ECLI:NL:CRVB:2025:77

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
24/1222 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 10 januari 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 24/1222 ANW. Appellante, woonachtig in Marokko, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 maart 2024, waarin haar beroep ongegrond werd verklaard met betrekking tot de intrekking van haar nabestaandenuitkering, omdat zij de AOW-leeftijd had bereikt. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellante het verschuldigde griffierecht van € 138,- niet binnen de gestelde termijn heeft betaald. In overeenstemming met artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het griffierecht verschuldigd bij indiening van het beroepschrift, en artikel 8:108 van de Awb stelt dat deze bepaling ook geldt voor hoger beroep. Appellante is herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar heeft nagelaten dit tijdig te doen. De Raad concludeert dat appellante niet in verzuim is geweest en dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 10 januari 2025
24/1222 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
25 maart 2024, 23/4725 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Daarin heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard tegen de intrekking van de nabestaandenuitkering van appellante omdat zij de AOW-leeftijd heeft bereikt.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 30 mei 2024 is appellante erop gewezen dat een griffierecht van € 138,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 30 juni 2024 is appellante nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellante er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld kan worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald. Appellante heeft ook niet binnen de termijn laten weten dat zij niet in staat was het griffierecht tijdig te betalen.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van
A.Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2025.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.