in de zaak nr. 0161/96 TC
de dato 18 augustus 1998
1.1. Op 26 augustus 1996 is een beroepschrift ingekomen van X te Y, belanghebbende, gericht tegen de uitspraak van het hoofd van het Douanedistrict Z (hierna: de inspecteur) van 12 augustus 1996, nummer 2.., waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen het in de uitnodiging tot betaling van 14 mei 1996, nummer 9..., vermelde bedrag aan douanerechten, groot f 4.714,--, is afgewezen.
1.2. Van belanghebbende is door de Secretaris een griffierecht van f 150,-- geheven. De inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden in raadkamer tijdens de zitting van de Tariefcommissie van 24 maart 1998. Daar zijn verschenen namens belanghebbende S en namens de inspecteur mr. E.
Op 4 maart 1996 hebben de douaneambtenaren te Bergen op Zoom op de aangifte van belanghebbende, een vrachtbrief CIM, nummer 6.., geldig gemaakt als document T1 voor het vervoer per spoor onder de regeling extern communautair douanevervoer van 672 kartons sigaretten, met Slovenië als land van bestemming. De goederen waren geladen in wagon nummer 22.. van de trein die op spoor 102 van het emplacement K van de N.V. Nederlandse spoorwegen in de gemeente Z stond. Tussen 4 maart 1996, 18.50 uur en 5 maart 1996, 00.20 uur werden, na verbreking van de verzegeling, aldaar uit die wagon 8 dozen "Marlboro Light FTB" met in totaal 80.000 sigaretten weggenomen. In verband met deze diefstal is aan belanghebbende als aangever de sub 1.1. vermelde uitnodiging tot betaling gedaan.
In geschil is of de onderwerpelijke uitnodiging tot betaling terecht aan belanghebbende is gedaan.
4. Het standpunt van belanghebbende
4.1. Belanghebbende heeft een wettelijke vervoersplicht; alle goederen, die worden aangeboden, moeten worden aangenomen, ook goederen waarvoor een verhoogd risico van diefstal geldt.
Het emplacement was naar behoren beveiligd; er was extra surveillance ingehuurd. Permanente bewaking is echter niet mogelijk. De wagons kunnen niet worden afgesloten of dichtgelast omdat de goederen onderweg gecontroleerd moeten kunnen worden door politie en douane. Belanghebbende doet er alles aan om het risico van diefstal tijdens het vervoer tot een minimum te beperken. Belanghebbende heeft zorgvuldig gehandeld.
Voor vervoer naar landen buiten de Europese Gemeenschap kan worden gekozen tussen vervoer op een document T1 of met een vereenvoudigde regeling douanevervoer. In het eerste geval is de vervoerder fiscaal niet aansprakelijk, maar dienen bij de grensovervang van het EG-gebied verschillende douane-technische handelingen te worden verricht. Bij de grens tussen Oostenrijk en Slovenië is geen douane aanwezig. Daarom moet belanghebbende wel gebruik maken van de vereenvoudigde regeling douanevervoer met alle fiscale risico's vandien. Het bedrag dat belanghebbende ontvangt voor dit vervoer staat niet in verhouding tot dit risico.
5. Het standpunt van de inspecteur
5.1. Belanghebbende heeft de onderhavige goederen voor het extern communautair douanevervoer aangegeven. Op haar rustte de verplichting om de goederen binnen de gestelde termijn bij het kantoor van bestemming aan te brengen. Belanghebbende is daarom als schuldenaar van de door de diefstal ontstane douaneschuld aan te merken. Aan de omstandigheid dat zij al het mogelijke in het werk heeft gesteld om die diefstal te voorkomen, kent het Communautair douanewetboek (CDW) noch de Uitvoerings-verordening CDW (UCDW) betekenis toe.
5.2. Niet is gebleken dat de goederen onherstelbaar verloren zijn gegaan.
6.1. Ingevolge artikel 416, lid 1, UCDW geldt de spoorweg-maatschappij die de goederen met een als document T1 dienstdoende vrachtbrief CIM ten vervoer heeft aangenomen, voor dit vervoer als de aangever. Als onderdeel van de N.V. Nederlandse Spoorwegen moet belanghebbende in casu als zodanig worden aangemerkt. Op grond van artikel 96, lid 1, aanhef en letter b, CDW is de aangever het subject van de regeling extern communautair douanevervoer en is deze verplicht de bepalingen betreffende die regeling na te leven.
6.2. Door de sub 2. vermelde diefstal zijn de goederen onttrokken aan het douanetoezicht en is ingevolge artikel 203, lid 1, CDW een douaneschuld ontstaan.
6.3. Op grond van artikel 203, lid 3, vierde streepje, CDW is belanghebbende, die de verplichtingen welke voortvloeien uit het gebruik van de regeling dient na te komen, als schuldenaar van die douaneschuld aan te merken.
6.4. Het CDW noch de UCDW laat toe op grond van de door belanghebbende aangevoerde omstandigheden van toepassing van de in 6.3. vermelde bepaling af te zien.
De Tariefcommissie acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 11b van de Tariefcommissiewet.
De Tariefcommissie bevestigt de uitspraak, waarvan beroep, voor zover deze de douanerechten betreft.
Aldus gewezen in raadkamer op 18 augustus 1998 door mr. H.M.J.I. Steenbergen, voorzitter, H.J. Bokhorst en mr. J.W.M. Tijnagel, gewone leden, jhr. ing. K.J.L. Hesselt van Dinter en mr. Th.J.G. van Berkum, buitengewone leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijlsma, secretaris.
De secretaris: De voorzitter:
De beslissing is in het openbaar uitgesproken ter zitting van 18 augustus 1998.