ECLI:NL:CRVB:2025:763
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om een dwangsom in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om een dwangsom door het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch. Appellant stelde dat het college niet tijdig had beslist op zijn bezwaarschrift, terwijl het college van mening was dat de ingediende brief van appellant geen bezwaarschrift maar een klacht betrof. De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat appellant in hoger beroep de relevante feiten en omstandigheden niet heeft weersproken. De Raad oordeelt dat de brief van 25 februari 2022 niet als bezwaarschrift kon worden aangemerkt, waardoor het college niet verplicht was om hierop te beslissen. De Raad heeft de zaak zonder zitting behandeld, omdat partijen geen behoefte hadden aan een zitting. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten. De Raad bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, omdat zijn beroep ongegrond is verklaard.