Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
.Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van bijstand aan appellant. Appellant ontving sinds 21 oktober 2021 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de bijstand van appellant over de maanden juli en augustus 2022 herzien, omdat appellant in die periode inkomsten uit arbeid had genoten. Appellant betwistte de terugvordering van € 1.513,87 en stelde dat hij recht had op bijstand voor de periode waarin hij geen inkomsten had. Hij verwees naar artikel 45, derde lid, aanhef en onder a, van de PW, dat bepaalt dat bijstand wordt vastgesteld over het deel van de maand waarover recht bestaat, indien de betrokkene gedurende tenminste 30 dagen geen bijstand ontvangt. De Raad oordeelde echter dat appellant over de maanden juli en augustus 2022 wel recht had op (aanvullende) bijstand, omdat zijn inkomen door de inkomstenvrijlating van 25% de bijstandsnorm niet overschreed. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De terugvordering blijft in stand, en appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.