ECLI:NL:CRVB:2025:984
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering na Eerstejaars ZW-beoordeling en geschiktheid voor passende functies
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant door het Uwv na de Eerstejaars ZW-beoordeling. Appellant, die eerder als expediteur werkte, had zich ziekgemeld na een geweldsincident en ontving een ZW-uitkering. Het Uwv concludeerde dat appellant per 8 februari 2021 weer geschikt was voor zijn eigen werk, maar na bezwaar werd de uitkering voortgezet. Na een nieuwe beoordeling concludeerde het Uwv dat appellant niet meer geschikt was voor zijn laatste werk, maar wel voor andere functies, en beëindigde de uitkering per 28 juni 2021. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat zijn beperkingen niet goed waren ingeschat, met name wat betreft zijn linkerhand en psychische klachten. De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep ongegrond, en appellant ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat het Uwv terecht de ZW-uitkering had beëindigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellant en dat de medische en arbeidskundige beoordelingen zorgvuldig waren uitgevoerd. Tevens werd een schadevergoeding van € 1.500,- toegekend wegens schending van de redelijke termijn.