ECLI:NL:GHAMS:1998:AA8021

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
97/709
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • S. Smit
  • A. Faase
  • J. van Loon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep van X B.V. tegen uitspraak Inspecteur inzake vennootschapsbelasting en fictieve rente

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 februari 1998 uitspraak gedaan in het beroep van X B.V. tegen een uitspraak van de Inspecteur inzake de vennootschapsbelasting voor het jaar 1992. Het beroep is ingediend op 18 februari 1997, waarbij de gemachtigde van belanghebbende, X B.V., de uitspraak van de inspecteur met dagtekening 8 januari 1997 aanvecht. De inspecteur had een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar bedrag van f.21.900, welke aanslag door de belanghebbende werd bestreden. De kern van het geschil betreft de vraag of de belanghebbende rekening mag houden met een fictieve rente van f. in de bepaling van haar belastbare winst.

De belanghebbende, een 100 procent dochtervennootschap van A Corporation, had aandelen in twee andere vennootschappen gekocht van haar moedermaatschappij en de koopsom was renteloos schuldig gebleven. Na 11 maanden werd deze schuld omgezet in aandelenkapitaal. De inspecteur betwistte de aftrekbaarheid van de fictieve rente, stellende dat de lening renteloos was verstrekt met als doel belastingontwijking. Het Hof oordeelde dat de moedermaatschappij reeds bij de verkoop van de aandelen beoogde dat de koopsom als kapitaalstorting zou worden aangemerkt. Het Hof bevestigde de uitspraak van de inspecteur en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

97/709
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Derde Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van X B.V. te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van de Inspecteur te P, de inspecteur.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 18 februari 1997, ingediend door mr als haar gemachtigde, en gericht tegen de uitspraak van de inspecteur met dagtekening 8 januari 1997 betreffende de aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1992.
De aanslag is berekend naar een belastbaar bedrag van f.21.900 en is bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
Het beroep, dat is aangevuld bij schrijven van de gemachtigde van 18 april 1997, strekt tot vernietiging van de uitspraak en de aanslag.
De inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend en concludeert primair tot bevestiging van de uitspraak en subsidiair tot vernietiging van de uitspraak en de aanslag.
Met toestemming van de Voorzitter van de Derde Meervoudige Belastingkamer heeft de gemachtigde een conclusie van repliek ingediend welke betrekking heeft op de uitspraak van de inspecteur betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1993. Tegen voormelde uitspraak is eveneens beroep ingesteld; de procedure heeft bij het Hof het kenmerk 97/0710. De inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingezonden met betrekking tot de procedure voor het jaar 1993.
Ter zitting van 14 januari 1998 zijn verschenen de gemachtigde voornoemd, tot bijstand vergezeld van en de inspecteur, tot bijstand vergezeld van . Beide partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd, waarvan de inhoud als hier opgenomen geldt.
Al hetgeen is aangevoerd in de onderhavige procedure geldt eveneens voor de procedure betreffende het jaar 1993 en omgekeerd.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende is een 100 procent dochtervennootschap van A Corporation (hierna: de moeder). De moeder is gevestigd in de Verenigde Staten en is onderdeel van het B concern, een van de grootste Amerikaanse banken (het concern).
Tot 31 december 1990 hield de moeder tevens alle aandelen in twee andere Nederlandse vennootschappen, te weten C B.V. en D N.V..
Het concern heeft in Nederland voorts nog een vaste inrichting, E.
2.2. De resultaten van D B.V.in de periode van 1986 tot en met 1993 waren als volgt:
1986 negatief
1987 negatief
1988 positief
1989 negatief
1990 negatief
1991 positief
1992 positief
1993 positief
2.3. Bij overeenkomsten van 31 december 1990, waarvan zich kopieën onder de stukken bevinden, heeft belanghebbende van haar moedermaatschappij de aandelen in C B.V. en D N.V. gekocht. De koopsom van de aandelen, ad in totaal f.a, is door belanghebbende renteloos schuldig gebleven aan de moeder. Er is tussen belanghebbende en haar moedermaatschappij geen aflossingsschema overeengekomen; belanghebbende heeft geen zekerheid gesteld.
