ECLI:NL:GHAMS:1998:AK3505

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
0242/95
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • H.M.J.I. Steenbergen
  • F.H.M. Possen
  • J.J.A.M. Kennis
  • K. Kooijman
  • J.F.M. Giele
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de beslissing van de inspecteur inzake de monsterneming van Edamkaas en de restitutie van landbouwheffingen

In deze zaak gaat het om een beroep van X B.V. tegen een beslissing van de inspecteur der invoerrechten en accijnzen, waarbij het verzoek van belanghebbende om ambtelijke verrichtingen ter zake van een aangifte ten uitvoer niet-ontvankelijk is verklaard. De zaak betreft de monsterneming van Edamkaas en de daaropvolgende correctie van het gewicht door de inspecteur. Belanghebbende heeft op 2 maart 1993 een brief gestuurd als protest tegen de correctie van 197 kilo op het nettogewicht van 18.070 kilo. De Tariefcommissie heeft vastgesteld dat de inspecteur niet heeft voldaan aan de vereisten van de Algemene wet inzake de douane en de accijnzen (AWDA), met name artikel 67, dat voorschrijft dat belanghebbende op de hoogte moet worden gesteld van de uitkomst van de grondige opneming. De Tariefcommissie oordeelt dat de procedure met waarborgen niet is nageleefd, waardoor de uitkomst van het onderzoek niet als grondslag voor het vaststellen van het gewicht van de zending kaas kan worden aanvaard. De Tariefcommissie vernietigt de beschikking van de inspecteur en bepaalt dat het nettogewicht van de aangifte moet worden aangehouden. De inspecteur wordt ook gelast het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

DE TARIEFCOMMISSIE
Uitspraak
in de zaak nr. 0242/95 TC
de dato 31 juli 1998
1. De procedure
1.1. Op 19 mei 1993 is een beroepschrift ingekomen van X B.V. te Y, belanghebbende. Het beroep is gericht tegen het als "uitspraak op een bezwaarschrift" getitelde stuk van de inspecteur der invoerrechten en accijnzen (de inspecteur) van 27 april 1993, nummer 1.4.3/93.4533, waarbij het verzoek van belanghebbende betreffende ambtelijke verrichtingen ter zake van een aangifte ten uitvoer wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is verklaard.
1.2. De Secretaris heeft bij brief van 19 mei 1993 het beroepschrift naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven (het College) doorgezonden, met het verzoek de behandeling over te nemen.
Het beroepschrift is bij het College op 24 mei 1993 ingekomen. De behandeling van het College is geëindigd bij uitspraak van 11 oktober 1995, waarbij belanghebbende (aldaar verzoekster genoemd) niet-ontvankelijk in haar beroep wegens onbevoegdheid van het College is verklaard en aan de griffier is opgedragen het dossier aan de Tariefcommissie terug te zenden.
Daarop is het dossier bij de Tariefcommissie in behandeling genomen.
1.3. Van belanghebbende is door de Secretaris een griffierecht van f 150,-- geheven.
De inspecteur heeft - na enig uitstel waarmee de Tariefcommissie had ingestemd - een vertoogschrift ingediend.
1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden in raadkamer tijdens de zitting van de Tariefcommissie van 4 februari 1997.
Daar zijn verschenen namens belanghebbende F. X en namens de inspecteur mr. J.
1.5. Na de zitting heeft de Tariefcommissie bij brief van 9 april 1998 bij de inspecteur nog enige inlichtingen ingewonnen. De inspecteur heeft die inlichtingen in zijn brief van 21 april 1998 verstrekt. Belanghebbende heeft daarop geen schriftelijke reactie ingediend. Belanghebbende (op 2 juni 1998) en de inspecteur (op 28 mei 1998) hebben schriftelijk te kennen gegeven geen gebruik te willen maken van de hen geboden gelegenheid hun standpunten nog nader mondeling toe te lichten.
1.6. De inspecteur heeft bij brief van 21 april 1998 toestemming tot prorogatie verleend.
2. De vaststaande feiten
2.1. Op 19 november 1992 heeft belanghebbende aangifte ten uitvoer met bestemming Zweden gedaan van "2340 kartons Edamkaas 40% vet in de droge stof, vochtgehalte berekend op de vetvrije kaasmassa van niet meer dan 62%" met een nettogewicht van 18.070 kilogram. Bij de aangifte is met het oog op verkrijging van restitutie van landbouwheffingen een uitvoerformulier L(F) nr. Z ...14 overgelegd.
De controlerend ambtenaar is in het bijzijn van de heer X en een personeelslid van belanghebbende tot grondige opneming (weging) van de goederen overgegaan.
