ECLI:NL:GHAMS:1999:AA7795

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
97/1849
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Dutmer
  • J. van Ballegooijen
  • H. van der Ouderaa
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belanghebbende en de vraag van woonplaats en belastingplicht in Nederland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 december 1999 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij de belanghebbende, X, in geschil was met de Belastingdienst over zijn woonplaats en belastingplicht in Nederland. De belanghebbende stelde dat hij Nederland op 1 juni 1992 metterwoon had verlaten, maar het Hof oordeelde dat hij hierin niet was geslaagd. De belanghebbende had niet voldoende bewijs geleverd dat hij daadwerkelijk in Italië woonde en dat zijn inkomsten uit Italië niet als bestuurder waren ontvangen. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende in 1992 in Nederland woonde en dus onbeperkt belastingplichtig was. De uitspraak van de inspecteur werd bevestigd, en het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard. De zaak omvatte een gedetailleerde beoordeling van de feiten, waaronder de woonplaatsgegevens van de belanghebbende, zijn werkzaamheden voor G S.p.A. in Italië, en de belastingverplichtingen die voortvloeiden uit zijn inkomsten. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat hij aan de voorwaarden voor voorkoming van dubbele belasting voldeed, en dat de inspecteur zijn standpunt voldoende had gemotiveerd. De uitspraak werd vastgesteld door de voorzitter en twee leden van het Hof, met mr. Rietbroek als griffier.

Uitspraak

97/1849
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Eerste Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Particulieren te P, de inspecteur.
Loop van het geding
Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 2 juni 1997, ingediend door mr. A (B Accountants) te Q als gemachtigde van belanghebbende. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 21 mei 1997, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 1992. Het beroep is aangevuld bij brief van de gemachtigde van 27 augustus 1997. De aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 100.000,-- en is na bezwaar gehandhaafd.
Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van de inspecteur en tot vermindering van de aanslag tot uiteindelijk nihil.
De inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend. Hij concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.
Met toestemming van de voorzitter van de belastingkamer heeft belanghebbende een conclusie van repliek ingediend. De inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingezonden.
Ter zitting van 20 oktober 1998 zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde, alsmede de inspecteur tot bijstand vergezeld van C en D RA. Ter zitting is door gemachtigde een pleitnotitie voorgedragen en zijn diverse stukken overgelegd. De inspecteur is in de gelegenheid gesteld schriftelijk op de overgelegde stukken te reageren. De inspecteur heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt bij brief van 26 november 1998, met één bijlage. De gemachtigde heeft bij brief van 19 januari 1999, met zes bijlagen, op de brief van de inspecteur gereageerd.
Ter zitting van 16 maart 1999 zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde, alsmede inspec-teur tot bijstand vergezeld van drs. E en D RA. Te dezer zitting zijn door de inspecteur twee stukken overgelegd. Belanghebbende heeft van deze stukken kunnen kennisnemen en zich erover kunnen uitlaten.
Ter zittingen heeft het Hof het beroep van belanghebbende gelijktijdig behandeld met de beroepen inzake de hem opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1992, kenmerk 97/1880, de aanslag vermogensbelasting 1993, kenmerk 97/1851, en de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1993, kenmerk 97/1850.
Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende, geboren te Z op (...), woonde tot en met het jaar 1991 in Nederland. Volgens informatie uit het computerbestand ‘beheer van relaties’ van de Belastingdienst, welk bestand voor wat betreft de daarin opgenomen woonplaatsgegevens is gebaseerd op het bevolkingsregister, heeft belanghebbende inzake zijn woonplaats de volgende informatie aan het bevolkingsregister van de gemeente Z verstrekt:
- op 4 november 1993, dat hij van 5 juni 1992 tot 19 januari 1993 woonachtig is geweest op de Nederlandse Antillen;
- op 12 november 1993, dat hij van 19 januari 1993 tot 27 mei 1993 woonachtig is geweest op het adres a-weg (...) te Z;
- op 29 juni 1995, dat hij van 27 mei 1993 tot 13 april 1995 woonachtig is geweest in Marokko;
- op 13 april 1995, dat hij vanaf 13 april 1995 woonachtig is op het adres a-weg (...) te Z.
2.2. In een eensluidend uittreksel van het bevolkingsregister van de gemeente Z, opgemaakt op 14 maart 1996 door de secretaris van het stadsdeel Z (...), is onder meer het volgende over belanghebbende vermeld:
"Adres: a-weg (...)
Woonplaats: (...) Z
Vestiging Nederland: 27 maart 1995, komende van Italië
Vestiging gemeente: 27 maart 1995, komende van Italië
Vestiging adres: 27 maart 1995
HISTORISCHE ADRESGEGEVENS
29jul1977 Z, komende van R
29jul1977 Z b-straat (...)
05jun1992 Vertrokken naar Italië
19jan1993 komende van Italië
19jan1993 Amsterdam a-weg (...)