2.4. Op 3 december 1991 zijn de beide schulden van belanghebbende aan de moeder omgezet in aandelenkapitaal. Van de akte van statutenwijziging bevindt zich een kopie onder de stukken. Tot 3 december 1991 had belanghebbende -zo blijkt uit genoemde akte- een gestort en geplaatst aandelenkapitaal van f.15.000. Haar eigen vermogen bedroeg op 1 januari 1991 f.x. Bij voormelde statutenwijziging is het maatschappelijk kapitaal van belanghebbende vastgesteld op f.b waarvan f.c is geplaatst, verdeeld in y aandelen, elk groot f.1,-- nominaal.
Het besluit tot statutenwijziging is genomen door de algemene vergadering van aandeelhouders op 18 oktober 1991.
Met dagtekening 11 mei 1992 heeft belanghebbende aangifte gedaan voor de kapitaalsbelasting, inhoudende dat w aandelen zijn uitgegeven à f.1,-- tegen volstorting in contanten.
2.5. Met ingang van 1 januari 1991 vormen belanghebbende, C B.V. en C N.V. een fiscale eenheid in de zin van artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
2.6. In 1992 is de Cooke-ratio ingevoerd. Deze ratio betreft een internationaal breed geaccepteerde standaard betreffende de solvabiliteit van banken. D N.V. valt onder het toezicht van De Nederlandse Bank en dient te voldoen aan bepaalde solvabiliteitseisen.
Onder de stukken (bijlage 15 bij het vertoogschrift) bevindt zich een kopie van een MEP (Major Expenditure Proposal) met dagtekening 10 december 1990. Binnen het concern behelst een MEP een voorstel van de Nederlandse dochtermaatschappijen van de moeder aan hun Senior Management in Amerika. In voormeld MEP proposal is onder meer het volgende vermeld:
"This MEP proposal to accomplish following steps:
-Regularize retained earnings in E for which
no MEP's were filed in a number of years.
-Resolve D N.V. capital abritage and alleviate Central
Bank concerns.
-Move all vehicles under one dutch parent company to form
a tax grouping.
STATUS
-Branch : has DFL MM excess capital under existing
rules.
excess drops to DFL MM once BIS rules are
applied (12/3/90), largely due to off-balance
sheet items - such as the back-to-backs.
unrealized M-T-M losses in Investment account
of DFL MM
-D N.V. : its excess capital of DFL MM drops to DFL
MM negative once BIS rules are applied.
unrealized M-T-M losses of DFL MM
capital base of DFL MM drops below the DFL
MM level if M-T-M were required.
-C B.V. and: nominally capitalized and not subject to
X Central Bank supervision.
CENTRAL BANK
Is inclined to look at the equity base of the combined
entities under the proviso that Head Office
issues a guarantee on behalf of D N.V..
PROPOSAL
it is recommended to:
-execute the guarantee
-E to repatriate DFL MM
-to increase D N.V. capital by DFL MM
in addition it is recommended that:
-'moeder' contributes its holdings in D N.V. and C B.V. to X in
order to affect a local tax grouping before 12/31/90."
2.7. In de administratie van de moeder over 1991 is de vordering op belanghebbende opgenomen onder het hoofd 'non interest balance due'. Het bedrag ad f. is bij de moeder vermeld in de grootboekrekening 'receivables'.
