ECLI:NL:CRVB:2025:829

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
23/636 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep in bestuursrechtelijke zaak betreffende sociale zekerheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Het hoger beroep was ingesteld door appellant, vertegenwoordigd door mr. E. Schriemer, tegen de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Tijdens de procedure heeft de minister op 27 december 2024 een besluit genomen dat volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Dit besluit werd aan appellant doorgestuurd, maar hij heeft niet gereageerd op de vraag of hij het hoger beroep wilde handhaven. De Raad heeft vervolgens vastgesteld dat er geen belang meer was voor appellant bij de beoordeling van het hoger beroep, aangezien het nadere besluit van de minister zijn bezwaren had opgelost. Daarom heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, met P. Boer als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

23/636 WSF
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 13 februari 2023, 22/1578 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (minister)
Datum uitspraak: 4 juni 2025
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. Schriemer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Op 13 mei 2024 heeft een regiezitting plaatsgevonden. Appellant heeft zich daar laten vertegenwoordigen door mr. Schriemer.
Op 12 november 2024 heeft de minister de Raad een brief gestuurd waaruit viel af te leiden dat de minister volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet ging komen. De Raad heeft deze brief op 17 december 2024 aan appellant doorgestuurd en aan appellant gevraagd of hij het hoger beroep wilde handhaven. Op die vraag heeft appellant niet gereageerd.
De Raad heeft partijen tevens gewezen op hun recht om op een nadere zitting te worden gehoord. De minister heeft de Raad binnen de gestelde reactietermijn een kopie doen toekomen van een besluit van 27 december 2024. Bij dit besluit heeft de minister de in dit geding door appellant bestreden besluiten ongedaan gemaakt en € 4.935,- aan appellant toegekend voor in bezwaar, beroep en hoger beroep gemaakte proceskosten en betaald griffierecht.
Omdat geen van beide partijen binnen de reactietermijn om een nadere zitting heeft gevraagd, heeft de Raad met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft. Daarna heeft de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb gesloten.

OVERWEGINGEN

Het nadere besluit van 27 december 2024 komt geheel tegemoet aan het (hoger) beroep van appellant. Gelet op de artikelen 6:19, eerste lid, en 6:24 van de Awb wordt dit besluit daarom niet in de beoordeling van het hoger beroep betrokken. Verder is niet gebleken dat appellant nog enig belang heeft bij de beoordeling van het hoger beroep. De Raad zal het hoger beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2025.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) P. Boer