ECLI:NL:GHAMS:1996:AA4306

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 juni 1996
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
P94/4588
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Rensema
  • J. Groeneveld
  • H. Onnes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelastingen gemeente Amsterdam

In deze zaak gaat het om een beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelastingen opgelegd door de gemeente Amsterdam. De naheffingsaanslag is opgelegd op 27 oktober 1993, waarbij belanghebbende een bedrag van ƒ 4,-- aan belasting en ƒ 58,50 aan kosten verschuldigd was. Het bezwaar van belanghebbende tegen deze naheffingsaanslag werd aanvankelijk niet-ontvankelijk verklaard door de gemeente. Belanghebbende heeft hiertegen beroep aangetekend, met als doel de uitspraak te vernietigen en het bezwaar ontvankelijk te verklaren.

Tijdens de zitting op 30 juni 1995 heeft de gemeente erkend dat belanghebbende tijdig een bezwaarschrift heeft ingediend, wat leidde tot de conclusie dat de eerdere niet-ontvankelijkverklaring onterecht was. De zaak werd vervolgens behandeld door de Vierde Meervoudige Belastingkamer van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij de kosten van de naheffingsaanslag ter discussie stonden. De gemeente verdedigde de hoogte van de kosten, terwijl belanghebbende stelde dat deze niet correct waren geraamd.

Het Hof oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en dat de kosten waren berekend volgens de geldende verordening. De grieven van belanghebbende werden verworpen, en het Hof handhaafde de naheffingsaanslag. De uitspraak van de gemeente werd vernietigd, en belanghebbende werd ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. Het Hof gelastte de gemeente tevens het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

