ECLI:NL:GHAMS:1995:AA4480

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 1995
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
P 93/2286
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • R. Rensema
  • A. Groeneveld
  • J. Onnes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag brandweerrechten en de beoordeling van de dienstverlening door de brandweer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 juli 1995 uitspraak gedaan op het beroep van belanghebbende X tegen een uitspraak van de Inspecteur van de Gemeentebelastingen te P. Het beroep was gericht tegen de aan belanghebbende opgelegde aanslag brandweerrechten, die was opgelegd naar aanleiding van het takelen van een auto door de brandweer op 2 mei 1992. Belanghebbende stelde dat hij ten onrechte in de heffing van brandweerrechten was betrokken en verzocht om vernietiging van de aanslag.

De rechtbank ontving het beroepschrift op 24 mei 1993, gericht tegen de uitspraak van de inspecteur van 2 april 1993. De inspecteur heeft geen vertoogschrift ingediend. Na de zitting is de zaak verwezen naar de meervoudige belastingkamer. De kern van het geschil was of de aan belanghebbende verleende dienst door de brandweer als een publieke taak of als dienstverlening moest worden gekwalificeerd. De gemeente stelde dat het takelen van de auto deels een publieke taak was en deels een dienstverlening, en dat de aanslag daarom verlaagd kon worden.

Het Hof oordeelde dat de aanslag tot een bedrag van ƒ 283,= moest worden verminderd, omdat de brandweer deels een publieke taak vervulde door het schoonhouden van de grachten, en dat er geen onzorgvuldigheid was vastgesteld in de uitvoering van de dienst. De klacht van belanghebbende over de lange reactietijd op zijn bezwaarschrift werd verworpen. De uitspraak van de gemeente werd vernietigd en de aanslag werd verlaagd, met een veroordeling tot vergoeding van het griffierecht aan belanghebbende.