27mei1993 Vertrokken naar Marokko"
2.3. In een proces-verbaal van 21 juni 1997 betreffende een door belanghebbende gedane aangifte van verduistering heeft belanghebbende zich onder meer als volgt uitgelaten:
"Vanaf 1993, 1994 en 1995 was ik i.v.m. werkzaamheden woonachtig in S (Italie)."
2.4. Belanghebbende is van 1 januari 1991 tot en met 31 mei 1992 als werknemer in dienst geweest van F B.V., gevestigd in de c-straat te Z. De arbeidsovereenkomst van 23 januari 1991 vermeldt als adres van belanghebbende b-straat (...) te Z.
2.5. De salarisoverzichten voor december 1991 en voor mei 1992 van F B.V. vermelden eveneens als adres van belanghebbende b-straat (...) te Z.
2.6. Op 1 juni 1992 is belanghebbende als ‘amministratore’ in dienst getreden van G SpA, een met F B.V. gelieerde vennootschap, gevestigd te T (Italië). F B.V. en G SpA houden zich bezig met het ontwikkelen en exploiteren van computergestuurde communicatietechnologie, zoals onder meer het opzetten en exploiteren van zogenoemde 06-lijnen. In een brief van 29 mei 1992 van H, directeur van F B.V. aan belanghebbende, is onder meer het volgende vermeld:
"Herewith I (...) officially states that you X will enter into function of Administratore Unico of G SpA on a pay-salary basis per June 1, 1992 with Sole Directorship (...).
At the same time we herewith discharge you from your function as Marketing Director/Manager for F BV and release you of your duties and responsibilities from this job."
2.7. G S.p.A. is op 31 mei 1992 opgericht als een ‘joint venture’ van I A.G., gevestigd te U (Zwitserland) en J S.p.A., gevestigd te S (Italië). In
annex 2, onder 1 c, bij de ‘joint venture’-overeenkomst tussen I A.G. en J S.p.A. is onder meer het volgende vermeld inzake het bestuur van G S.p.A.:
"In the period from the incorporation of the Company until September 30, 1992 the manage-ment will be entrusted tot Mr. X born in Z, on May 15 1952 domiciled in a-weg (...), Z, The Netherlands, as Sole Director of the Company."
2.8. In een brief van 11 november 1992 schrijft I A.G. onder meer het volgende:
"Dear Mr. X,
We are writing to extend our gratitude for the work carried out by you in all and every of its details in your capacity of Sole Director of G S.p.A. on behalf and request of the shareholders, and hereby acknowledge that you are henceforth absolved of any responsibility in respect of the said company’s operations carried out to date."
2.9. In een brief aan belanghebbende van 22 september 1992 schrijft K, consulenti immobiliari internazionali, gevestigd Via-d (...) te T (Italië), onder meer het volgende:
Mr. X
ThI
Via-e, (...)
20100 T
Dear X,
Please accept my apologies for the delay in getting this bill for the rental of the Via-e apartment to you (...).
When I received the commission payent in cash, I was unaware that you would require an official fattura (...).
The total IVA due to K is Lire 1.543.750 This is 19% of the Lire 8.125.000 which you paid to us.
In closing I wanted to again welcome you and your associats to T. In the event that we may be able to to assist you in any future apartment, or office requirements you have please do not hesitate to contact me."
2.10. Op een factuur van L S.R.L. te T (Italië), gedateerd 28 juli 1992 en gericht aan G SpA is onder meer het volgende vermeld:
"Canone locazione periodo 1.8.92 - 31.10.92 relativo ai locali siti in T
- Via-e, (...) Lit. 16.250.000.=
- anticipo spese (escl.Art.15) Lit. 2.645.000.=
- I.V.A. 19% su Lit. 16.250.000,= Lit. 3.087.000.=
Lit. 21.982.500.="
2.11. In een brief waarin mr. M, advocaat en procureur te Z, namens belanghebbende een vordering in kort geding toelicht, is onder meer het volgende vermeld:
"6. (...) Op 1 juni 1992 trad X als algemeen direkteur in dienst van G SpA, een Italiaanse dochter van F BV.
Eind 1992 is ook deze arbeidsovereenkomst beëindigd. Vanaf dat moment zit X zonder enige bron van inkomsten."
In genoemde brief zijn de activiteiten die belanghebbende ten behoeve van F BV heeft verricht voorts als volgt omschreven:
"AKTIVITEITEN X
5. X heeft in de ruim vierenhalf jaar gedurende de periode dat hij werkzaam is geweest voor F BV de navolgende (succesvolle) activiteiten verricht:
- een joint venture met de Spaanse N gerealiseerd en een garantie van de Spaanse N gekregen dat F BV gedurende zes maanden niet beconcureerd zou worden;
- een mogelijkheid als eerste een eigen erotisch audiotex bedrijf te openen in V, maar dit plan is in verband met cash-flow problemen nooit verwezenlijkt;
- in Duitsland bewerkstelligd dat de Duitse dochter van F BV als enig Nederlands bedrijf tot de fieldtest is toegetreden en daarnaast een strategische partner heeft verzorgd;
- in Zwitserland de Zwitserse dochter toegetreden tot de fieldtest;
- als enig buitenlands bedrijf de Italiaans dochter toegelaten tot de fieldtest met een beperkte concurrentie. Daarnaast ook hier een strategische partner verzorgd;
- toetreding tot de fieldtest in Israël;
- aangaan van een samenwerkingscontract met O voor het opereren op de Engelse markt;
- inschrijving voor de fieldtest in Portugal; en
- inschrijving voor de fieldtest in Zweden.