2.8. In een schrijven van 2 december 1996 van de gemachtigde aan de inspecteur is onder meer het volgende vermeld (bijlage
8 bij het beroepschrift):
"U meldde dat er bij de moedermaatschappij geen
compenserende rentebate was aangegeven en vroeg zich af of
dit was gebeurd omdat de Amerikaanse fiscus de afwezigheid
van een renteverantwoording tegenover de dochter als een
onzakelijke transactie zou beschouwen. De voornaamste reden
waarom de compenserende rente niet werd aangegeven is
gelegen in het feit dat voor Amerikaanse belastingdoeleinden
rentebaten en -lasten als passief inkomen worden aangemerkt
en dat vanuit een Amerikaanse belastingoptiek zowel de baten
(bij de moedermaatschappij) en de lasten (bij X B.V.) als
inkomen uit buitenlandse bron worden beschouwd. Vanuit
Amerikaans fiscaal standpunt betekent dit dat beide in
dezelfde fiscale sfeer worden belast (passief inkomen uit
buitenlandse bron) en dat de betreffende inkomsten bij de
moeder dan gelijk zouden zijn aan de kosten bij de dochter.
Aangezien dit reeds in de administratie was verwerkt, werd
een additionele fiscale behandeling niet noodzakelijk geacht
bij de invulling van het Amerikaanse aangiftebiljet."
2.9. Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een informele kapitaalstorting ter grootte van de niet-bedongen rente. In de aangifte vennootschapsbelasting van belanghebbende is een fictieve rente ad f. in aftrek gebracht. Er is een rentepercentage van 10 gehanteerd, zijnde interbancair LIBOR met een opslag van 0,5%.
2.10. In de aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 1991 berekent belanghebbende de belastbare winst op negatief f.. Belanghebbende vermeldt f. te willen terugwentelen naar het voorvoegingsjaar 1989 ten name van C B.V.; het restant ad f. wil zij vooruitwentelen.
Bij de aanslagregeling heeft de inspecteur het aangegeven verlies gecorrigeerd met het hiervoor onder 2.9. vermelde bedrag van f. en het belastbare bedrag vastgesteld op nihil; daarbij is rekening gehouden met een voorvoegingsverlies van D. N.V. van f.
Voor het onderhavige jaar, 1992, deed belanghebbende aangifte naar een belastbaar bedrag van nihil; in het aangegeven belastbare bedrag is een verlies van de fiscale eenheid begrepen ad f.. Dit laatste bedrag is bij de aanslagregeling geheel gecorrigeerd als gevolg waarvan het belastbare bedrag door de inspecteur is vastgesteld op f.21.906.
3. Geschil
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende in 1991 bij de bepaling van de hoogte van haar belastbare winst rekening mag houden met een fictieve rente groot f..
4. Standpunten van partijen
Hiervoor verwijst het Hof naar de stukken van het geding.
Ter zitting is daaraan -zakelijk weergegeven- nog het volgende toegevoegd.
door de gemachtigde
Mijns inziens kan uit bijlage 15 bij het vertoogschrift niet worden afgeleid dat een garantie van het concern voldoende zou zijn om te voldoen aan de eisen van De Nederlandse Bank. Door consolidatie kon de bank uitbreiden.
E is een zustermaatschappij van de moeder en heeft in Nederland een vaste inrichting. E fungeert naast de struktuur van de fiscale eenheid.
MEP is een afkorting van Major Expenditure Proposal. Binnen het concern wordt een MEP gebruikt om bij het Senior Management in Amerika bepaalde voorstellen te doen, bijvoorbeeld over de struktuur of een nieuw op te richten vennootschap.
In Amerika worden rentebaten en -lasten geconsolideerd bekeken. Het resultaat is daar nihil. In de aangifte in Amerika is met betrekking tot dit punt niets vermeld vanwege het compenserende effect.
Alles moest snel gebeuren. Er waren diverse mogelijkheden. Kennelijk kon het snel met een schuldverhouding. Ik weet niet waarom voor deze oplossing is gekozen. In elk geval is het zo vermeld in de transfer agreement. De omzetting in aandelen-kapitaal na 11 maanden staat hier los van.
Elk internationaal concern reorganiseert elke 2 tot 3 jaar.