Uitspraak

Gerechtshof te Amsterdam
Kenmerk: P 93/2286
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Vierde Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van de Inspecteur van de Gemeentebelastingen te P, de inspecteur.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 24 mei 1993 gericht tegen de uitspraak van de inspecteur, met dagtekening 2 april 1993, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag brandweerrechten, met dagtekening 14 mei 1992.
De aanslag is aan belanghebbende opgelegd wegens
"dienstverlening d.d. 2 mei 1992, a-kade t/o nr.3, assisteren bij het op de kant zetten van een voertuig, kenteken ..., 08.04 uur, (duikwerkzaamheden)" en bedraagt
ƒ 566,--. Na bezwaar tegen de aanslag is deze bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak en de aanslag.
De inspecteur heeft geen vertoogschrift ingediend.
Ter zitting van de Zevende Enkelvoudige Belastingkamer van het Hof van 30 september 1994 zijn verschenen belanghebbende en de inspecteur.
De inspecteur heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd, waarvan de inhoud als hier opgenomen geldt.
Belanghebbende heeft kennis kunnen nemen van en kunnen reageren op de bij de pleitnota gevoegde bijlagen.
Na de zitting is het geding verwezen naar de meervoudige belastingkamer.
Ter zitting van 18 november 1994 is de inspecteur verschenen. Belanghebbende is, met telefonisch bericht, niet verschenen. De inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd, waarvan de inhoud als hier opgenomen geldt.
Na de zitting heeft een briefwisseling tussen Hof en partijen plaatsgevonden ten aanzien waarvan het bepaalde in de artikelen 14 en 16 van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken toepassing heeft gevonden. Partijen hebben schriftelijk ervan afgezien om in de gelegenheid te worden gesteld de standpunten opnieuw mondeling toe te lichten.
2. Verordening
Bij Koninklijk Besluit van 20 december 1990, nr. 90.024.346, is goedgekeurd de Verordening brandweerrechten 1991 (de Verordening).
De Verordening en de daarbij behorende tabel houden voor zover hier van belang het volgende in:
Belastbaar feit
art. 2. Onder de naam van brandweerrechten worden - anders dan in geval van brand- en rampenbestrijding alsmede van beperking en bestrijding van gevaar voor mens en dier bij ongevallen - rechten geheven ter zake van:
a. het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen van de Brandweer;
b. het genot van door de Brandweer verleende diensten als omschreven in deze verordening en de daarbij behorende tabel.
Belastingplicht
art. 3. Belastingplichtig is de aanvrager van het gebruik of de diensten dan wel degene te wiens behoeve het gebruik of de diensten worden aangevraagd of verleend, enz....
Tarieven en maatstaven
art. 4.
1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tabel, met inachtneming van de daarbij behorende bijzondere bepalingen.
2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een eenheid van tijd of afmeting voor een volle eenheid gerekend.
Wijze van heffing
art. 5. De rechten worden geheven bij wege van aanslag.
Tabel
Nr. Omschrijving Tarief
6. Overige dienstverlening
6.2. Voor het verrichten van duikwerkzaamheden geldt per halfuur een tarief van ƒ 283,--
3. Tussen partijen vaststaande feiten
Op 2 mei 1992 heeft de brandweer van de gemeente P, gewaarschuwd door de politie, een auto (een "Eend") die aan belanghebbende toebehoorde en door derden in de gracht was geduwd, met behulp van duikers uit het water getakeld. Ter zake daarvan is aan belanghebbende de onderhavige aanslag opgelegd.
4. Geschil
Tussen partijen is in geschil of belanghebbende terecht in de heffing van brandweerrechten is betrokken.
5. Standpunten van partijen en behandeling ter zitting
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar hetgeen dienaangaande in de gedingstukken en de onder 1. genoemde pleitnota's is vermeld.
Ter zittingen hebben partijen daaraan het volgende toegevoegd, zakelijk weergegeven:
Belanghebbende:
Artikel 2 en 3 van de Verordening hebben betrekking op rechtsfeiten, die zaakwaarneming betreffen en al in het Burgerlijk Wetboek geregeld zijn. De gemeente kan geen eigen burgerlijk wetboek samenstellen. Zij gebruikt een constructie om belasting te heffen.
Van mijn kant is geen sprake van genot van door de brandweer verleende diensten. De auto was na het takelen total-loss. Ook de werkzaamheden van de duikers zijn niet goed gebeurd. De waarde van de auto was ongeveer ƒ 4.000,-- en na het takelen nog ongeveer ƒ 400,--.
De werkzaamheden van de politie en de duikers te dezen zijn een publieke taak (artikel 350 Wetboek van strafrecht). De duikers zijn erbij gehaald omdat men een misdrijf verwachtte en er misschien nog mensen in de auto zaten.
Als een lijk uit het water wordt gehaald krijgen de erven daar toch ook niet een rekening voor gepresenteerd?
De inspecteur:
Door mij wordt het subsidiaire standpunt ingenomen dat het door de brandweer uit het water halen van de auto van belanghebbende in casu deels een publieke taak en deels een dienstverlening is geweest. In dat geval kan de aanslag worden verminderd tot een bedrag van ƒ 283,--.
6. Beoordeling van het geschil
6.1. Het gaat hier om een door de brandweer verleende dienst als bedoeld in artikel 2, aanhef en letter b, van de Verordening, welk artikel zijn wettelijke grondslag vindt in artikel 277, eerste lid, letter b, ten tweede (oud) van de gemeentewet.
6.2. Met deze dienst - het door de brandweer met hulp van duikers uit de gracht takelen van de auto van belanghebbende - is deels belanghebbende gediend en deels het algemeen belang.
Immers, belanghebbende werd een dienst verleend want zijn "Eend" werd op het droge gebracht, terwijl het algemeen belang werd gediend met het schoonhouden van de grachten.
Dit laatste belang wordt door de gemeente behartigd bij de uitvoering van haar publieke taak, derhalve is in zoverre geen dienst verleend aan belanghebbende waarvoor een heffing kan worden opgelegd.
Aan het voorgaande doet niet af dat de auto van belanghebbende door derden in de gracht is geduwd.
6.3. Voor het geval naar 's Hofs oordeel deels sprake zou zijn van de vervulling van een publieke taak door de brandweer heeft de gemeente het subsidiaire standpunt ingenomen dat de aanslag dient te worden verminderd tot een bedrag van ƒ 283,=. Nu dit standpunt geen blijk geeft van een juridisch onjuist uitgangspunt en het bedrag naar 's Hofs oordeel een redelijke vergoeding is voor de aan belanghebbende verleende dienst, zal het Hof de gemeente hierin volgen.
6.4. Onvoldoende is komen vast te staan dat de aan belanghebbende verleende dienst onzorgvuldig is verricht.
6.5. De klacht van belanghebbende dat eerst na een jaar door de gemeente inhoudelijk op zijn bezwaarschrift is gereageerd kan niet tot vernietiging van de aanslag leiden.
7. Proceskosten
Voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten acht het Hof geen termen aanwezig, nu daarover niets is gesteld of gebleken.
8. Beslissing
Het Hof
- vernietigt de uitspraak van de gemeente,
- vermindert de aanslag tot een bedrag van ƒ 283,= en
- gelast de gemeente het betaalde griffierecht van ƒ 75,== aan belanghebbende te vergoeden.
Aldus vastgesteld op 14 juli 1995 door mrs Rensema, voorzitter, Groeneveld en Onnes, leden, in tegenwoordigheid van mr Polman als griffier.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze uitspraak ondertekend door de oudste raadsheer.
De voorzitter van de belastingkamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
[Zie ook arrest HR nummer 31845 (red.)]