Daarnaast was X verantwoordelijk voor alle publiciteit in de geschreven media, de radio en t.v. zowel in binnen- als buitenland. Bovendien verzorgde X de introductie van strategische partners en het totstandkomen van samenwerkingsovereenkomsten met deze strategische partners. Daarnaast verzorgde X de opzet en uitwerking van nieuwe services in Nederland.
(...)
HOOGTE VORDERING
9. Verschuldigd en opeisbaar is in ieder geval het honorarium voortvloeiende uit de 5% regeling dat X toekomt terzake van de verrichte activiteiten in Spanje in de maanden januari en februari 1992, dit betreft een bedrag van ƒ 123.000,-- (...).
Naast het honorarium voor de verrichte werkzaamheden in Spanje heeft X thans ook recht op honorarium terzake van zijn activiteiten verricht in Zwitserland, Spanje (W en V) Portugal, Israël, Duitsland en Italië".
2.12. In een overeenkomst van 19 januari 1993 zijn Ff B.V. en belanghebbende onder meer het volgende overeengekomen:
"IN AANMERKING NEMENDE DAT:
- partijen op 11 april 1990 reeds diverse overeenkomsten hebben gesloten, welke partijen genoegzaam bekend zijn (...);
- partijen voormelde overeenkomsten door het aangaan van deze overeenkomst willen preciseren;
(...)
ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1.
X heeft ten laste van Ff BV recht heeft op 5% van de totale naar Nederlandse maatstaven vast te stellen bruto winst gerealiseerd door middel van het verrichten van activiteiten door Ff BV direct of indirect, danwel via de aan haar gelieerde onderneming(en) en joint-venture(s)
(...)
Artikel 3.
Indien een buitenlandse activiteit van Ff BV, Fs B.V., alsmede van haar bestuurders terzake van welke activiteiten X recht heeft op een winstaandeel van de door deze activiteiten gerealiseerde totale bruto winst, geheel of gedeeltelijk wordt verkocht heeft X ten laste van Ff BV recht op 5% van de verkoopsom.
(...)
Artikel 6.
(...)
X kiest met betrekking tot deze overeenkomst domicilie te Z (...) aan de a-weg (...)."
2.13. Op 22 december 1993 zijn belanghebbende en G SpA onder meer het volgende overeengekomen:
"Ondergetekenden,
(...)
G SpA verbindt zich jegens X te betalen voor adviezen aan het Italiaanse bedrijf, betreffende marktonderzoek, opzet onderneming, marktinformatie, contacten SIP, aanpassingen soft-ware en aanbreng ideeën de somma van Dfl. 1.000.000.- (...)"
2.14. In het proces-verbaal van 21 juni 1997 heeft belanghebbende onder meer het volgende verklaard:
"In de periode 1987 t/m 1993 was ik marketing-directeur van de F B.V. te Z (...). In deze periode heb ik gedurende mijn werkzaamheden diverse 06-lijnen opgezet in het buitenland en tengevolge daarvan heb ik diverse zogenaamde "royalty’s" opgebouwd. In 1993 zijn al mijn royalty’s samengevat in een eindcontract en tengevolge van dit contract zou in totaal door F BV aan mij een bedrag van fl. 1.000.000,-- (...) betaald worden.
Je kunt zeggen dat dit geld bedoeld was als een afkoopregeling (...).
Afgesproken was, dat F BV per kwartaal fl 250.000,-- op de rekening van Aa Ltd zou storten. De rekening van mijn zaak Aa Ltd. loopt bij ABN-AMRObank op het e-plein. In 1994 betaalde F BV daadwerkelijk aan mij fl. 50.000,--. In 1995, na reclames mijner zijds, ongeveer
fl 550.000,--."
2.15. In een akte van 1 april 1992 ter zake van de levering van een registergoed is onder meer het volgende vermeld:
"1. mevrouw Bb (...) "VERKOPER"; en
2.a. de heer X vennootschapsdirekteur, wonende te (...) Z, b-straat (...)
b. mevrouw Cc, (...) wonende te (...) Z, b-straat (...) hierna tezamen ook te noemen "KOPER" (...) hebben, blijkens op negen en twintig januari negentienhonderd twee en negentig (...) een koopovereenkomst gesloten op grond waarvan verkoper bij deze levert aan koper, die - de heer X voor het zeven en twintig/zeven en dertigste onverdeeld aandeel en mevrouw Cc voor het tien/zeven en dertigste onverdeeld aandeel - bij deze aanvaardt:
OMSCHRIJVING REGISTERGOED.
het appartementsrecht (...) van de woning gelegen op de begane grond en op de eerste verdieping, met kelder en achtergelegen tuin aan de a-weg (...) Z (...).
