Gemachtigde: De bedrijvigheid van de BV is verkoop in de Benelux via dochtervennootschappen van d-machines aan de consument en d-machine-apparatuur aan de industrie.
Er was geen sprake van vrijwillige certificering van de aandelen van de BV. Het ging slecht met de BV. De bank dreigde met opzegging van het krediet en de leverancier van d-machines dreigde de vertegenwoordigingsrelatie te beëindigen. Belanghebbende was met zijn 100 aandelen ver in de minderheid, hij kon de in het belang van de BV vereiste maatregelen niet afdwingen. Zijn oom en tante die sterke aandelenposities hadden lagen dwars. Om van het gedonder af te zijn werd, mede door druk van de bank en de leverancier, de stichting administratiekantoor opgericht. Op die wijze werd de beschikkingsmacht afgesplitst van het financiële belang.
De stichting drong op een gegeven moment aan op het uitkeren van dividend. De certificaathouders, met uitzondering van belanghebbende, wilden geld hebben. Het oppotten in de vennootschap leverde volgens hen niet genoeg op.
Belanghebbende was daar op tegen, want hij had plannen om uit te breiden.
Belanghebbende kreeg eigenlijk dividend opgedrongen, die onvrijwilligheid brengt mee dat niet kan worden gezegd dat belanghebbende de mogelijkheid had te putten in de zin van de kasgeldjurisprudentie van de Hoge Raad.
Er was een twee derde meerderheid van certificaathouders vereist om het bestuur van de stichting administratiekantoor te ontslaan. Daarna zou een nieuw bestuur kunnen aantreden. Maar ook bij dat bestuur zouden de statuten van de stichting de onafhankelijkheid borgen.
De stichting had de mogelijkheid maximaal dividend uit te doen keren door de BV. Het lag echter meer in de lijn van de verantwoordelijkheid van de stichting om een passend dividend uit te keren. De stichting moest ook andere belangen dienen dan die van een aantal certificaathouders, te weten die van de d-machine-leverancier en van de bank. De stichting waakte er voor dat de continuïteit van het bedrijf niet in gevaar kwam.
Er was meer vermogen in de BV dan nodig was voor de bedrijfsvoering.
In het kader van uitbreidingsplannen die belanghebbende had was de bank bereid f 900.000,-- krediet te verlenen als de BV eveneens dat bedrag op tafel zou leggen.
In 1991 is de rust teruggekeerd in de BV, wellicht door het overlijden van G. Er was toen geen noodzaak meer om een drietal van buiten te laten besturen.
In de statuten van de stichting administratiekantoor staat dat één van de bestuursleden tevens certificaathouder moet zijn. Dat is de facto niet gebeurd, alle drie bestuursleden waren niet-certificaathouders.
De inspecteur stelt ten onrechte dat de certificaathouders via de stichting automatisch een samenwerkende groep vormden. Van de ING-certificaathouders zeg je toch ook niet dat ze een samenwerkende groep vormen.
De inspecteur heeft de aanslag nog niet verminderd wegens toepasselijkheid van het proportionele tarief in plaats van het toegepaste progressieve tarief.