97/21507
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Vierde Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van het Hoofd van de Afdeling Heffing van de Dienst Centrale Omslagheffing te P, verweerder.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is op 10 november 1997 ter griffie van het Gerechtshof een beroepschrift ontvangen, ingediend door de Bewonersvereniging A te Z als zijn gemachtigde. Het beroepschrift is gericht tegen de uitspraak van verweerder met dagtekening 30 september 1997 betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de verontreinigingsheffing voor het jaar 1997. Het beroepschrift is aangevuld bij ongedagtekend schrijven dat op 14 april 1998 ter griffie van het Hof is ontvangen.
De aanslag bedraagt f 300 en is bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak en van de aanslag.
Verweerder heeft een vertoogschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak.
Ter zitting van 19 februari 1999 zijn verschenen belanghebbende, vergezeld door B optredend namens de gemachtigde van belanghebbende, alsmede C, D, E en F namens verweerder.
Beide partijen hebben een pleitnota overgelegd en voorgedragen, waarbij de gemachtigde van verweerder een kopie heeft overgelegd van een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 januari 1999. De gemachtigde van belanghebbende heeft daarvan kennis kunnen nemen en hij heeft zich daarover kunnen uitlaten. Alle vorengenoemde stukken worden als hier opgenomen beschouwd en tot de gedingstukken gerekend.
Het beroep is ter zitting behandeld gelijktijdig met de beroepen welke bij het Hof zijn geadministreerd onder de nummers 97/21509, 97/21510, 97/21511 en 97/21512.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende was en is - in ieder geval in de jaren 1996 en 1997 - ten minste met één ander de bewoner van het pand a-straat te Z, vanuit welk pand afvalwater wordt geloosd, via de riolering, op een bij het hoogheemraadschap van Uitwaterende Sluizen in Hollands Noorderkwartier (hierna: US) te Edam in beheer zijnd zuiveringstechnisch werk. Voor het jaar 1996 is hem door de gemeente Amsterdam een aanslag in de verontreinigingsheffing opgelegd. De onderhavige voor het jaar 1997 opgelegde aanslag is in formeel opzicht op de juiste wijze tot stand gekomen en in overeenstemming met de Heffingsverordening Kwaliteitsbeheer 1997 (hierna: de Verordening) van US.
De Verordening is vastgesteld op 11 december 1996 en is gepubliceerd op 23 december 1996 in het Noordhollands Weekblad.
2.2.1. De organisatie van het waterbeheer in Amsterdam-Noord is met ingang van 1 januari 1997 gewijzigd als gevolg van de implementatie van de per 1 januari 1992 gewijzigde Waterschapswet. Als gevolg daarvan zijn de taken betrekking hebbende op de waterstaatkundige verzorging binnen het grondgebied van de gemeente Amsterdam door die gemeente overgedragen aan US, aan het waterschap de Waterlanden, aan het hoogheemraadschap Rijnland en aan het - speciaal in dit kader opgerichte - hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. Deze reorganisatie omvatte mede de overdracht door de gemeente Amsterdam van de zorg voor de kwaliteit van het oppervlaktewater aan US voor wat betreft het gebied waarbinnen de woning van belanghebbende is gelegen.
2.2.2. De voor het jaar 1996 aan belanghebbende opgelegde aanslag verontreinigingsheffing beliep f 193, te weten 2,6 vervuilingseenheden à f 74,40 per eenheid. De onderhavige aanslag bedraagt f 300, te weten 3 vervuilingseenheden à f 100 per eenheid.
2.2.3. Bij de voor het onderhavige jaar aan belanghebbende opgelegde aanslag is een bijsluiter gevoegd, waarin onder meer enige toelichting is verstrekt omtrent de met ingang van 1 januari 1997 plaats gehad hebbende reorganisatie als bedoeld onder 2.2.1.
3. Geschil
In geschil is of met het opleggen van de onderhavige aanslag inbreuk is gemaakt op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het zorgvuldigheidsbeginsel, zoals belanghebbende stelt en verweerder betwist.
4. Standpunten van partijen
4.1. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.
