Uitspraak
30 november 2022, 21/530
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
niet-ontvankelijk.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel van 30 november 2022. Tijdens de zitting op 25 juni 2024 zijn partijen tot een schikking gekomen, waarna appellant zijn hoger beroep heeft ingetrokken. Vervolgens heeft appellant op 7 augustus 2024 de Raad verzocht om het college van burgemeester en wethouders van Zwolle te veroordelen in de door hem gemaakte proceskosten. Het college heeft hierop gereageerd, maar de Raad heeft het verzoek om proceskostenveroordeling niet-ontvankelijk verklaard.
De Raad overweegt dat volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan op verzoek van de indiener kan worden veroordeeld in de kosten, maar dit verzoek moet tegelijk met de intrekking van het beroep worden gedaan. Aangezien appellant zijn verzoek pas na de intrekking van het beroep heeft ingediend, is het verzoek niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast is vastgesteld dat partijen elkaar op de zitting finale kwijting hebben verleend, wat betekent dat het college niet kan worden veroordeeld in de kosten die appellant heeft gemaakt. De uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.