voor het behoud van park Y, een beroep ingesteld tegen de leges die door de gemeente Z zijn opgelegd voor het organiseren van activiteiten op 20 en 21 september 1997. De gemeente beschouwde deze activiteiten als een evenement waarvoor een vergunning vereist was, en legde leges van ƒ 151,30 in rekening. De vereniging betoogde dat de activiteiten moesten worden aangemerkt als een betoging in de zin van de Wet openbare manifestaties, waarvoor geen leges geheven mogen worden. Het Gerechtshof Amsterdam heeft geoordeeld dat de activiteiten deels als betoging en deels als evenement kunnen worden gekwalificeerd. Het Hof oordeelde dat de heffing van leges gerechtvaardigd was, maar dat het bedrag verlaagd moest worden tot ƒ 111, conform de geldende tarieven in de Legesverordening van de gemeente Z. Het Hof vernietigde de eerdere uitspraak van de gemeente en veroordeelde de gemeente tot betaling van de proceskosten aan de vereniging. De uitspraak benadrukt de scheidslijn tussen evenementen en betogingen en de voorwaarden waaronder leges kunnen worden geheven.

Uitspraak

98/3076
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Tweede Enkelvoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van Vereniging X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van het hoofd van het bureau Belastingen van de gemeente Z, verweerder.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 7 juli 1998, ingediend door haar gemachtigde. Het beroep is gericht tegen de uitspraak met dagtekening 29 mei 1998 van verweerder, betreffende de aan belanghebbende door middel van een factuur van 25 september 1997 (hierna: de factuur) in rekening gebrachte leges van ƒ 151,30 voor de afgifte van een vergunning, in verband met door belanghebbende georganiseerde activiteiten op 20 en 21 september 1997. Na bezwaar tegen de factuur is deze bij de bestreden uitspraak gehandhaafd. Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van verweerder en tot vernietiging van de factuur.
Verweerder heeft een vertoogschrift ingediend. Hij concludeert uiteindelijk tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot vermindering van de factuur tot een bedrag van ƒ 111.
Ter zitting van 14 september 1999 zijn verschenen belanghebbendes gemachtigde, alsmede A, vergezeld van B en C namens verweerder. Verweerder heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
Na de zitting heeft verweerder het Hof een brief met nadere informatie gestuurd, gedagtekend 16 september 1999. Deze brief, waarvan een kopie aan gemachtigde gestuurd is, gaf het Hof op 24 september 1999 aanleiding tot het stellen van nadere vragen aan gemachtigde. Gemachtigde heeft deze vragen beantwoord bij brief van 1 oktober 1999, welke in kopie aan verweerder gezonden is evenals de brief van het Hof van 24 september 1999. Verweerder heeft op deze brief gereageerd bij schrijven van 25 oktober 1999, waarvan een kopie naar gemachtigde is gezonden. Partijen hebben te kennen gegeven geen behoefte te hebben aan een tweede mondelinge behandeling.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende is een vereniging met als doel: behoud van het park Y te Z.
2.2. Op 27 augustus 1997 schrijft de gemachtigde van belanghebbende in een brief aan de burgemeester van Beverwijk onder meer het volgende:
“BETREFT: kennisgeving zoals bedoeld in de wet Openbare manifestaties
Geachte mevrouw,
Op zaterdag 20 en zondag 21 september organiseert de vereniging X samen met de vereniging D en E een grote manifestatie. Inzet van de manifestatie: tégen aanleg van de randweg en vóór behoud van het park Y en omliggend groen.
Aan de manifestatie werken veel kunstenaars, muziekmakers en verenigingen uit de regio mee. De heer F heeft speciaal voor deze gelegenheid een monument voor park Y ontworpen. Ook voor de kinderen zal weer veel te doen zijn.
(...)
De manifestatie start zaterdag 10 uur met het markeren van de weg (grondgebied gemeente Z, G, H). (...) Wij gaan met lint en ballonnen het voorkeurstracé aangeven. Wij zullen laten zien dat het niet om enkele bomen gaat maar om een heel bos. Het lint loopt van G over het grondgebied van Z tot en met H.
Zaterdag tussen 16.00 uur en 22.00 uur klinkt er muziek (park Y). Daarna kan park Y bij nacht worden bewonderd. Mede om vandalisme te voorkomen wordt een actiekamp ingericht.
Zondag 10.00 uur is er een ontbijt, waarna vanaf 13.00 uur het vooral een kinderfeest zal zijn (...).
De heer J verzorgt, evenals verleden jaar voor zaterdag en zondag, de drank (ook zwak alcoholisch).”
2.3. In een brief aan belanghebbende van 18 september 1997 schrijft K, burgemeester van Z, onder meer het volgende:
“Onderwerp
Vergunning evenement op 20 en 21 september
Geachte (gemachtigde),
De activiteiten die de vereniging X plant op zaterdag 20 september 1997 en zondag 21 september 1997 worden, gelet op de aard en omvang van de activiteiten, aangemerkt als evenement. Voor het organiseren van een dergelijk evenement is volgens artikel 2.2.2. van de Algemeen Plaatselijke Verordening een vergunning vereist.