Gerechtshof te Amsterdam
Kenmerk: P94/4588
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Vierde Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van de Directeur van de dienst Parkeerbeheer van de gemeente Amsterdam, de gemeente.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 23 september 1994, gericht tegen de uitspraak van de gemeente, met dagtekening 22 augustus 1994, betreffende de naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen, gedagtekend 27 oktober 1993.
In de naheffingsaanslag is begrepen een bedrag van ƒ 4,-- aan belasting en een bedrag van ƒ 58,50 aan kosten. Het bezwaar van belanghebbende tegen deze naheffingsaanslag is bij de bestreden uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak, het ontvankelijk verklaren van het bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag.
De gemeente heeft een vertoogschrift ingediend en concludeert uiteindelijk tot - naar het Hof verstaat - vernietiging van de uitspraak, het ontvankelijk verklaren van het bezwaar en handhaving van de naheffingsaanslag.
Ter zitting van de Zevende Enkelvoudige Belastingkamer van 30 juni 1995 zijn verschenen belanghebbende en de gemeente.
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgedragen, waarvan de inhoud als hier ingelast wordt beschouwd. De gemeente heeft kennis kunnen nemen van en kunnen reageren op de bij de pleitnota gevoegde bijlagen.
Na de zitting heeft een briefwisseling tussen Hof en partijen plaatsgehad ten aanzien waarvan het bepaalde in de artikelen 14 en 16 van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken toepassing heeft gevonden.
Het lid van de Zevende Enkelvoudige Belastingkamer heeft de onderhavige zaak verwezen naar de Vierde Meervoudige Belastingkamer, alwaar het beroep is behandeld ter zitting van 10 mei 1996. Verschenen zijn belanghebbende en de gemeente. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgedragen, waarvan de inhoud als hier ingelast wordt beschouwd.
Ter zittingen is gelijktijdig behandeld het door belanghebbende ingestelde beroep inzake een beschikking kosten wielklem, welk beroep bij het Hof is ingeschreven onder kenmerk 94/3982.
2. Ontvankelijkheid
Ter zitting van 30 juni 1995 heeft de gemeente verklaard niet langer te betwisten dat belanghebbende tijdig een bezwaarschrift heeft ingediend. Dit brengt mee dat in de bestreden uitspraak belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar en dat de uitspraak om die reden dient te worden vernietigd.
3. De Verordening
Aan de naheffingsaanslag ligt ten grondslag de Verordening parkeerbelastingen 1991 van de gemeente Amsterdam, vastgesteld bij raadsbesluit van 29 mei 1991, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 26 juni 1991, nr. 91.005910 en nadien gewijzigd (hierna: de Verordening).
De Verordening luidt - voor zover thans van belang -:
"....
Parkeerbelastingen
Art. 1
Onder de naam parkeerbelastingen worden de volgende belastingen geheven:
a. een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij deze belastingverordening dan wel krachtens deze belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door Burgemeester en Wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;
b. ...
...
Kosten.
Art. 11
1. De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting, bedoeld in art. 1, onderdeel a, bedragen ƒ 58,50.
2. ...
...".
4. Tussen partijen vaststaande feiten
4.1. De auto van belanghebbende stond op 27 oktober 1993 om 18.44 uur geparkeerd op de a-straat nabij huisnummer 1 te Amsterdam zonder dat de voor het aldaar parkeren verschuldigde belasting was voldaan.
Ter zake van dit feit is de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.
4.2. Bij het vertoogschrift is gevoegd een bij de Verordening behorende bijlage inzake de "Opbouw kosten, bedoeld in art. 11 van de Verordening parkeerbelastingen 1991".
Voor zover thans van belang staat daarin het volgende vermeld:
"Algemeen.
Bij de berekening van de kosten van de naheffingsaanslag, de kosten van de wielklem en de kosten van overbrenging en bewaring van voertuigen is als basis gehanteerd de Rompbegroting 1991. De invoering van de fiscalisering noodzaakt echter tot aanpassingen van de organisatie, onder meer omdat:
- een gezette wielklem maximaal 24 uur blijft zitten;
- betaling van de naheffingsaanslag en betaling van de kosten van de gezette wielklem ook 24 uur per dag mogelijk zal moeten zijn;
....
Voor de berekening van de kosten is mede een schatting gemaakt van de meerkosten die uit de fiscalisering van de parkeerboete voortvloeien.
1. Kosten opleggen naheffingsaanslag op jaarbasis
- Vaste kosten ƒ 453.300
- Variabele kosten ƒ 290.000
- Personele kosten ƒ 2.518.941
- Overhead 50%
van de personele kosten:. . . ƒ 1.259.471
Correctie werkelijke kosten: ƒ 224.587
ƒ 1.034.884
Totale kosten naheffingsaanslag ƒ 4.296.825
Op basis van een aanname van jaarlijks 73.500 op te leggen naheffingsaanslagen zullen de kosten daarvan (afgerond) ƒ 58,50 bedragen.
...".
4.3. Bij brief van 24 oktober 1995 heeft de gemeente een overzicht gevoegd van de kosten van naheffingsaanslagen en wielklemmen in het belastingjaar 1993.
Ter zake van de naheffingsaanslagen staat het volgende vermeld:
" de naheffingsaanslag
- Vaste kosten ƒ 415.443
- Variabele kosten ƒ 80.134
