Vierde Meervoudige Belastingkamer
op het beroep van X te Z, belanghebbende,
een uitspraak van de Directeur van de dienst Parkeerbeheer van de gemeente Amsterdam, de gemeente.
Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 15 augustus 1994, gericht tegen de uitspraak van de gemeente, met dagtekening 21 juli 1994, betreffende de beschikking kosten wielklem, gedagtekend 27 mei 1994.
Bij de beschikking zijn kosten ter zake van het aanbrengen en verwijderen van een wielklem in rekening gebracht tot een bedrag van ƒ 60,--.
Bij de bestreden uitspraak op het door belanghebbende gemaakte bezwaar is de beschikking gehandhaafd.
Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak en de beschikking.
Ter zitting van de Zevende Enkelvoudige Belastingkamer van 30 juni 1995 is belanghebbende verschenen. De gemeente, verschenen voor de gelijktijdige behandeling van het door belanghebbende ingestelde beroep inzake een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen, bij het Hof ingeschreven onder kenmerknummer 94/4588, heeft gesteld de kennisgeving van de mondelinge behandeling van het onderhavige beroep, welke op de voorgeschreven wijze op 30 mei 1995 is verzonden, niet te hebben ontvangen.
Na de zitting heeft een briefwisseling tussen Hof en partijen plaatsgehad ten aanzien waarvan het bepaalde in de artikelen 14 en 16 van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken toepassing heeft gevonden.
Het lid van de Zevende Enkelvoudige Belastingkamer heeft de behandeling van het beroep verwezen naar de Vierde Meervoudige Belastingkamer.
Ter zitting van 10 mei 1996 zijn verschenen belanghebbende en de gemeente. Gelijktijdig is behandeld het onder kenmerknummer 94/4588 ingeschreven beroep.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. De auto van belanghebbende stond op 27 mei 1994 om 18.04 uur geparkeerd op de b-straat nabij huisnummer 1 te Amsterdam zonder dat voor het aldaar parkeren de verschuldigde parkeerbelasting was voldaan.
Ter zake van dit feit is een naheffingsaanslag opgelegd en een wielklem aan de auto aangebracht.
2.2. Nadat belanghebbende om 23.38 uur de verschuldigde belasting, de kosten van de naheffingsaanslag en de kosten van het aanbrengen en verwijderen van de wielklem had betaald bij een betaalkantoor van de dienst Parkeerbeheer, begaf hij zich weer naar zijn auto. Kort daarop arriveerde een medewerker van de dienst Parkeerbeheer bij de auto van belanghebbende ter verwijdering van de wielklem. De medewerker constateerde dat hij de benodigde sleutel niet bij zich had en verwijderde zich.
Het alsnog ophalen van deze sleutel heeft vervolgens ongeveer 20 minuten geduurd, waarna de wielklem iets voor 00.30 uur door de desbetreffende medewerker werd verwijderd.
2.3. In de bestreden uitspraak biedt de gemeente haar excuses aan voor het feit dat de medewerker aanvankelijk niet de juiste sleutel bij zich had.
In geschil is of de wielklem is verwijderd zo spoedig mogelijk na betaling van de naheffingsaanslag en van de kosten van het aanbrengen en verwijderen van de wielklem. Indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord is in geschil of dit meebrengt dat de grondslag aan het in rekening brengen van kosten ter zake van het verwijderen van de wielklem komt te ontvallen.
4. Standpunten van partijen en behandeling ter zitting
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar hetgeen dienaangaande in de gedingstukken is vermeld.
Ter zitting van 30 juni 1995 heeft belanghebbende verklaard er geen bezwaar tegen te hebben dat de gemeente alsnog in de gelegenheid wordt gesteld schriftelijk te reageren.
Ter zitting van 10 mei 1996 hebben partijen nog het volgende aan hun standpunten toegevoegd:
belanghebbende:
In deze procedure is uitsluitend in geschil de vraag of de wielklem zo spoedig mogelijk na het betalen is verwijderd.
Verder heb ik niets toe te voegen aan hetgeen reeds in de stukken is vermeld.
de gemeente:
De ontklemmers hebben verschillende sleutels. Zij moeten deze sleutels overdragen aan de ontklemmers die de dienst van hen overnemen. In de onderhavige zaak is daarbij een fout gemaakt, maar dit is een incidentele fout.
Het zo spoedig mogelijk verwijderen, zoals dat in de wet is bepaald, is een open eis; alleen de uitersten zijn voorspelbaar. In de regel is de wachttijd tussen de één en drie kwartier na betaling. Het is ons beleid om bij een wachttijd van anderhalf uur of langer een cadeaubon te verstrekken.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Belanghebbende stelt dat de gemeente ten onrechte kosten wegens het aanbrengen en verwijderen van een wielklem in rekening heeft gebracht, omdat door een verzuim van een medewerker van de dienst Parkeerbeheer later ontklemd werd dan mogelijk was.
5.2. Artikel 235, vierde lid, van de Gemeentewet bepaalt dat de wielklem niet wordt verwijderd dan nadat de naheffingsaanslag alsmede de kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van de wielklem zijn voldaan en dat na deze voldoening de verwijdering van de wielklem zo spoedig mogelijk plaatsvindt. Dienaangaande valt in de geschiedenis van de totstandkoming van de inhoudelijk gelijke bepaling van artikel 283b, vierde lid, van de gemeentewet (oud), het volgende te lezen: "In het vierde lid komt het gebruik van de wielklem tot zekerheid van de betaling van de naheffingsaanslag tot uitdrukking. Krachtens dit lid wordt de wielklem eerst verwijderd nadat de betaling van de belasting en van de kosten heeft plaatsgevonden. Worden deze voldaan, bijvoorbeeld bij een daartoe ingericht betaalkantoor, dan is de gemeente gehouden zo spoedig mogelijk de beschikking over het voertuig terug te geven. Wij gaan er vanuit dat de gemeenten hun organisatie zodanig zullen inrichten, dat verwijdering van de wielklem binnen een redelijke termijn mogelijk is." (Tweede nota van wijziging, stuk nr. 13 op wetsontwerp 19405 van de Wet van 21 juni 1990, Stb. 426).
5.3. In het onderhavige geval arriveerde een medewerker van de dienst Parkeerbeheer teneinde de auto van belanghebbende te ontklemmen, maar kon deze zijn werk niet doen, kennelijk omdat hij verzuimd had het benodigde gereedschap mee te nemen. Het ontklemmen vond vervolgens ongeveer twintig minuten later plaats.
Het Hof is van oordeel dat de medewerker van de dienst Parkeerbeheer de eerste maal binnen een redelijke termijn ter plekke was.
De termijn van twintig minuten daarna was echter onnodig, want veroorzaakt door het verzuim van de medewerker het benodigde gereedschap mee te nemen.
Het Hof acht de totale wachttijd van ongeveer vijftig minuten, welke mede voortvloeide uit onnodig veroorzaakte wachttijd niet zodanig kort, dat deze niet kan worden aangemerkt als een onredelijk lange termijn.
In het licht van de hiervoor geciteerde passage uit de Tweede nota van wijziging oordeelt het Hof dan ook dat de gemeente de wielklem niet zo spoedig mogelijk heeft verwijderd.
5.4. De bevoegdheid om een wielklem aan te leggen is de gemeente toegekend teneinde zekerheid te verkrijgen voor de betaling van de naheffingsaanslag met kosten. De kosten van het aanbrengen en verwijderen van de wielklem kan de gemeente aan de belastingschuldige in rekening brengen.
Indien de gemeente het kader van de verleende bevoegdheid tot klemmen te buiten gaat door de klem niet zo spoedig mogelijk te verwijderen, moet het geklemd houden van een voertuig geacht worden te zijn geschied in strijd met de wettelijke regeling. De consequentie daarvan is dat de kosten van het klemmen niet aan de belastingschuldige in rekening kunnen worden gebracht.
5.5. Uit het vorenoverwogene volgt dat het gelijk aan belanghebbende is.
Nu de uitspraak van de gemeente wordt vernietigd acht het Hof termen aanwezig de gemeente op de voet van artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken te veroordelen in de proceskosten.
Gelet op het bepaalde in artikel 1 van het Besluit proceskosten fiscale procedures, komen de onder letter c van dit artikel bedoelde kosten voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten dienen ingevolge artikel 2, letter c, van het Besluit te worden gesteld op tweemaal de reiskosten per openbaar vervoer Q-Amsterdam v.v., welke worden geschat op ƒ 75,--.
Het Hof:
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep,
- vernietigt de beschikking kosten wielklem,
- veroordeelt de gemeente in de door belanghebbende gemaakte kosten van het geding tot een bedrag van ƒ 75,-- en gelast de gemeente Amsterdam dit bedrag aan belanghebbende te vergoeden en
- gelast de gemeente aan belanghebbende het betaalde griffierecht ad ƒ 40,-- te vergoeden.
Aldus vastgesteld op 21 juni 1996 door mrs. Rensema, Groeneveld en Onnes, in tegenwoordigheid van mr. Van der Laan als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.
De voorzitter heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
[Zie ook arrest HR nummer 32533(red.)]