KOOPPRIJS
De koopprijs van het verkochte bedraagt: driehonderd zeventig duizend gulden
(f 370.000,--)."
2.16. In een akte van huwelijksvoorwaarden die is verleden op 29 september 1993 is onder meer het volgende opgenomen:
"HUWELIJKSVOORWAARDEN
(...)
de heer X (...) wonende te (...) Z, a-weg (...)
mevrouw (...) CC (...), wonende alsvoren, (...)
artikel 11.
Tussen de echtgenoten zal een gemeenschap bestaat,
welke uitsluitend omvat:
het appartementsrecht (...) van de woning (...) gelegen aan de a-weg (...) te Z (...)
2.a. de op het sub 1 gemeld registergoed rustende hypothecaire schuld ten behoeve van de ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Z, thans in hoofdsom groot f 200.000,-- (...) aangegaan bij akte op één april negentienhonderd twee en negentig (...)
b. de op gemeld registergoed rustende hypothecaire schuld ten behoeve van Kk B.V., gevestigd te Z, in hoofdsom groot f 75.000,-- (...) aangegaan bij akte op vijftien februari negentienhonderd drie en negentig (...).
Artikel 12.
Tot de in artikel 11 bedoelde gemeenschap zijn gerechtigd:
de man voor zeven en twintig/zeven en dertigste (27/37) onverdeeld aandeel en de vrouw voor tien/zeven en dertigste (10/37) onverdeeld aandeel.
Artikel 13.
(...)
De verschenen personen hebben nog verklaard:
(...)
het huwelijk zal voltrokken worden te Y op twee en twintig oktober negentienhonderd drie en negentig."
2.17. Op verzoek van de inspecteur is door D van de Belastingdienst Grote ondernemingen te Z een onderzoek ingesteld naar onder meer de woonplaats van belanghebbende. In een memo, met 11 bijlagen, van 3 december 1997 rapporteert D hierover als volgt:
"2.1 Bankrekeningen algemeen
Dhr. X heeft desgevraagd bankrekeningen ter inzage verstrekt. Aanvankelijk een tweetal rekeningen, doch nadien (toen de eerder verstrekte dagafschriften informatie bleek te bevatten die naar het bestaan van andere rekeningen leidde) nog een 6 tal. (...) Op hun beurt leidden deze rekeningen naar nog weer andere (vermoedelijke) rekeningen ten name van X (...). Ik heb thans (...) nog steeds niet alle gevraagde stukken ter inzage ontvangen (...). Ik sluit niet uit dat wij geen volledig beeld hebben van de financiële positie van hr. X.
2.2: Bestedingspatroon 1992-1994 en overige gegevens m.b.t. de woonplaats in die jaren.
Uit een analyse van de ter beschikking gekomen bankbescheiden blijkt, dat in de jaren 1992 t/m 1995 de bankrekeningen steeds ten name van hr. X op zijn adres b-straat (...) (tot ....) en nadien a-weg (...).
De kosten van het aanhouden van dit huis (rente hypothecaire lening, verzekeringen, energie- en water, telefoonaansluiting en overige lasten) zijn betaald van een gezamenlijke bankrekening (...) van dhr. X en (...) mw. Cc (...). Van deze rekening is, gelet op het opnamepatroon, (kennelijk) ook het gezamenlijke levensonderhoud bekostigd. In ruime zin is daarvoor tussen de fl. 40000,-- en fl. 60000,-- per jaar besteed (exclusief de woonlasten van het pand a-weg (...)). Ik heb in de jaren 1992 tot en met 1996 geen significante verschillen in het opnamepatroon kunnen vaststellen. De rekening is "gevoed" door overmakingen van bedragen (waaronder het "Italiaanse" salaris, zie hierna onder a.), het netto salaris van mw. Cc en betalingen van derden aan dhr. X.
(...)
a. Op 27/8/1992 en 18/9/92 wordt op de hierboven aangegeven bankrekening resp.
fl. 41.178,72 en fl. 28.834,05 bijgeschreven, zijnde de tegenwaarde (na aftrek van transfer- en wisselkosten) van resp. 28 en 21 miljoen Italiaanse Lires. Desgevraagd verklaarde X dat dit het (netto) salaris betreft dat hem in Italië door G SpA per cheque is uitbetaald (7 cheques van 7 miljoen lire per stuk (...); hij heeft de cheques op deze Nederlandse bankrekening laten bijschrijven (...).
b. Op 11/8 1992 koopt X een tweetal seizoenkaarten (...) voor het seizoen 92/93; hetzelfde gebeurt op 11/7/1994 voor het seizoen 94/95. Ook voor latere seizoenen beschikt hij over een kaart.
c. Op 13/5/94 komt op bankrekening nr. (...) een betaling voor van Tt (Z) ad fl. 3380,-; dit betreft "opbrengst dienstverlening inzake horecabemiddeling" door X (...).
d. In het Z-se telefoonboek 1994 komt hr. X voor met als adres a-weg (...).