4.2. Kort en zakelijk samengevat heeft belanghebbende gesteld dat de onder 2.2.1 genoemde reorganisatie van zeer ingrijpende aard is geweest en heeft geleid tot uiterst complexe constructies. Een dermate complexe structuur, waarin verscheidene waterschappen, geografische gebieden, taken en tarieven volledig dooreengeweven zijn, schept voor de heffende instantie een extra inspanningsverplichting tot informatie, zeker met betrekking tot de hoogte van de aanslagen. Dit klemt temeer waar het gaat om stadsgebieden welke voor een groot deel worden bewoond door personen die tot de lagere inkomensgroepen moeten worden gerekend.
Er moet dan ook worden gesproken van een onzorgvuldige voorbereiding bij het nemen van besluiten ter uitvoering van de wet. Een en ander is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, als gevolg waarvan de daaruit voortvloeiende aanslag vernietigd dient te worden. Daaraan doet de bijsluiter als bedoeld onder 2.2.3 niet af.
4.3. Verweerder heeft, op dezelfde wijze samengevat, gesteld dat meer dan de gebruikelijke voorlichting heeft plaatsgevonden.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Belanghebbende heeft gesteld dat de onder 2.2.1 genoemde reorganisatie van zeer ingrijpende aard is geweest en heeft geleid tot uiterst complexe constructies. Deze stellingen van belanghebbende zijn op zichzelf door verweerder niet bestreden, zodat het Hof van de juistheid daarvan zal uitgaan.
5.2. Voor wat betreft de waterverontreinigingsheffing heeft de reorganisatie geleid tot het overdragen van de zorg voor de kwaliteit van het oppervlaktewater door de gemeente Amsterdam aan een aantal waterschappen. Voor het gebied waarbinnen de woning van belanghebbende is gelegen is dat US. Bij het voorbereiden van de besluiten ter uitvoering van deze uit de Waterschapswet voortvloeiende reorganisatie, dienden de grenzen van de onderscheiden overgedragen taakgebieden dan ook te worden vastgesteld. Voorts diende te worden geregeld dat binnen die overgedragen gebieden de verontreinigingsheffing kon worden geheven in overeenstemming met de regels welke overigens binnen het gebied van dat waterschap op dat gebied golden. Dat met name de afbakening van de grenzen van de overgedragen gebieden van ingrijpende aard is geweest en heeft geleid tot complexe constructies - welke overigens op dit terrein niet nader zijn toegelicht - behoeft op zichzelf naar 's Hofs oordeel niet te wijzen op onzorgvuldigheid, doch kan evengoed voortvloeien uit een nagestreefde zorgvuldigheid.
5.3. De onder 5.2 bedoelde overdracht van de zorg voor de kwaliteit van het oppervlaktewater door de gemeente Amsterdam bracht voor belanghebbende mee, dat hij niet langer in de verontreinigingsheffing zou worden aangeslagen door de gemeente Amsterdam, doch door US en uiteraard niet langer naar de voorheen in de gemeente Amsterdam op dat punt geldende verordening, doch naar de bepalingen van de Heffingsverordening Kwaliteitsbeheer 1997 van US.
Gelet op deze zich voor belanghebbende voordoende gevolgen, welke voor belanghebbende resulteerden in een aanslag van f 300 ten opzichte van de aanslag van f 193 in het voorafgaande jaar, heeft verweerder op het punt van de voorlichting kunnen en mogen volstaan met de bij de aanslag gevoegde bijsluiter. De noodzaak tot voorlichting met betrekking tot het opleggen van aanslagen gaat naar het oordeel van het Hof overigens niet zover dat het onvoldoende zijn van die voorlichting of het achterwege blijven daarvan kan leiden tot het vernietigen of verminderen van aanslagen die overigens in overeenstemming met de heffingsverordening zijn opgelegd. Het Hof verwerpt dan ook het beroep van belanghebbende op strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.
5.4. Het vorenoverwogene leidt tot de slotsom dat het beroep niet gegrond is.
6. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
7. Beslissing
Het Hof verklaart het beroep niet gegrond.
De uitspraak is vastgesteld op 21 mei 1999 door mrs. Holdert, Onnes en Kwantes, in tegenwoordigheid van mr. van der Laan als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.
De voorzitter van de belastingkamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.