ECLI:NL:CRVB:2025:933

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
22/3744 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens overlijden appellante en ontbreken van procesbelang

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellante die inmiddels is overleden. De appellante, die laatstelijk woonachtig was in [woonplaats], had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Echter, na het overlijden van de appellante op [datum] 2023, is er geen procesbelang meer. De Raad heeft geconstateerd dat er geen erfgenamen of belanghebbenden zijn die de procedure wensen voort te zetten. Namens de appellante heeft mr. K. Wevers het hoger beroep ingesteld, maar hij kon geen gegevens van nabestaanden verkrijgen. Ondanks een aankondiging in de Staatscourant op 16 mei 2025, heeft niemand zich als belanghebbende gemeld. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen procesbelang meer is. De uitspraak is gedaan in het openbaar en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

22/3744 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 26 oktober 2022, 22/2089 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
wijlen [appellante] , in leven laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Almere (college)
Datum uitspraak: 25 juni 2025
SAMENVATTING
Appellante is overleden. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. K. Wevers hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft op 2 januari 2025 laten weten dat appellante op [datum] 2023 is overleden.
De Raad heeft, gelet op het bepaalde in artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in de Staatscourant van 16 mei 2025 [1] aangekondigd dat de behandeling van de zaak op de zitting van 4 juni 2025 zal plaatsvinden. Van de zijde van de erfgenamen van appellante is niemand ter zitting verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Piets.

OVERWEGINGEN

1. Appellante is op [datum] 2023 overleden. Daarmee is haar belang bij de voortzetting van het geding vervallen. Voorafgaand aan de aankondiging in de Staatscourant is aan mr. Wevers gevraagd om de Raad te laten weten of hij weet wie de erven van appellante zijn en of zij de procedure wensen voort te zetten. Mr. Wevers heeft medegedeeld dat het hem niet gelukt is gegevens van nabestaanden te vergaren.
2. Ook na de aankondiging in de Staatscourant hebben zich geen belanghebbenden gemeld met het verzoek als partij aan het geding deel te mogen nemen. Niet is gebleken van erfgenamen die appellante als partij in dit geding zijn opgevolgd en die het geding zouden willen voortzetten.
3. Dit betekent dat er geen procesbelang meer is bij een beoordeling van het hoger beroep. Het hoger beroep is daarom niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C.W.C.A. Bruggeman, in tegenwoordigheid van C.K. Teunissen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2025.
(getekend) C.W.C.A. Bruggeman
(getekend) C.K. Teunissen

Voetnoten

1.Staatscourant 2025, 16298.