2.18. Als bijlagen bij het memo van D bevinden zich kopieën van cheques van de Banco di Roma ten name van belanghebbende: zes cheques zijn gedagtekend 2 juli 1992, met een waarde van in totaal 42 miljoen Lire; één cheque is gedagtekend 26 juni 1992, met een waarde van 7 miljoen Lire. Voorts bevinden zich als bijlage bij het memo van D twee brieven van Ll S.p.A. (revisione ed organizzazione aziendale) te T. Een brief van 25 september 1992 luidt onder meer als volgt:
"MR. X
A-WEG (...)
(...) Z
Subject: G S.p.A.
As requested, we enclose a copy of the payment of withholding taxes of Lit. 4,200,000, made on 15 September 1992, regarding Director’s fees for the months of June, July and August 1992."
Een brief van 17 maart 1993 luidt onder meer als volgt:
"Mr. X
M LAWYERS
f-straat (...)
(...) Z
Subject: G S.p.A.
As requested, we enclose a copy of the payment of withholding taxes of Lit. 1,400,000 made on 14 October 1992, Lit. 4,200,000 made on 14 October 1992 and Lit. 2,450,000 made on 1 March 1993, regarding Director’s fees for the months of September, October, November and December 1992."
2.19. In een brief aan de Belastingdienst van 14 september 1995 schrijft de gemachtigde van belanghebbende onder meer het volgende:
"Cliënt heeft de afgelopen jaren feitelijk buiten Nederland gewoond en is voornemens zich opnieuw (fiscaal) in Nederland te vestigen.
(...)
Op dit punt wil ik u verzoeken mij aan te geven of u met mij van mening bent dat cliënt ook effectief niet binnenlands belastingplichtig is geweest en hij deswege geacht wordt aan al zijn fiscale verplichtingen voldaan te hebben."
2.20. De inspecteur heeft op 29 september 1995 aan belanghebbende aangiftebiljetten over de jaren 1992 - 1994 uitgereikt. In het in mei 1996 door belanghebbende ingediende aangiftebiljet B inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1992 / vermogensbelasting 1993 is een belastbaar inkomen aangegeven van ƒ 45.807,-- en een vermogen per 1 juni 1992 van ƒ 124.054,--.
2.21. In een brief aan de inspecteur van 15 oktober 1996 schrijft gemachtigde onder meer het volgende:
"Volgens opgaaf van onze cliënt heeft hij in de jaren 1992 t/m 1996 de navolgende inkomsten genoten en kan zijn belastbare vermogen als volgt worden geschat.
Navorderingsaanslag IB 1992
In 1992 heeft de heer X 49 miljoen lire ontvangen waarover in Italië belasting is betaald. Tevens heeft de heer X een afkoopsom ad Sfr. 100.000 ontvangen (...).
Navorderingsaanslag VB 1993
De heer X had op 1 januari 1993 nauwelijks tot geen belastbaar vermogen.
Aanslag IB 1993
Het inkomen van de heer X in 1993 is ƒ 97.500."
Voormelde afkoopsom is nader toegelicht in een brief van gemachtigde aan de inspecteur van 9 juli 1996, welke onder meer als volgt luidt:
"G SpA heeft geprobeerd om in Zwitserland een gelijke onderneming op te starten. Echter dit is niet gelukt. De heer X ontving Sfr. 100.000."
Een bijlage bij deze brief vermeldt hierover onder meer het volgende:
"Vertrag:
In der Erwägung dass Ii A.G. und I A.G. bei der Bezirksanwaltschaft Zürich Herr Ee ein Schuldanerkentnis ablegen müssen um die Auszahlung der Fonds von den gesperten konten zu bewirken hat mich der Präsident des Verwaltungsrates von I A.G. Ff, gebeten die Schuld auf mich zu nehmen und dafür zu unterschreiben (...). X ist bereit dies unter der Bedingung vorzunehmen dass der Präsident des Verwaltungsrat namens I A.G. eine Ausgleichszahlung in Form eines immateriellen Schadensatzes/Schmerzengeldes in Höhe von Sfr. 100.000 zahlen wird."
Dit stuk is gedagtekend 29 april 1992 en ondertekend door Ff en door belanghebbende.
2.22. Met dagtekening 30 december 1995 heeft de inspecteur, berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 100.000,--, ambtshalve een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd.
2.23. In een ter zitting van 16 maart 1999 overgelegde notitie heeft de inspecteur het belastbare inkomen van belanghebbende als volgt nader berekend:
"- belastbaar inkomen volgens alsnog ingediende aangifte f 45.807,--
- bruto inkomen Italië 87.587,--
- betaling in Zwitserse franken 125.000,--
Totaal: f 258.394,--
Te verrekenen loonheffing: f 22.374; aftrek ter voorkoming van dubbele belasting over
f 87.587;
(...)
Toelichting
a. Zie artikel XV verdrag met Italië.
Er is 20% ingehouden; Italiaanse fiscus was blijkbaar ook van mening dat belanghebbende in Nederland woonachtig was.
