ECLI:NL:CRVB:2025:403

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
22/820 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van ANW-uitkering op basis van verzekeringsstatus van de echtgenoot

In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de weigering van een ANW-uitkering aan appellante bevestigd. De zaak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante had een uitkering op grond van de Algemene Nabestaandenwet (ANW) aangevraagd na het overlijden van haar echtgenoot, die op de datum van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. De rechtbank had geoordeeld dat de echtgenoot van appellante, die in Marokko woonde, niet verzekerd was op basis van de Nederlandse wetgeving en ook niet op basis van de Marokkaanse wettelijke regelingen. De Centrale Raad van Beroep volgt dit oordeel en bevestigt dat appellante geen recht heeft op de ANW-uitkering, omdat haar echtgenoot niet verzekerd was ten tijde van zijn overlijden. De Raad wijst erop dat de gezondheids- en financiële situatie van appellante geen invloed kan hebben op het recht op de uitkering. De uitspraak benadrukt de noodzaak van verzekering op het moment van overlijden voor aanspraak op de ANW-uitkering. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank in stand blijft.

Uitspraak

22/820 ANW
Datum uitspraak: 24 februari 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 februari 2022, 20/6866 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
In deze uitspraak volgt de Raad het oordeel van de rechtbank dat aan appellante terecht een uitkering op grond van de ANW is geweigerd. De overleden echtgenoot van appellante was op de datum van overlijden niet verplicht of vrijwillig verzekerd voor de ANW. Hij was ook niet verzekerd op grond van de Marokkaanse wetgeving.

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 13 januari 2025. Namens appellante zijn verschenen mr. R. Küçükünal, advocaat, en [naam] . De Svb heeft zich laten vertegenwoordigend door drs. W. van den Berg.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante is op [datum 1] 2014 gehuwd met [naam echtgenoot] (echtgenoot). De echtgenoot van appellante (geboren in 1928) ontving een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet. Hij heeft in Nederland gewoond en gewerkt en is na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd naar Marokko teruggekeerd. Hij is daar op [datum 2] 2020 overleden. Na het overlijden van haar echtgenoot heeft appellante een uitkering op grond van de ANW [1] aangevraagd.
1.2.
Met een besluit van 23 juli 2020 heeft de Svb de aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Met een besluit van 20 oktober 2020 (bestreden besluit) is het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank overweegt daarbij dat de echtgenoot van appellante op de dag van overlijden in Marokko woonde en niet meer in Nederland werkte en hij daarom niet verzekerd was voor de ANW. Verder stelt de rechtbank vast dat er geen sprake was van een verzekering op basis van de verdragsverplichtingen tussen Nederland en Marokko (Verdrag). [2] Ook is niet gebleken dat de echtgenoot van appellante gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren. Het is niet mogelijk voor appellante om achteraf, na het overlijden van haar echtgenoot, alsnog premies te betalen voor de vrijwillige ANW-verzekering. Verder oordeelt de rechtbank dat de gezondheids- en financiële situatie van appellante er niet toe kan leiden dat zij recht heeft op een nabestaandenuitkering.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.2.
De rechtbank heeft overwogen dat niet is gebleken dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden verzekerd was voor de ANW. De Raad is het met het oordeel van de rechtbank eens en neemt de overwegingen die hieraan ten grondslag liggen over. Daaraan voegt de Raad nog het volgende toe.
4.3.
Op grond van artikel 22 van het Verdrag kan een nabestaande aanspraak maken op een ANW-uitkering in Nederland als de echtgenoot bij overlijden was verzekerd in Marokko. De echtgenoot van appellante was volgens informatie van het Marokkaans orgaan niet verzekerd op grond van de Marokkaanse wettelijke regelingen. Op zitting heeft appellante aangevoerd dat de beknotting van appellante van het recht op een nabestaandenpensioen op grond van de ANW indruist tegen de bepalingen van de artikelen 5 en 19 van het Verdrag. De Raad volgt dit betoog niet.
4.3.1.
Het bepaalde in artikel 5 van het Verdrag ziet – kort gezegd – op de mogelijkheid om een uitkering, verkregen op grond van de wettelijke regelingen van een van de verdragspartijen te exporteren naar een andere verdragspartij. Het artikel voorziet niet in aanspraak op een uitkering als deze niet bestaat op grond van de nationale wettelijke regeling. De ANW is een risicoverzekering waarbij als voorwaarde geldt dat de betrokkene – in dit geval de echtgenoot – verzekerd is ten tijde van het intreden van het risico. Van een opbouw van rechten op een ANW-uitkering is geen sprake.
4.3.2.
Appellante kan ook aan artikel 19 van het Verdrag geen aanspraak op een ANWuitkering ontlenen. Artikel 19 geeft weer op welke wijze de uitkering waarop een verzekerde krachtens de Marokkaanse wettelijke regelingen aanspraak kan maken, wordt vastgesteld door het Marokkaanse orgaan. Los van het feit dat deze bepaling zich tot het Marokkaanse orgaan richt, geldt dat de echtgenoot van appellante niet verzekerd was volgens de Marokkaanse wetgeving, zodat geen aanspraak bestaat op een nabestaandenuitkering in Marokko. Deze bepaling ziet dus niet op de situatie van appellante. Deze bepaling biedt op zichzelf geen grondslag voor verzekering of een aanspraak in Nederland.
4.4.
Tot slot biedt, anders dan appellante stelt, de hardheidsclausule van artikel 24 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekering 1999 (Besluit) niet de ruimte om haar alsnog rechten toe te kennen op grond van de ANW. De hardheidsclausule in het Besluit is namelijk niet van toepassing op de situatie van appellante, daargelaten of sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard als bedoeld in deze bepaling. De hardheidsclausule ziet alleen op situaties waarbij de verzekeringsplicht of de uitsluiting daarvan voortvloeit uit dit Besluit. De uitsluiting van de verzekering volgt hier niet uit het Besluit, maar uit de wet. [3] Dat personen in de situatie van de echtgenoot tot 1 januari 2000 op grond van het Besluit nog tot de kring van verzekerden voor de ANW konden behoren, maakt dat niet anders. [4]

