ECLI:NL:CRVB:2025:422

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
23/1170 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Heerlen (hierna: het college) hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg. De rechtbank had op 23 januari 2023 in de zaak met nummer 21/2323 een beslissing genomen die het college niet beviel. Namens de betrokkene, vertegenwoordigd door mr. N. Talhaoui, is er hoger beroep ingesteld. Het college heeft echter (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep ingesteld, maar heeft dit incidenteel hoger beroep op 4 juli 2024 ingetrokken. Na de intrekking heeft de betrokkene verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten die zijn gemaakt in verband met het incidenteel hoger beroep. Het college heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Centrale Raad van Beroep heeft vervolgens de proceskosten beoordeeld en vastgesteld dat het college veroordeeld kan worden in de kosten die de betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten zijn begroot op € 453,50, waarbij een wegingsfactor van 0,5 is toegepast omdat het incidenteel hoger beroep enkel betrekking had op de proceskosten. De uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.

Uitspraak

Datum uitspraak: 11 maart 2025
23/1170 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het incidenteel hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 23 januari 2023, 21/2323
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Heerlen (college)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Namens betrokkene heeft mr. N. Talhaoui, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.
Het college heeft (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. Talhaoui een zienswijze ingediend.
Bij digitaal bericht van 4 juli 2024 heeft het college het incidenteel hoger beroep ingetrokken.
Namens betrokkene heeft mr. Talhaoui verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft geen verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:118, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld in de proceskosten.
Gelet hierop wordt het college veroordeeld in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het incidenteel hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 453,50 (1 punt voor het indienen van de schriftelijke zienswijze na incidenteel hoger beroep met een wegingsfactor van 0,5). De Raad past een wegingsfactor licht toe omdat het incidenteel hoger beroep alleen betrekking had op vergoeding van proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2025.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) A. Giesen