Blijkens de ingezonden bescheiden (de cheques) is 7 x 1.400.000 lire; in totaal 9.800.000 lire afgedragen aan de Italiaanse fiscus.
Uit de overgelegde stukken van het Ministero delle Finanze (...) in totaal afgedragen: 4.200.000 + 1.400.000 + 4.200.000 = 9.800.000 lire; en op 01/03/1993 nog 2.450.000 lire (...).
Bij een inhouding van 20% bedroeg het bruto salaris: 49.000.000 x 1,25 = 61.250.000 lire. Verschuldigd: 20% hierover = 12.250.000 lire; is wat uiteindelijk is afgedragen. 61.250.000 lire tegen een koers van 10.000 lire = f 14,30 = f 87.587."
3. Geschil
In geschil is de vraag of belanghebbende in 1992 zijn woonplaats in Nederland had. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord is in geschil of belanghebbende ter zake van een gedeelte van de door hem genoten inkomsten recht heeft op voorkoming van dubbele belastingheffing.
4. Standpunten van partijen
4.1. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken en de pleitnota’s.
4.2. Ter zittingen heeft belanghebbende nog het volgende aangevoerd. De werkzaamheden als ‘amministratore’ voor G SpA zijn nog in 1993 doorgegaan. De werkzaamheden als directeur zijn in 1992 beëindigd. Belanghebbende heeft tot maart 1995 in Italië gewoond. In T in 1992-1993 en in 1994 en in 1995 in U. In beide steden op één adres. De correspondentie met de makelaar is ter inzage verstrekt. Het Verdrag met Zwitserland speelt geen rol. Over het bruto-inkomen uit Italië is door de Italiaanse fiscus 20% belasting ingehouden. Naar mijn weten had ik in Italië een ziektekostenverzekering. Het contract betreffende de huur van een appartement in T is verlengd. In 1993 is belanghebbende een paar weken in Marokko geweest en hij is ook op vakantie geweest naar de Nederlandse Antillen. Belanghebbende heeft daar niet gewoond. Ik zie niet in waarom belanghebbende een verzwaarde bewijslast zou hebben. Toen hij zich weer in Z vestigde heeft hij zich tot de belastingdienst gewend ter vermijding van discussie. De inspecteur is toen vragen gaan stellen.
4.3. Ter zittingen heeft de inspecteur nog het volgende aangevoerd. Een arbeidsovereenkomst tussen belanghebbende en G SpA is niet getoond. Voor het jaar 1992 is er geen aangifte ingediend. Uit artikel XV van het Verdrag met Italië en uit de inhouding in Italië van 20% op de door belanghebbende ter zake van zijn werkzaamheden ten behoeve van G S.p.A. genoten beloning, leid ik af dat belanghebbende zich in Italië als Nederlands (binnenlands) belastingplichtige heeft gepresenteerd. Belanghebbende is uitdrukkelijk gevraagd naar zijn wereldinkomen tot en met 1994. Wij hebben dat nooit vernomen. Dan gaat het niet aan om te zeggen dat je ervan uitgaat dat dat wereldinkomen toch niet (volledig) in Nederland is belast. Er zijn aangiftebljetten uitgereikt. Deze zijn niet ingevuld. Dat leidt tot een omkering van de bewijslast.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. De klacht van belanghebbende dat de uitspraak op het bezwaarschrift onvoldoende is gemo-tiveerd kan niet tot vernietiging van de bestreden uitspraak leiden, omdat dit motiveringsgebrek in de beroepsfase kan worden hersteld. In het onderhavige geval heeft de inspecteur zijn standpunt uitvoerig gemotiveerd in het vertoogschrift. Belanghebbende is als gevolg van deze gang van zaken niet in zijn processuele positie benadeeld, omdat hem voldoende gelegenheid is geboden om zich tegen het standpunt van de inspecteur te verweren. Voor zover belanghebbende ook heeft bedoeld te stellen dat de inspecteur niet bevoegd was om in de beroepsfase informatie van derden in te winnen, overweegt het Hof dat deze stelling geen steun vindt in het recht.
5.2. Ingevolge artikel 1, aanhef en onderdeel a, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 geldt een natuurlijk persoon die in Nederland woont als binnenlands belastingplichtige. Waar iemand woont wordt, behoudens de toepassing van enige fictiebepalingen, ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) naar omstandigheden beoordeeld. Belang-hebbende heeft gesteld dat hij Nederland op 1 juni 1992 metterwoon heeft verlaten. De inspecteur heeft daarentegen gesteld dat belanghebbende in 1992 uitsluitend in Nederland heeft gewoond. Vaststaat dat belanghebbende tot en met 1991 in Nederland heeft gewoond. Hierna zal het Hof nagaan of belanghebbende vanaf 1 juni 1992 niet meer in Nederland heeft gewoond.