De totstandkoming van een fiscale eenheid heeft een rol gespeeld maar was niet de enige reden. Ik heb niet kunnen achterhalen waarom de lening renteloos is verstrekt.
D N.V. had aanvankelijk verliezen maar werd winstgevend als gevolg van het vergroten van de activiteiten.
C B.V. had en heeft jaarlijks positieve resultaten.
door de inspecteur
Het verstrekken van een renteloze lening is bij een verondersteld verijdelingsmotief niet zo voor de hand liggend maar beide situaties leiden tot aftrek. In casu is er geen rente betaald. Belanghebbende beschikte ook niet over eigen middelen.
Het gaat er om wat de bedoeling was van de partijen bij de aanvang van de rechtshandeling. De motieven van belanghebbende en de moedermaatschappij zijn niet helder geworden. Men wil belasting ontwijken.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. In beginsel is voor de vraag of een geldverstrekking als waarvan in casu sprake is een geldlening of een kapitaalverstrekking is de civielrechtelijke vorm beslissend voor de fiscale gevolgen. Deze regel lijdt -onder meer- uitzondering indien in werkelijkheid is beoogd een kapitaal-verstrekking tot stand te brengen.
5.2. Belanghebbende heeft per 31 december 1990 de aandelen D.N.V. en C B.V. van de moeder gekocht.
5.3. Uit hetgeen hiervoor is weergegeven onder 2.6., met name hetgeen is vermeld in de MEP, blijkt dat er bij D N.V. een kapitaalbehoefte aanwezig was.
5.4. Uit voormelde MEP blijkt voorts dat werd beoogd per 1 januari 1991 een fiscale eenheid tot stand te brengen tussen belanghebbende, D. N.V. en C B.V..
5.5. De totale koopsom voor de aandelen D N.V. en C B.V. is door belanghebbende aanvankelijk schuldig gebleven aan de moeder. Ter zake van deze schuldig gebleven koopsom was belanghebbende geen rente verschuldigd; er is geen zekerheid gesteld en een aflossingsschema is niet overeengekomen.
5.6.1. Reeds op 18 oktober 1991 heeft de vergadering van aandeelhouders besloten tot wijziging van de statuten waarna op 3 december 1991, derhalve na ongeveer 11 maanden, de schuld ad f. is omgezet in aandelenkapitaal.
5.6.2. Van de zijde van belanghebbende is geen verklaring gegeven waarom aanvankelijk sprake was van een schuldverhouding tussen haar en haar moedermaatschappij en reeds 11 maanden later besloten is tot omzetting in aandelenkapitaal.
5.7. Uit de hiervoor onder 5.2. tot en met 5.6.2. genoemde omstandigheden leidt het Hof af dat de moeder reeds eind 1990 heeft beoogd de koopsom van de aandelen als kapitaalstorting aan belanghebbende ten goede te doen komen en dat de moeder en belanghebbende zich daarvan destijds ook bewust waren. Kennelijk zijn de aandelen in verband met de voorgenomen fiscale eenheid per 1 januari 1991 in formele zin spoedshalve verkocht tegen een renteloos schuldig gebleven koopsom in afwachting van een uitbreiding van het aandelenkapitaal van belanghebbende.
De wijze van administreren van het ter beschikking gestelde bedrag bij belanghebbende en de moeder kan aan dit oordeel niet afdoen.
5.8. Uit het vorenstaande volgt dat het gelijk aan de inspecteur is en dat de overige stellingen van de inspecteur geen behandeling behoeven.
6. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig een partij te veroordelen tot vergoeding van proceskosten op de voet van artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
7. Beslissing
Het Hof -verklaart het beroep ongegrond en
-bevestigt de uitspraak van de inspecteur.
De uitspraak is vastgesteld op 25 februari 1998 door mrs Smit, Faase en Van Loon, in tegenwoordigheid van mr Geel-Cieraad als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.
De voorzitter heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.