ECLI:NL:CRVB:2025:576

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
23/1786 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet en de zorgvuldigheid van het bestreden besluit

In deze zaak heeft appellant op 10 mei 2022 een aanvraag om bijstand ingediend op basis van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag op 22 juni 2022 afgewezen, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Appellant heeft tijdens de bezwaarprocedure een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, dat op 8 juli 2022 is behandeld door de voorzieningenrechter te Amsterdam. Tijdens deze zitting is er gesproken over de mogelijkheid van controle op de verblijfplaats van appellant, maar het college heeft pas op 18 en 20 juli 2022 onderzoek gedaan naar de verblijfplaats van appellant. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit zorgvuldig is voorbereid en heeft het beroep ongegrond verklaard. Appellant is in hoger beroep gegaan, waarbij hij aanvoert dat het college niet overeenkomstig de toezegging van de voorzieningenrechter heeft gehandeld. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij is vastgesteld dat de toezegging van het college niet de betekenis heeft die appellant voorstelt. De Raad concludeert dat het college niet in strijd met de toezegging heeft gehandeld en dat het bestreden besluit niet onzorgvuldig is voorbereid.

Uitspraak

23.1786 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 april 2023, 22/4771 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 18 maart 2025
Zitting heeft: mr. O.L.H.W.I. Korte
Griffier: A.M.J. van Erkel
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 18 maart 2025. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellant heeft op 10 mei 2022 een aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet ingediend. Op 25 mei 2022 heeft hij een informatieformulier ingevuld waarop hij heeft genoteerd dat hij van 23.00 uur tot 05.00 uur in zijn auto slaapt op twee mogelijke adressen. Nadat uit telefonisch contact niet duidelijk is geworden waar appellant buiten deze tijden verblijft heeft het college met een besluit van 22 juni 2022 de aanvraag afgewezen omdat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
Appellant heeft tijdens de bezwaarprocedure een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, die op vrijdag 8 juli 2022 is behandeld op een zitting van de voorzieningenrechter te Amsterdam. Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting is het college op 18 en 20 juli 2022 op alle door appellant aangegeven locaties geweest maar is hij daarbij niet aangetroffen. Met een beslissing op bezwaar van 19 september 2022 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard.
Tussen partijen is uitsluitend in geschil of het college het bestreden besluit zorgvuldig heeft voorbereid in het licht van het verhandelde ter zitting bij de voorzieningenrechter. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit zorgvuldig is voorbereid en heeft het beroep ongegrond verklaard.
Appellant heeft in hoger beroep uitsluitend aangevoerd dat het college niet overeenkomstig de toezegging op de zitting van 8 juli 2022 heeft gehandeld en het bestreden besluit daarom onzorgvuldig is voorbereid. Als een week eerder was gecontroleerd was hij wel aangetroffen.
Uit het proces-verbaal van de zitting van 8 juli 2022 van de voorzieningenrechter is door de partijen en de voorzieningenrechter onder andere het volgende verklaard: [1]
“GV: Voor 5 uur kan niet gecontroleerd worden.
R: het gaat dus om de uren tussen 5 en 7 of 8 uur? Kunnen we een afspraak maken dat u opnieuw gaat controleren?
A: Ik kan bellen als ik naar de wc ga. Ik ga naar de BP in de buurt.
R: Dan zijn dat de drie punten waar gecontroleerd wordt.
GV: Ik zal contact opnemen met de afdeling handhaving. Dat wordt dan ergens volgende week.
R: Wat gaan we in de tussentijd afspreken?
GA: Hij heeft benzine nodig. Dus een voorschot zou fijn zijn.
R: U wil meneer nog een kans geven. Hartstikke goed. Het verzoek is of een voorschot. Hoe zit u daarin?
GV: Dat is een goede vraag. We gaan controleren. Als we hem dan niet aantreffen, zal de situatie moeilijker worden.
R: Het zou ook een idee zijn om een week af te wachten. Als het niet goed gaat, moet ik uitspraak doen.
GA: ik vind niet dat meneer zijn informatieplicht heeft geschonden.
R: De vraag is dan of beide partijen genoeg informatie hebben gegeven. Moeten we daar nog iets over zeggen? Voor het geval dat het niet goed gaat?
GA: Dan moet u een beslissing nemen.
R: Ik sluit de zitting. Ik doe over twee weken uitspraak. In de tussentijd gaat u controleren en meneer moet tussen 5 en 8 aanwezig zijn op de drie plekken waarover we het net hadden. U laat over een week weten wat er is gebeurd.
GV: Ik zal u sturen wat er is gebeurd.”
De vraag welke betekenis toekomt aan de toezegging van het college is afhankelijk van de gebezigde verwoordingen waaronder de toezegging is gedaan en de betekenis die de wederpartij daar in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan toe mocht kennen. De rechtbank heeft terecht in de gegeven omstandigheden niet aan de toezegging van het college de betekenis toegekend die appellant voorstelt. De zitting van de voorzieningenrechter vond plaats op een vrijdag. Uit wat het college heeft gezegd volgt niet dat in de daarop volgende week onderzoek zou worden verricht naar de verblijfplaats van appellant op de door hem genoemde locaties tussen vijf en acht uur. Wel kan uit wat verhandeld is worden afgeleid dat de vertegenwoordiger van het college in die week contact zou opnemen met de afdeling handhaving om die controle tot stand te brengen, en dat de vertegenwoordiger van het college de voorzieningenrechter daarover zou berichten. Hieruit volgt dat het college niet in strijd met de toezegging heeft gehandeld door pas op 18 en 20 juli 2022 onderzoek te doen naar de verblijfplaats van appellant en dat het bestreden besluit niet onzorgvuldig is voorbereid.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) A.M.J. van Erkel (getekend) O.L.H.W.I. Korte

Voetnoten

1.GV staat voor de gemachtigde van het college, R staat voor de voorzieningenrechter, A voor appellant en GA voor de gemachtigde van appellant.