ECLI:NL:GHAMS:1999:AA6604

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
P98/04939
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Bijl
  • mr. Boersma
  • mr. Den Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen uitspraak inspecteur inzake teruggaaf omzetbelasting voor verhuur van medische apparatuur

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 december 1999 uitspraak gedaan in een beroep van CV Z, statutair gevestigd te R, tegen een uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst. Het beroep was gericht tegen de beschikking van de inspecteur, waarin werd geweigerd om teruggaaf van omzetbelasting te verlenen over het tweede kwartaal van 1997. De belanghebbende, vertegenwoordigd door A, directeur van D B.V., had een beroepschrift ingediend na de uitspraak van de inspecteur op 6 november 1998. De belanghebbende stelde dat zij recht had op een teruggaaf van f 476.911,-. De inspecteur handhaafde zijn eerdere beslissing en concludeerde tot bevestiging van de uitspraak.

De zaak draaide om de vraag of de belanghebbende als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 kon worden aangemerkt. De belanghebbende had een overeenkomst van verhuur gesloten met een ziekenhuis voor een Upgrade Gyroscan T5-II, en de huurprijs was vastgesteld op f 30.861,97 per jaar. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende, ondanks de betrokkenheid van het ziekenhuis, als ondernemer moest worden aangemerkt, omdat de door haar verrichte prestaties niet anders konden worden geduid dan als exploitatie van vermogensbestanddelen ter verkrijging van een duurzame opbrengst.

Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de inspecteur, verleende teruggaaf van omzetbelasting tot het gevraagde bedrag en veroordeelde de inspecteur in de proceskosten van de belanghebbende. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. Van Aalst, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Gerechtshof te Amsterdam
kenmerk P98/04939
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Tweede Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van CV Z, statutair gevestigd te R, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen P, de inspecteur.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is een beroepschrift ontvangen op 16 november 1998, ingediend door zijn gemachtigden. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur met dagtekening 6 november 1998 betreffende de beschikking geen teruggaaf van omzetbelasting te verlenen over het tweede kwartaal van 1997. Het beroepschrift is aangevuld bij brief van 6 mei 1999.
De inspecteur heeft de beschikking bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak en een teruggaaf van f 476.911,-.
De inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak.
Ter zitting van 11 november 1999 zijn verschenen namens belanghebbende A, directeur van D B.V., en zijn gemachtigde, alsmede de inspecteur.
Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. A, handelend namens D B.V. in oprichting, heeft op 15 juli 1996 belanghebbende opgericht tezamen met de Stichting X (hierna: het ziekenhuis), gevestigd te Q. Het doel van de commanditaire vennootschap is volgens de akte d.d. 31 december 1996 (onder meer) het verkrijgen, beheren en exploiteren van machines, instrumenten en andere roerende zaken ten dienste van de gezondheidszorg en het verhuren of leasen van dergelijke zaken. D B.V. i.o. zou optreden als beherend vennoot en het ziekenhuis als commanditair vennoot. Elke vennoot zou f 10.000,- inbrengen in contanten, bij overeenkomst te vermeerderen of te verminderen. De winstverdeling zou geschieden naar verhouding van het bedrag van de inbreng en zulks geldt ook voor de uitkering bij een eventuele liquidatie van belanghebbende. In 1997 heeft het ziekenhuis een bedrag van f 3.226.410,- ingebracht.
2.2. A, handelend voor zichzelf en als gemachtigde van een viertal personen, heeft op 1 mei 1997 Stichting Y opgericht. Het doel van deze stichting is (onder meer) het faciliteren van onderzoek, informatie en behandeling van personen die om enigerlei redenen medische en verzorgende bijstand behoeven. De stichting tracht dit doel te bereiken met (onder meer) het door middel van verhuur en lease doen aanbieden van roerende zaken in het kader van de realisatie van de doelstellingen van instellingen werkzaam op het gebied van de gezondheidszorg.
2.3. A, handelend als bestuurslid en gemachtigde van de overige bestuursleden van Y, heeft op 26 augustus 1997 D B.V. opgericht. Het doel van deze vennootschap is het verkrijgen, beheren en exploiteren van machines, instrumenten en andere roerende zaken ten dienste van de gezondheidszorg en het verhuren of leasen van dergelijke zaken. Y zou optreden als directeur en bij haar was het gehele aandelenkapitaal ad f 40.000,- geplaatst.
2.4. Op 1 augustus 1997 heeft belanghebbende met het ziekenhuis een overeenkomst van verhuur gesloten inzake een Upgrade Gyroscan T5-II (hierna: Gyroscan) voor een periode van vijf jaar; de huurprijs bedroeg f 30.861,97 inclusief omzetbelasting per jaar. Deze Gyroscan werd geïnstalleerd op een door de huurder aangegeven adres en was door deze uitgezocht overeenkomstig zijn behoeften. Het ziekenhuis ontving de rechten op grond van garantieaanspraken jegens de leverancier, vrijwaarde belanghebbende tegen mogelijke risico's voortvloeiende uit het gebruik of het bezit van de apparatuur, was aansprakelijk voor de goede werking en was verplicht de verzekeringspremie te betalen. Belanghebbende droeg alle fabrieksgaranties over aan het ziekenhuis. De huursom was vastgesteld op 10% van de aanschafprijs.
Soortgelijke overeenkomsten sloot belanghebbende op overeenkomstige voorwaarden voor andere apparatuur.
2.5. Het initiatief tot de aanschaf van apparatuur lag bij het ziekenhuis. Belanghebbende financierde de aankoop van apparatuur door de inbreng van kapitaal door het ziekenhuis.
2.6. Tot de stukken behoren onder meer vijf facturen uit het tweede kwartaal van 1997 voor leveringen van apparatuur tot een bedrag van in totaal f 2.725.207,60 (exclusief f 476.911,33 aan omzetbelasting). Belanghebbende heeft op de aangifte over juni 1997 het bedrag van f 476.911,- als voorbelasting teruggevraagd.
3. Geschil
In geschil is uiteindelijk nog slechts de vraag of belanghebbende valt aan te merken als ondernemer in de zin van artikel 7, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet).
4. Standpunten van partijen en verklaringen ter zitting
4.1. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken en de pleitnota's. Partijen hebben verklaard dat de aanduiding op de aangifte en de beschikking "juni 1997" gelezen moet worden als "tweede kwartaal 1997".
4.2. Ter zitting heeft de gemachtigde nog verklaard dat onderdeel 3 van de pleitnota kan vervallen nu de inspecteur de stelling heeft ingetrokken dat het bestaan van belanghebbende voor de omzetbelasting reële betekenis mist; dat de voorbelasting op andere uitgaven bij een volgende aangifte is teruggevraagd; dat het ziekenhuis voor deze opzet heeft gekozen omdat de zorgverzekeraars dan wel het Ministerie van VWS niet wilden instemmen met dergelijke investeringen door het ziekenhuis en deze niet op de balans mogen staan; dat de verzekeraars geen moeite hebben met een deelname in een commanditaire vennootschap op de balans; dat deze hier ook nooit naar gevraagd hebben; dat de balansen genormeerd zijn naar een COTG-model; dat de investeringssom en de huur in het vermogen van belanghebbende vloeien maar deze bedragen op enig moment terugvloeien naar het ziekenhuis; dat het zou kunnen dat deze bedragen gebruikt worden voor nieuwe investeringen door belanghebbende; dat er per jaarschijf aan investeringen een andere CV wordt opgericht en dat ook andere ziekenhuizen op deze manier werken; dat de huurovereenkomst na vijf jaar stilzwijgend doorloopt; dat de levensduur van de apparatuur zeker meer is dan vijf jaar en in vele gevallen ook meer dan de standaard afschrijvingsduur van 10 jaar; dat in 9.5 van de huurovereenkomst ten onrechte iets staat over de betaling van premie door de verhuurder; dat bij liquidatie het ziekenhuis het recht heeft de zaken tegen marktwaarde over te nemen; dat het gaat om ingewikkelde apparatuur en dat daarom de afdeling inkoop van het ziekenhuis nauw bij de aanschaf betrokken is; dat de door D B.V. gedeclareerde beheerskosten betrekking hebben op het externe administratiekantoor; dat er nog geen discussie loopt inzake de vennootschapsbelasting van D B.V.
A heeft nog verklaard dat hij het initiatief heeft genomen voor de oprichting van Y; dat het bestuur bestaat uit de directeur van het ziekenhuis (X), die van het ziekenhuis C, twee juristen en een bankdirecteur; dat Y ook meebeslist over aanschaf door het ziekenhuis C; dat hij oud-directeur van het ziekenhuis is en het beheer van D B.V. belangeloos doet.
4.3. De inspecteur heeft ter zitting nog verklaard dat normaliter een verhuurder, dan wel een leasemaatschappij een beheer- en rentevergoeding zal vragen en rekening zal houden met alle exploitatierisico's.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Belanghebbende, een zelfstandige rechtspersoon en niet te vereenzelvigen met Stichting X, heeft roerende zaken verworven welke zij tegen vergoeding ter beschikking stelt aan het ziekenhuis. De uitkomsten van deze exploitatie komen voor rekening van belanghebbende en daaraan doet niet af dat ook het ziekenhuis financieel nauw betrokken is bij de uitkomsten van de exploitatie.
De door belanghebbende verrichte prestaties vallen niet anders te duiden dan als de exploitatie van vermogensbestanddelen ter verkrijging van een duurzame opbrengst in de zin van artikel 7, tweede lid, onderdeel b, van de Wet.
5.2. Hieruit volgt dat belanghebbende, anders dan de inspecteur stelt, als ondernemer in de zin van de Wet is aan te merken.
6. Proceskosten
Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken en wel tot een bedrag van f 2.840,-, zijnde f 710,- vermenigvuldigd met een factor 2 voor proceshandelingen en een factor 2 wegens het gewicht van de zaak.
7. Beslissing
Het Hof
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitsprak van de inspecteur;
- verleent teruggaaf van omzetbelasting tot een bedrag van f 476.911,-;
- gelast de inspecteur het griffierecht ad f 80,- aan belanghebbende te vergoeden en
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van f 2.840,-, te vergoeden door de Staat.
De uitspraak is vastgesteld op 16 december 1999 door mr. Bijl, Boersma en Den Boer, in tegenwoordigheid van mr. Van Aalst als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.
De voorzitter heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
[Zie ook het arrest HR 35888 (red.)]