De weging geschiedde met een door belanghebbende beschikbaar gestelde electronische weegschaal, en vond plaats in het koelhuis van A B.V. te W.
Er zijn blijkens het weegbriefje van de verschillende soorten Edamkaas (Edamkaas 40% FDM Balls, Baby Edamkaas 40% FDM en Baby Gouda 48% FDM) in totaal 23 kartons gewogen. De ambtenaar heeft de aangifte ten uitvoer voor "conform" afgetekend, waarop de goederen onder dekking van het exemplaar nummer 3 van de aangifte naar het laatste kantoor zijn vervoerd.
2.2. Nadien heeft de ambtenaar buiten de aanwezigheid van de hiervoor genoemde personen en zonder dat deze daarover werden ingelicht van elke kaassoort het gemiddelde nettogewicht per karton berekend en dit gemiddelde gewicht vermenigvuldigd met het aantal kartons per kaassoort. Het berekende gewicht bedroeg 197 kilo minder dan het aangegeven gewicht. Dit is aangeduid door de vermelding "+vak 38: 17.873" op voormeld formulier L(F) Z ....14, welk formulier met het oog op betaling van de restitutie aan het Produktschap voor Zuivel (het Produktschap) is gezonden.
De ambtenaar heeft van het resultaat van de monsterneming geen mededeling aan belanghebbende gedaan.
2.3. Op 10 februari 1993 heeft het Produktschap een restitutie verleend voor 17.873 kilogram.
2.4. De brief van belanghebbende aan de Douane post B, team C, van 2 maart 1993, luidt als volgt:
"Hierbij protesteren wij tegen de correctie van 197 kilo op het nettogewicht van 18.070 kilo.
Wij verzoeken u het oorspronkelijke gewicht van 18.070 kilo aan te houden.".
2.5. Bij de sub 1.1 genoemde "uitspraak" heeft de inspecteur "ten overvloede" onder meer het volgende overwogen:
"Concluderend: er is niet onomstotelijk vastgesteld dat aan u mededeling van de uitslag van de grondige opneming is gedaan; tevens zijn er onvolkomenheden ten aanzien van het aftekenen van de aangifte ten uitvoer.
Voor eventuele aanvulling van restitutie van landbouw-heffing zult u in contact moeten treden met het Produktschap voor zuivel.".
3. Het geschil
Tussen partijen is in geschil:
- primair of belanghebbende tijdig de rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de bevindingen van de douane met betrekking tot de grondige opneming,
- subsidiair of de correctie op het gewicht terecht is aangebracht.
De inspecteur heeft voorts betoogd dat de Tariefcommissie niet bevoegd zou zijn van het geschil kennis te nemen.
4. Het standpunt van belanghebbende
4.1. Belanghebbende is door de controleur, die de weging heeft verricht, er niet van op de hoogte gesteld dat het gevonden gewicht was omgeslagen over de hele partij en dat er dientengevolge een lager totaalgewicht was geconstateerd dan aangegeven. Bestreden wordt dat de controleur gebruik heeft gemaakt van een geijkte weegschaal. De bij de weging aanwezige directeur van belanghebbende heeft zich ervan vergewist dat het aangifteformulier ED69 voor "conform" is afgetekend; daarom was er voor belanghebbende geen aanleiding herweging te vragen. Belanghebbende is niet ingelicht over de latere omslagberekening en de aantekening van het resultaat daarvan, te weten "niet conform", op het formulier L(F). Zij heeft daardoor niet tijdig gelegenheid gehad om heropneming te vorderen. Aan de vereisten van artikel 67 van de Algemene wet inzake de douane en de accijnzen (AWDA) is derhalve niet voldaan. De inspecteur heeft in zijn stuk van 27 april 1993 min of meer toegegeven dat niet conform de voorschriften is gehandeld.
4.2. Aangezien kaas steeds een variabel gewicht heeft, kan het gemiddelde gewicht van enige gewogen colli niet over een hele partij worden omgeslagen.
4.3. Belanghebbende is eerst door de correctienota van het Productschap van 10 februari 1993 in kennis gesteld van de berekende vermindering van het gewicht van de kazen.
Zo al sprake is van termijnoverschrijding kan daarvan geen verwijt aan belanghebbende worden gemaakt.