5.3. De stelling dat belanghebbende Nederland op 1 juni 1992 heeft verlaten wordt ondersteund door de gegevens die afkomstig zijn van het bevolkingsregister als vermeld onder 2.1 en 2.2. Volgens deze gegevens is belanghebbende in januari 1993 teruggekeerd naar Nederland en is hij op 27 mei 1993 vertrokken naar Marokko. Dit laatste gegeven komt niet overeen met de verklaringen van belanghebbende, in zoverre hij heeft gesteld dat hij niet in Marokko heeft gewoond en dat hij daar in 1993 een paar weken op vakantie is geweest. De terugkeer naar Nederland in januari 1993 komt niet overeen met de verklaring van belanghebbende dat hij vanaf juni 1992 tot in 1995 ononderbroken in Italië heeft gewoond.
5.4. Belanghebbende is tot en met 31 mei 1992 als werknemer in dienst geweest van F B.V. Uit de feiten vermeld onder 2.6 - 2.8 leidt het Hof af dat belanghebbende van 1 juni 1992 tot 11 november 1992 werkzaam is geweest voor G S.p.A., een met F B.V. verbonden vennootschap, gevestigd te T (Italië). Op grond van de brief en de factuur als vermeld onder 2.9 en 2.10 acht het Hof aannemelijk dat belanghebbende in de periode 1 augustus 1992 tot en met 31 oktober 1992 de beschikking heeft gehad over een appartement te T (Italië). Dit feit houdt overigens op zichzelf niet in dat belanghebbende in genoemde periode ook in Italië heeft gewoond en dat hij Nederland in die periode metterwoon heeft verlaten. Belanghebbende heeft in dit kader gesteld dat de huur van het appartement is verlengd, dat hij ook in 1993 in T heeft gewoond en dat hij in 1994 en in 1995 in U (Italië) heeft gewoond. Deze door de inspecteur betwiste stellingen zijn echter niet door bewijsstukken onderbouwd.
5.5. Belanghebbende heeft gesteld dat hij na 11 november 1992 ook in 1993 nog als ‘amministratore’ ten behoeve van G S.p.A. werkzaam is gebleven. Deze stelling is echter niet nader onderbouwd en wordt weersproken door de tekst van de brief van I A.G., als vermeld onder 2.8, en door de brief van mr. M, als aangehaald onder 2.11, waarin is verklaard dat belanghebbende sedert zijn vertrek bij G SpA niet meer over een bron van inkomsten beschikte. Met betrekking tot de werkzaamheden van belanghebbende na zijn vertrek bij G S.p.A. heeft belanghebbende, anders dan hetgeen hij hieromtrent heeft verklaard in het proces-verbaal dat is aangehaald onder 2.3, geen bewijsmiddelen overgelegd. Voorts staat vast dat belanghebbende in diverse stukken uit 1992 en 1993, zoals vermeld onder 2.5, 2.7, 2.12, 2.16 en 2.18, als woonachtig dan wel domicilie houdend in Z is vermeld.
5.6. Gelet op hetgeen hierover is vermeld onder 2.17 acht het Hof het aannemelijk dat de bank-rekeningen waarover belanghebbende in de jaren 1992 - 1994 beschikte, geadministreerd stonden ten name van belanghebbende dan wel belanghebbende tezamen met Cc te Z en dat op één van deze bankrekeningen in 1992 ook de betalingen voor de werkzaamheden ten behoeve van G S.p.A. zijn bijgeschreven. Over het aanhouden en gebruik door hem van een bankrekening in Italië heeft belanghebbende geen gegevens geproduceerd.
5.7. In januari 1992 hebben belanghebbende en mevrouw Cc het appartementsrecht a-weg (...) te Z gekocht. Op dat moment woonden belanghebbende en Cc op het adres b-straat (...) te Z. Voornoemd appartementsrecht is geleverd op 1 april 1992. De koopsom is voor een bedrag groot ƒ 200.000,-- gefinancierd met een hypothecaire lening die is verstrekt door de ABN AMRO Bank N.V. te Z en voor een bedrag groot ƒ 75.000,-- door Kk B.V. te Z.
5.8. Belanghebbende is op 22 oktober 1993 in Y getrouwd met mevrouw Cc die op dat moment, zoals althans blijkt uit de akte van huwelijksvoorwaarden van 29 september 1993, op het adres a-weg (...) woonde. Belanghebbende heeft bij repliek erkend dat zijn echtgenote in 1992 en 1993 in Nederland woonde.
5.9. Belanghebbende beschikte over twee seizoenkaarten 1992/93 van de Z-se voetbalclub (...) en stond met het adres a-weg (...) vermeld in het telefoonboek 1994 van Z.