Ik beschouw uw kennisgeving als aanvraag voor een vergunning voor een evenement. Bijgaand vindt u de benodigde vergunning met daarop de voorwaarden die stipt dienen te worden nageleefd.
De leges voor deze vergunning bedraagt ƒ 151,30.”
2.4. In een tweede brief aan belanghebbende, eveneens gedateerd 18 september 1997, schrijft de burgemeester onder meer:
“Geachte (gemachtigde),
Op grond van artikel 2.2.2. van de Algemene Plaatselijke verordening verleen ik u hierbij vergunning voor: - het plaatsen van een monument
activiteiten voor kinderen
markeren van de nieuw aan te leggen weg door middel van lint en ballonnen
20 september 1997 tussen 16.00 uur en 22.00 uur levende muziek
actiekamp
het schenken van zwak-alcoholische drank”
De brief vermeldt tot slot dat belanghebbende tegen de verlening van de vergunning bezwaar kan aantekenen. Belanghebbende heeft dat niet gedaan.
2.5. Door middel van een factuur, gedagtekend 25 september 1997, zijn aan belanghebbende leges voor de in verband met de activiteiten op 20 en 21 september 1997 afgegeven vergunning in rekening gebracht ten bedrage van ƒ 151,30.
3. Geschil
In geschil is of aan belanghebbende terecht leges zijn geheven voor het in behandeling nemen van de aanvraag van een vergunning voor het organiseren van de activiteiten op 20 en 21 september 1997.
4. Standpunten van partijen
4.1. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.
4.2. Ter zitting heeft de gemachtigde verklaard het vertoogschrift niet te hebben ontvangen, maar dat hij genoegen neemt met een leespauze van vijf minuten en een kopie van het vertoogschrift.
4.3. Ter zitting is namens belanghebbende nog het volgende toegevoegd.
Ook in 1996 heeft belanghebbende een manifestatie georganiseerd waarvoor een vergunning is verleend. Van het heffen van leges is toen, na bezwaar door belanghebbende, afgezien. Bij de daarvóór georganiseerde manifestatie zijn, om moeilijkheden te voorkomen, wel leges betaald. Het was niet nodig om een vergunning af te geven, omdat het hier slechts een melding van een te organiseren manifestatie betrof. De principiële vraag in deze zaak is of in verband met het organiseren van een manifestatie leges geheven mogen worden. Naar mijn mening is dit niet juist.
4.4. Ter zitting is namens verweerder hier nog het volgende aan toegevoegd.
Activiteiten die belanghebbende op 20 en 21 september 1997 georganiseerd heeft waren onder andere: het oprichten van een monument, activiteiten voor kinderen, het maken van een lint van ballonnen, het maken van levende muziek, schenken van zwak-alcoholische drank. De gemeente heeft deze activiteiten aangemerkt als een evenement in de zin van de Algemene Plaatselijke Verordening. Er is slechts één keer ƒ 151,30 in rekening gebracht, terwijl het evenement twee dagen duurde.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. In de eerste plaats moet beoordeeld worden of de activiteiten die belanghebbende op 20 en 21 september 1997 heeft georganiseerd (hierna: de activiteiten) aangemerkt kunnen worden als een evenement in de zin van de Algemene Plaatselijke Verordening 1996 van de gemeente Z (hierna: APV), zoals verweerder stelt, dan wel of deze activiteiten een betoging vormen, als bedoeld in de Wet openbare manifestaties, hetgeen belanghebbende voorstaat. Voorts is aan de orde of terecht leges zijn geheven in verband met het verlenen van een vergunning voor het organiseren van de activiteiten.
5.2. Artikel 2.2.1 van de APV luidt:
Begripsomschrijving
1 In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek
toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
a bioscoopvoorstellingen als bedoeld in de Wet op de filmvertoningen;
b markten als bedoeld in artikel 151 Gemeentewet;
c kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
d het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
e betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
f activiteiten als bedoeld in de artikelen 2.1.2.1 en 2.1.3.1 van deze verordening.
2 Onder evenement wordt mede verstaan een herdenkingsplechtigheid.
Artikel 2.2.2 van de APV, voor zover hier van belang, luidt:
Evenement
1 Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
2 De vergunning kan uitsluitend worden geweigerd in het belang van:
a de openbare orde;
b het voorkomen of beperken van overlast;
c de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen;
d de zedelijkheid of gezondheid.
5.3. De Wet openbare manifestaties (Wet van 20-04-1988, Stb. 157, gewijzigd bij de Wetten van 4 juni 1992, Stb. 422, 16 december 1993, Stb. 650, 22 juni 1994, Stb. 573) bevat bepalingen betreffende de uitoefening van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en van het recht tot vergadering en betoging. In deze wet is geen definitie van het begrip “betoging” opgenomen. De Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp dat heeft geleid tot de Wet openbare manifestaties vermeldt: “... bij de betoging gaat het om het uitdragen van gemeenschappelijk beleefde gedachten of wensen op politiek of maatschappelijk gebied”.
5.4. Volgens Van Dale, Groot woordenboek der Nederlandse taal, moet onder het woord “betoging” worden verstaan: optocht waarbij de deelnemers zekere gevoelens te kennen geven, de aandacht op iets vestigen, iets eisen, demonstratie.
5.5. Gelet op de aard van de activiteiten van belanghebbende, omschreven onder 2.2, de onder 5.2 geciteerde begripsomschrijving van “evenement”, de onder 5.3 geciteerde aanduiding en de onder 5.4 genoemde definitie van “betoging” is het Hof van oordeel dat de door belanghebbende georganiseerde activiteiten deels kunnen worden aangemerkt als betoging (markeren van de weg met lint en ballonnen, oprichten van een monument), deels als verrichting van vermaak, dus als evenement (muziek bij avond, activiteiten voor kinderen, schenken van zwak-alcoholische drankjes, ontbijt). Een betoging kan weliswaar ook elementen van vermaak bevatten. Te denken valt bijvoorbeeld aan het maken van muziek tijdens de betoging of het opvoeren van sketches door deelnemers aan de betoging om de aandacht van omstanders te trekken. In dat geval vormen de verrichtingen van vermaak echter een onderdeel van de betoging. In casu vonden ook verrichtingen van vermaak plaats náást de eigenlijke betoging, zoals muziek bij avond, ontbijt en kinderactiviteiten. Dit gegeven, naast het feit dat de activiteiten een periode van twee dagen besloegen (naar hun aard zijn betogingen in het algemeen van kortere duur), brengt het Hof tot het oordeel dat er behalve van een betoging ook sprake is van een evenement.
5.6. Voorts moet beantwoord worden de vraag of terecht leges geheven zijn ter zake van het aanvragen van een vergunning voor het organiseren van de activiteiten. De artikelen 2, 3 en 4, eerste lid van de Legesverordening 1997 van de gemeente Z luiden:
“Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam “leges” worden rechten geheven ter zake van het genot van door of
vanwege de gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de
daarbij behorende tarieventabel.
Artikel 3 Belastingplicht
Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de
dienst is verleend.
Artikel 4 Tarieven
1 De leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij de verordening
behorende tarieventabel.”
In hoofdstuk 19 van de Tarieventabel Leges 1997, behorende bij en deeluitmakende van de Legesverordening 1997 (hierna: de Tarieventabel), is geregeld welke legesbedragen geheven worden ter zake van in de APV genoemde, door het gemeentebestuur in behandeling genomen aanvragen tot een vergunning. Paragraaf 19.2 van de Tarieventabel luidt:
“Andere vergunningen en/of ontheffingen ingevolge de Algemene Plaatselijke
Verordening dan die genoemd onder 19.1 t/m 19.1.7, voor zover ingevolge enig
wettelijk voorschrift geen ander tarief of kostenloze verstrekking is voorgeschreven, per stuk ƒ 111,00”
5.7. Zoals overwogen onder 5.5 worden de door belanghebbende georganiseerde activiteiten deels aangemerkt als evenement in de zin van artikel 2.2.1 van de APV. Artikel 2.2.2, eerste lid van de APV schrijft voor dat voor het organiseren van een dergelijk evenement een vergunning van de burgemeester nodig is. Gelet op deze artikelen is het Hof van oordeel dat de burgemeester van Z naar aanleiding van de melding door belanghebbende in haar brief van 27 augustus 1997 van de te organiseren activiteiten terecht een vergunning heeft afgegeven. Op grond van paragraaf 19.2 van de Tarieventabel bedraagt het tarief ter zake van het behandelen van de aanvraag van deze vergunning ƒ 111. Verweerder heeft toegezegd de factuur van ƒ 151,30 te verminderen tot ƒ 111. Gezien het hiervoor overwogene is dat naar het oordeel van het Hof juist. Het Hof verwerpt de stelling van belanghebbende dat de onderwerpelijke heffing van leges in strijd is met de grondwettelijke vrijheid van meningsuiting. De leges worden immers niet geheven ter zake van haar betoging, maar in verband met het evenement.
6. Proceskosten
Het Hof acht, gegeven de vermindering van de factuur, termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling op de voet van artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten fiscale procedures worden de te vergoeden proceskosten gesteld op ƒ 710, vermenigvuldigd met factor 2,5 wegens proceshandelingen en factor 0,25 wegens het belang van de zaak is (afgerond) ƒ 444.
7. Beslissing
Het Hof
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de bestreden uitspraak;
vermindert de bij de bestreden uitspraak vastgestelde factuur tot een bedrag van ƒ 111;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van belanghebbende tot het beloop van ƒ 444, te betalen door de gemeente Z en
gelast verweerder het gestorte griffierecht van ƒ 80 aan belanghebbende te vergoeden.
De uitspraak is gedaan op 21 november 2000 door mr. Van Ballegooijen, lid van de belastingkamer in tegenwoordigheid van mr. Van der Voort Maarschalk-Vencken als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken.
Het lid van de belastingkamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Cassatie:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) de dagtekening;
c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.