4.4. Op 25 maart 1993 zijn er, op grond van het ook bij de douane verkregen inzicht dat de omslagmethode onjuist is, over de wijze van weging en de manier van berekening met belanghebbende afspraken gemaakt. De stelling van de Inspecteur dat in dit geval geen rekening kan worden gehouden met de wegingsafspraken gaat voorbij aan het karakter van de bezwaarprocedure. Het ligt voor de hand dat bij de beslissing op bezwaar met dit nieuw verkregen inzicht waar mogelijk rekening wordt gehouden.
4.5. Door de onderhavige correctie van 197 kilo is een bedrag van f 707,27 (197 x 359,02) aan restitutie-inkomsten gederfd.
5. Het standpunt van de inspecteur
5.1. Ingevolge artikel 2, lid 3 b, van de In- en uitvoerwet juncto artikel 8 van het In- en uitvoerbesluit Landbouwgoederen 1980 kan de Minister van Landbouw heffingen bij invoer opleggen en restituties bij uitvoer van landbouwgoederen verlenen.
Volgens artikel 8, derde lid, van genoemd Besluit worden de feiten en omstandigheden op grond waarvan de restituties worden verleend, door de belastingdienst vastgesteld.
Ingevolge artikel 3 van de In- en uitvoerbeschikking landbouwgoederen 1981 is de belastingdienst belast met de
verificatie van de aangiften. Volgens artikel 2 van de genoemde beschikking is bij de verificatie van aangiften en de monsterneming van goederen de AWDA in zoverre van overeenkomstige toepassing. Bezwaar en beroep worden in dit artikel niet genoemd.
De vorenbedoelde handelingen zijn verricht namens de Minister van Landbouw en op grond van de In- en uitvoerwet juncto het Besluit en de Beschikking. Bezwaar had dus ingediend moeten worden bij de restitutie verlenende instantie, in casu het Produktschap.
Het College is bijgevolg de bevoegde beroepsinstantie.
Het beroep dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat de Tariefcommissie niet bevoegd is in dezen te oordelen.
5.2. Een belanghebbende kan tegen een monsterneming in het geweer komen door hetzij binnen 24 uur om heropneming te verzoeken (artikel 67, lid 4, AWDA), hetzij in het geschil met de ambtenaar een beslissing van de inspecteur in te roepen (artikel 89 AWDA), welke laatste beslissing op verzoek (artikel 99, tweede lid, AWDA) in een voor bezwaar vatbare beschikking kan worden omgezet.
Daarnaast kan een belanghebbende in bezwaar komen tegen de uitbetaling van restitutie door het Produktschap, waarna tegen diens uitspraak beroep op het College openstaat.
5.3. De brief van 2 maart 1993 had moeten worden beschouwd als een verzoek om de beslissing van de inspecteur in te roepen in het geschil over de wijze van monsterneming. Hoewel hiervoor geen termijn is gesteld moet de aangever dit logischerwijs doen voordat de goederen worden weggevoerd. Nu de goederen direct zijn weggevoerd, dient de uitkomst van de grondige opneming als grondslag voor het bepalen van de hoogte van de restitutie te dienen.
In het onderhavige geval hebben zich bij de grondige opneming geen onjuistheden of onregelmatigheden voorgedaan.
Belanghebbende kan ook niet aantonen wat dan wel het precieze gewicht van de goederen is geweest.
5.4. Belanghebbende is bij de weging aanwezig geweest en heeft dus gezien dat er slechts een aantal kazen is gewogen. Belanghebbende is er uiteraard van op de hoogte dat de kazen een verschillend gewicht hadden en zij had dan ook moeten begrijpen dat het gemiddeld gewicht van de genomen monsters over de hele partij zou worden omgeslagen. De genomen monsters zijn representatief voor de gehele partij.
5.5. De met belanghebbende gemaakte afspraak omtrent de wijze van monsterneming van 25 maart 1993 houdt in dat in de toekomst bij de monsterneming een aantal kazen worden gewogen en vergeleken met de wichtlijsten. Die afspraak kan niet met terugwerkende kracht op de onderwerpelijke monsterneming worden toegepast, omdat bij de weging de nummers van de kazen niet zijn genoteerd en dus geen relatie met de wichtlijsten kon worden gelegd.
6. De rechtsoverwegingen
6.1. De ontvankelijkheid
6.1.1. Tegen de achtergrond van de sub 2.1. en 2.2. vermelde feiten moet belanghebbendes brief van 2 maart 1993 worden verstaan als een protest tegen de wijze van monsterneming en als een verzoek aan de inspecteur om in het geschil te beslissen als bedoeld in artikel 89, lid 2, van de Wet inzake de douane (WD). De daarop gevolgde "uitspraak" van de inspecteur moet dan worden aangemerkt als een voor bezwaar vatbare beschikking als bedoeld in artikel 99, lid 2, WD.