5.10. Gelet op de feiten en omstandigheden als vermeld onder 5.3 tot en met 5.9 acht het Hof belanghebbende niet erin geslaagd aannemelijk te maken dat hij vanaf 1 juni 1992 niet meer in Nederland woonde. Een daadwerkelijke en duurzame verplaatsing van belanghebbendes huishouden naar - zoals gesteld - Italië is niet aannemelijk gemaakt. De daarop betrekking hebbende mutatiegegevens in het bevolkingsregister bieden hiervoor onvoldoende steun. Hetzelfde geldt voor de werkzaamheden die belanghebbende in de tweede helft van 1992 ten behoeve van G S.p.A. heeft verricht, wat er ook verder mag zijn van het appartement in T dat hem in die periode kennelijk ter beschikking stond. Belanghebbende heeft geen concrete aanwijzingen geproduceerd van een duurzame woon- of verblijfplaats en van werkzaamheden in Italië betreffende de periode na zijn vertrek bij G S.p.A. Dat belanghebbende in 1992, ingevolge de wetgeving van Italië, tevens inwoner zou zijn geweest van die staat, is door belanghebbende niet aannemelijk gemaakt, zodat het Hof niet toekomt aan de toepassing van hetgeen voor een dergelijke situatie is bepaald in artikel II, § 1, aanhef en onderdeel d, van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Italiaanse Republiek strekkende tot het vermijden van dubbele belasting inzake belastingen van inkomsten en van vermogen, ondertekend te ‘s-Gravenhage op 24 januari 1957, Tractatenblad 1957, nr. 23 (hierna: het Verdrag). Het vorenstaande brengt het Hof tot het oordeel dat belanghebbende in 1992 in Nederland heeft gewoond en dat hij derhalve voor de heffing van inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (onbeperkt) binnenlands belastingplichtig is.
5.11. Met betrekking tot de hoogte van het vastgestelde belastbare inkomen heeft belanghebbende aangevoerd dat ter zake van een gedeelte daarvan voorkoming van dubbele belasting dient te worden verleend. In dit verband verwijst de gemachtigde naar de bepaling in het Verdrag inzake niet-zelfstandige arbeid. Dat belanghebbende in 1992 een dienstbetrekking heeft vervuld waarvan de inkomsten slechts door Italië aan belastingheffing zouden mogen worden onderworpen heeft belang-hebbende evenwel niet aannemelijk gemaakt. Belanghebbende heeft in het bijzonder onvoldoende opheldering verstrekt met betrekking tot de aard van de ten behoeve van G S.p.A. verrichte werkzaamheden en de plaats waar hij deze activiteiten heeft verricht. De stelling van de inspecteur dat belanghebbende de in geschil zijnde beloning ter zake van zijn werkzaamheden ten behoeve van G S.p.A. heeft ontvangen als bestuurder (in de Italiaanse tekst van het Verdrag: ‘amministratore’) zoals bedoeld in artikel XV van het Verdrag, is niet door belanghebbende weerlegd.
5.12. Het Hof acht het aannemelijk dat belanghebbende in 1992 een bedrag groot Sfr. 100.000,-- heeft genoten uit hoofde van de onder 2.21 aangehaalde overeenkomst met I A.G. Dat deze overeenkomst van 29 april 1992 voortvloeit uit de functie die belanghebbende vanaf 31 mei 1992 voor G S.p.A. heeft vervuld acht het Hof niet aannemelijk. Evenmin heeft belanghebbende, gelet ook op hetgeen onder 2.4 en 2.11 omtrent diens activiteiten is vermeld, aannemelijk gemaakt dat hij ter zake van genoemde Sfr. 100.000 voldoet aan de voorwaarden die recht geven op voorkoming van dubbele belasting ingevolge artikel 6 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat ter voorkoming van dubbele belasting op het gebied van belastingen van het inkomen en van het vermogen, ondertekend te ‘s-Gravenhage op 12 november 1951, Tractatenblad 1951, nr. 148, zoals gewijzigd bij aanvullende overeenkomst van 22 juni 1966, Tractatenblad 1966, nr. 177, en het bepaalde onder Ad Artikelen 2 tot 8 van het bij het Verdrag behorende Slotprotocol. Belanghebbende heeft in het bijzonder niet aannemelijk gemaakt dat de onderwerpelijke inkomst voortvloeide uit persoonlijke arbeid die hij in Zwitserland heeft uitgeoefend, terwijl het Hof overigens aannemelijk acht dat belanghebbende ten tijde van de hiervoor genoemde overeenkomst zijn betrekking gewoonlijk in Nederland uitoefende.
5.13. Het vorenstaande leidt ertoe dat het Hof zich voor wat betreft het in 1992 door belanghebbende genoten belastbare inkomen kan aansluiten bij de opstelling, als vermeld onder 2.23. Hieruit volgt dat de aanslag niet te hoog is vastgesteld.
6. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling van een der partijen in de kosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
7. Beslissing
Het Hof verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de bestreden uitspraak.
De uitspraak is vastgesteld op 21 december 1999 door mrs. Dutmer, voorzitter, Van Ballegooijen en Van der Ouderaa, leden, in tegenwoordigheid van mr. Rietbroek als griffier. De uitspraak is op die datum ter openbare terechtzitting uitgesproken.
De voorzitter van de belastingkamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) de dagtekening;
c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Indien belanghebbende beroep in cassatie instelt bedraagt dit griffierecht ƒ 160,--. Indien verweerder (de inspecteur) beroep in cassatie instelt, is een griffierecht verschuldigd van ƒ 630,--.
Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht heeft betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proces-kosten.