- Personele kosten ƒ 3.983.228
- Overhead 50% van de personele kosten: ƒ 1.991.614
Correctie werkelijke kosten: ƒ 238.126-/-
ƒ 1.753.488 ===========
totale kosten naheffingsaanslag ƒ 6.232.293
Er zijn 102.893 naheffingsaanslagen opgelegd. Dit betekent dat (achteraf beschouwd) per naheffingsaanslag ƒ 60,57 aan kosten in rekening had moeten worden gebracht om kostendekkend te kunnen werken. In werkelijkheid is per naheffingsaanslag ƒ 58,50 in rekening gebracht.
Voor het belastingjaar 1993 betekent dit dat ƒ212.988,51 aan kosten terzake van het opleggen van naheffingsaanslagen niet is gedekt door de tariefstelling van de naheffingsaanslag.
...".
5. Geschil
Uiteindelijk is nog in geschil de hoogte van de kosten van de naheffingsaanslag.
6. Standpunten van partijen en behandeling ter zitting
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar hetgeen dienaangaande in de gedingstukken en de pleitnota's is vermeld.
Ter zitting van 30 juni 1995 zijn partijen bij hun standpunten gebleven, behoudens het onder 2. vermelde.
Ter zitting van 10 mei 1996 hebben partijen nog het volgende aan hun standpunten toegevoegd:
belanghebbende:
Er zijn ± 100.000 naheffingsaanslagen opgelegd, d.w.z. 33 naheffingsaanslagen per ambtenaar per uur.
Het directe werk van de ambtenaren betreft het op straat lopen, het indirecte werk is het kantoorwerk. De wet schrijft voor dat de tijd van de ambtenaar moet worden gesplitst naar de tijd besteed aan de naheffingsaanslag, aan de wielklemmen en aan het wegslepen.
Wellicht zijn er teveel ambtenaren aangenomen.
De gemeente heeft de door mij gemaakte berekeningen in het geheel niet betwist en daarmee niet voldaan aan de bewijslast.
de gemeente:
Als het werkelijke aantal naheffingsaanslagen anders is dan het geraamde aantal is dat geen rare zaak. Het is moeilijk te voorspellen wat het juiste aantal zal zijn; er is een gewenningsproces op gang gekomen, het gebied waarvoor betaald parkeren geldt is uitgebreid, etc.
De ramingen voor het jaar 1991 gelden tevens als ramingen voor de jaren 1992 en 1993. Hiervan is mededeling gedaan aan de gemeenteraad.
De gerealiseerde aantallen over de eerste helft van 1991, en over de jaren 1992, 1993 en 1994, bedragen respectievelijk 39.000, 93.000, 102.000 en 97.000.
De gemeente heeft voldaan aan de wettelijke voorschriften, zie het arrest van de Hoge Raad van 18 oktober 1995, nr. 30 208. Alleen bij gerede twijfel moeten wij nadere uitleg geven, maar daarvan is hier geen sprake. De kosten zijn te laag geraamd. Nu de belastingplichtige niet tekort wordt gedaan, was er geen noodzaak een andere raming te maken.
7. Beoordeling van het geschil
7.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en dat de kosten van de naheffingsaanslag zijn berekend overeenkomstig het in de Verordening bepaalde.
7.2. Het in de Verordening opgenomen bedrag van de kosten van de naheffingsaanslag is - overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 2, van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen (tekst 1993) - gebaseerd op de in punt 4.2. weergegeven raming van de kosten ter zake. Nu in deze raming geen andere kosten zijn opgenomen dan de kosten welke ingevolge het eerste lid van voornoemd artikel in aanmerking mogen worden genomen, is hierbij niet gehandeld in strijd met het bepaalde in dit artikel.
In voormeld oordeel ligt besloten dat het Hof belanghebbendes stelling verwerpt dat de gemeente andere kosten dan in voormeld artikellid zijn opgesomd, in de raming heeft opgenomen onder de noemer van een wel opgesomde kostencategorie. Belanghebbende heeft die stelling niet aannemelijk gemaakt.
7.3. Nu tevens vaststaat dat het bedrag van de kosten niet uitgaat boven het bedrag vermeld in artikel 3 van voornoemd besluit en bovendien - gelet op het in punt 4.3. weergegeven kostenoverzicht voor het jaar 1993 - aannemelijk is dat de geraamde kosten worden overtroffen door de werkelijke kosten is er geen reden de Verordening op dit punt onverbindend te verklaren.
7.4. Het vorenoverwogene brengt mee dat de grieven van belanghebbende tegen de hoogte van de kosten van de naheffingsaanslag falen en dat op dit punt het gelijk aan de gemeente is.
7.5. Uit het onder punt 2. overwogene volgt dat de uitspraak dient te worden vernietigd en dat belanghebbende ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn bezwaar.
8. Proceskosten
Gelet op de beslissing van het Hof ten aanzien van de proceskosten in de zaak met kenmerknummer 94/3982, acht het Hof geen termen aanwezig de gemeente in de onderhavige zaak te veroordelen tot vergoeding van die kosten, nu beide zaken op dezelfde zittingen zijn behandeld, zodat belanghebbende voor beide zaken slechts éénmaal reiskosten heeft gemaakt,
9. Beslissing
Het Hof
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep,
- verklaart belanghebbende ontvankelijk in zijn bezwaar, - handhaaft de naheffingsaanslag en
- gelast de gemeente het betaalde griffierecht ad ƒ 40,- aan belanghebbende te vergoeden.
Aldus vastgesteld op 21 juni 1996 door mrs. Rensema, Groeneveld en Onnes, in tegenwoordigheid van mr. Van der Laan als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.
De voorzitter heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
[Zie ook arrest HR nummer 32456 (red.)]