Belanghebbende heeft haar verzoek gedaan zodra zij kennis kreeg van de uitslag van de verificatie. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat belangheb-bendes verzoek wegens termijnoverschrijding niet ontvankelijk is geweest. Ook de omstandigheid dat de goederen inmiddels reeds waren weggevoerd kan niet tot dit oordeel leiden.
6.1.2. Zoals eerder het College in zijn sub 1.2. vermelde uitspraak heeft overwogen, laat de omstandigheid dat in casu de verificatie van de aangifte aan de belastingdienst is opgedragen bij artikel 3 van de In- en uitvoerbeschikking landbouwgoederen 1981 onverlet dat op die verificatie de bepalingen van de WD van toepassing zijn en dat de Tariefcommissie op grond van de artikelen 108, lid 1, letter c, juncto artikel 109 van de WD (oud) bevoegd is van dit geschil kennis te nemen.
6.1.3 Uit het vorenoverwogene volgt, mede gelet op het sub 1.6. vermelde, dat de Tariefcommissie in casu een oordeel zal geven over de door belanghebbende geuite bezwaren tegen de vaststelling door de ambtenaren van het gewicht van de kazen.
6.2. De weging van de kazen
6.2.1 Ingevolge artikel 67, lid 1, AWDA, zoals deze bepaling ten tijde van de monsterneming van kracht was, dient aan belanghebbende mededeling te worden gedaan van de uitkomst van de grondige opneming, behoudens in geval
die uitkomst overeenstemt met de gedane aangifte of het afgegeven document.
Die mededeling stelt belanghebbende in staat op grond van artikel 67, lid 2, AWDA heropneming te vorderen, hetgeen dan volgens lid 4 van artikel 67 binnen 24 uur dient te geschieden.
6.2.2. Uit de sub 2.1. weergegeven feiten blijkt dat na de eigenlijke weging van de kazen het document voor "conform" is afgetekend. Daarna zijn de kazen weggevoerd. De nadere berekening van het gewicht, waardoor het onderhavige geschil is ontstaan, heeft na die wegvoering plaatsgevonden. Belanghebbende is daarvan niet aanstonds in kennis gesteld, doch heeft een en ander pas via de afrekening van het Produktschap vernomen. Daardoor is belanghebbende niet in staat geweest op adequate wijze van de haar in artikel 67 AWDA toegekende rechten gebruik te maken.
Mitsdien is de met waarborgen omklede procedure met betrekking tot de verificatie van goederen niet nageleefd, en kan de uitkomst van het onderzoek niet als grondslag voor het vaststellen van het gewicht van de litigieuze zending kaas worden aanvaard.
Aangezien de correctie uitsluitend is gebaseerd op vorenbedoeld onderzoek, is er geen rechtvaardigingsgrond om van de aangifte af te wijken.
De stelling van de inspecteur dat de uitkomst van de verificatie moet worden gehandhaafd nu de goederen direct
zijn weggevoerd en belanghebbende het werkelijke gewicht van de goederen niet kan aantonen, dient te worden verworpen.
6.3 Conclusie
Al het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het gelijk aan belanghebbende is: de sub 1.1. vermelde beschikking kan niet in stand blijven, en het nettogewicht van de aangifte moet worden aangehouden.
7. De proceskosten
De Tariefcommissie acht geen termen aanwezig de inspecteur op de voet van artikel 11b van de Tariefcommissie in de proceskosten te veroordelen, nu in de bij de Tariefcommissie gevoerde procedure geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de zin van artikel 1, aanhef en onderdeel b, van het Besluit proceskosten fiscale procedures en overige kosten in de zin van artikel 1 van dit Besluit niet zijn gesteld of gebleken.
8. De beslissing
De Tariefcommissie:
- vernietigt de beschikking van de inspecteur van 27 april 1993, nr. 1.4.3/93.4533;
- bepaalt dat als nettogewicht van de onderhavige goederen de hoeveelheid van de aangifte, 18.070 kilo, moet worden
aangehouden;
- gelast de inspecteur het griffierecht ad f 150,--
aan belanghebbende te vergoeden.
Aldus gewezen op 31 juli 1998 door mr. H.M.J.I. Steenbergen, voorzitter, mr. F.H.M. Possen, ondervoorzitter, mr. J.J.A.M. Kennis, gewoon lid, mr. K. Kooijman, plaatsvervangend lid, en mr. J.F.M. Giele, buitengewoon lid, in tegenwoordigheid van
mr. A. Bijlsma, secretaris.
De secretaris: De voorzitter: