2. Tussen partijen vastaande feiten
2.1. Belanghebbende, geboren in 1947 en werkzaam bij de gg van de gemeente Q, is met ingang van 1 maart 1995 voor de periode van één jaar naar Suriname uitgezonden als projectleider/-secretaris van het Project gg Suriname 1995 - 2000. Hiertoe is belanghebbende bij een besluit van de Nederlandse Minister van Binnenlandse Zaken (hierna: de Minister van Binnenlandse Zaken) van 22 februari 1995 aangesteld als onbezoldigd ambtenaar.
2.2. Door middel van de aanstelling van belanghebbende is (mede) uitvoering gegeven aan een bestuursovereenkomst inzake technische bijstand tussen de Minister van Justitie en Politie van de Republiek Suriname en de Minister van Binnenlandse Zaken, getekend 16 mei 1995 te ‘s-Gravenhage. Deze overeenkomst luidt onder meer als volgt:
"1. Inleiding
De Minister van Justitie en Politie van Suriname heeft het voornemen de kwaliteit van de gg in Suriname te verbeteren (...). In het licht van dat voornemen heeft de Minister van Justitie en Politie van Suriname een beleidsplan laten opstellen (...).
Het Raamverdrag inzake vriendschap en nauwere samenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname (...) biedt de mogelijkheid dat de Nederlandse regering aan de Surinaamse regering technische bijstand verleent bij de uitvoering van het beleid dat gericht is op de versterking van de rechtsstaat en van het overheidsapparaat.
(...)
4. Uitvoering van de technische bijstand
(...)
In het kader van de technische bijstand zal de Minister van Binnenlandse Zaken van Nederland:
- een projectleider en een brandweerofficier in Suriname tewerkstellen;
(...)
5. Financieel beheer
De uitgaven voor de uitvoering van het beleidsplan vragen een aanzienlijke financiële inspanning van de Surinaamse regering. Mede gezien de precaire deviezenpositie van Suriname is het noodzakelijk voor de dekking van een deel van deze uitgaven een beroep te doen op de verdragsmiddelen, die ingevolge het Raamverdrag zijn bestemd voor de versterking van rechtsstaat en democratie.
Teneinde in het kader van de uitvoering van het beleidsplan en voor rekening van de Surinaamse Minister van Justitie en Politie uitgaven te doen, wordt de uitvoering van het financieel beheer van de gemeenschappelijk gecommitteerde verdragsmiddelen integraal uitbesteed aan de Nederlandse Minister van Binnenlandse Zaken (...)."
2.3. Het onder 2.1 vermelde besluit is belanghebbende toegezonden bij brief van de Minister van Binnenlandse Zaken van 27 februari 1995, welke - voor zover hier van belang - als volgt luidt:
"In juli 1994 heeft u gesolliciteerd naar de functie van projectbegeleider/-secretaris in het kader van het Project gg Suriname 1995 - 2000. In diverse gesprekken nadien zijn u, de commandant van de gg Suriname namens de Surinaamse Minister van Justitie en Politie en de directeur gg namens mij, in samenspraak met uw huidige werkgever de gemeente Q, tot overeenstemming gekomen u in deze functie aan te stellen (...). De aanstelling zal, gezien het feit dat ertoe is besloten op dit moment vooralsnog slechts de eerste fase van het project goed te keuren, voorlopig voor de periode van één jaar zijn, te weten van 1 maart 1995 tot en met 29 februari 1996 (...).
U wordt bij mijn ministerie aangesteld als onbezoldigd ambtenaar. Met de gemeente Haarlemmermeer is overeengekomen dat uw dienstverband aldaar in stand blijft en dat deze gemeente uw volledige salaris inclusief de speciale toelagen samenhangend met uw uitzending aan u uitbetaalt en vervolgens alle loonkosten bij mij in rekening brengt. (...) Op het vorenstaande is het ‘Convenant inzake technische bijstand en samenwerking tussen de Minister van Justitie en Politie van de Republiek Suriname en de Minister van Binnenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden’ van toepassing. Voorts wordt - ter wille van de uniformiteit en conform de daarover gemaakte afspraken - aangesloten bij de regeling die de Belastingdienst van het Nederlandse ministerie van Financiën heeft opgesteld voor het door deze dienst uit te zenden personeel. Concreet betekent dit het volgende.
A. Betaling door de gemeente Q, op declaratiebasis te vergoeden door het ministerie van Binnenlandse Zaken