Conclusie en gevolgen

4.5.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de weigering van de Svb om appellante in aanmerking te brengen voor een ANWuitkering in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding van haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.H. Ermers, in tegenwoordigheid van R.R. Olde Engberink als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2025.
(getekend) J.H. Ermers
(getekend) R.R. Olde Engberink
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale),
Statue:
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par J.H. Ermers en présence de R.R. Olde Engberink en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 24 février 2025.
Les parties disposent d’un délai de six semaines á compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas: Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL2500 EH ‘s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assuré.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Algemene nabestaandenwet
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
nabestaande: de echtgenoot van degene, die op de dag van overlijden verzekerd is op grond van deze wet;
(…)
Artikel 13
1. Verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze wet is degene, die
ingezetene is;
geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland of op het continentaal plat in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen.
(…)
Artikel 14
1. Recht op nabestaandenuitkering heeft de nabestaande die:
een ongehuwd kind heeft, dat jonger is dan 18 jaar en niet tot het huishouden van een ander behoort; of
arbeidsongeschikt is (…)
(…)
Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (Stb 1998, 746)
Artikel 24. Hardheidsclausule
De Sociale verzekeringsbank kan, met uitzondering van artikel 22, derde lid, artikelen van dit besluit buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van de uitbreiding en beperking van de kring van verzekerden zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, die uitsluitend voortvloeit uit de verzekeringsplicht of de uitsluiting daarvan krachtens dit besluit.
Artikel 26 Tijdelijke uitbreiding van de kring van verzekerden op grond van het recht hebben op een uitkering (zoals dat artikel luidde tot 1 januari 2000)
1.Verzekerd op grond van de volksverzekeringen is de persoon, die buiten Nederland is gaan wonen en op de dag van zijn vertrek recht had op:
(…)
d. een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet;
(…)
2.Verzekerd op grond van de volksverzekeringen is de persoon, die niet in Nederland woont en recht heeft op een uitkering, een pensioen of een toelage, genoemd in het eerste lid, indien dat recht aansluit op de verplichte verzekering op grond van de volksverzekeringen dan wel op de vrijwillige verzekering op grond van artikel 45 van de Algemene Ouderdomswet en artikel 63 van de Algemene nabestaandenwet, en mits die uitkering, dat pensioen of die toelage ten minste gelijk is aan 35% van het in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag.
3.De in het eerste en tweede lid bedoelde personen zijn niet verzekerd op grond van de volksverzekeringen indien zij buiten Nederland arbeid verrichten of een uitkering ontvangen krachtens een buitenlandse wettelijke regeling.
(…)
6.Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2000.
Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko
Artikel 5 (exportbepaling)
1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 26, 35a, 35b en 35d kunnen de uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid, bij ouderdom of aan nabestaanden, de uitkeringen bij overlijden en de kinderbijslagen verkregen op grond van de wettelijke regelingen van een van de Verdragsluitende Partijen, op generlei wijze worden verminderd, gewijzigd, geschorst, ingetrokken of verbeurd verklaard op grond van het feit dat de rechthebbende of het kind woont op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij dan die op het grondgebied waarvan het orgaan dat de uitkering verschuldigd is, zich bevindt.
(…)
Artikel 19 (pro rata berekening)
De uitkeringen waarop een verzekerde die aan de wettelijke regelingen van beide Verdragsluitende Partijen onderworpen is geweest, krachtens de Marokkaanse wettelijke regelingen aanspraak kan maken, worden op de volgende wijze vastgesteld:
a. a) het Marokkaanse orgaan bepaalt, overeenkomstig de eigen wettelijke regelingen, of de belanghebbende, de in artikel 4 van dit Verdrag bedoelde samentelling van tijdvakken in aanmerking genomen, voldoet aan de voorwaarden om aanspraak te kunnen maken op de in die wettelijke regelingen bedoelde uitkeringen;
b) indien krachtens de vorige alinea recht op uitkering bestaat, berekent bedoeld orgaan eerst het bedrag van de uitkering, waarop de belanghebbende recht zou hebben, indien alle tijdvakken van verzekering, samengeteld op de in artikel 4 van dit Verdrag aangegeven wijze, uitsluitend krachtens de eigen wettelijke regelingen zouden zijn vervuld; op basis van genoemd bedrag stelt het orgaan het bedrag van de verschuldigde uitkering vast naar verhouding van de duur van de tijdvakken welke vóór de verzekerde gebeurtenis volgens bedoelde wettelijke regelingen zijn vervuld, tot de gezamenlijke duur van de tijdvakken van verzekering of daarmee gelijkgestelde tijdvakken welke krachtens de wettelijke regelingen van beide Verdragsluitende Partijen zijn vervuld; dit bedrag vormt de uitkering welke door het Marokkaanse orgaan aan de belanghebbende verschuldigd is
Artikel 22 (verzekering)
1. Wanneer een werknemer op wie dit Verdrag van toepassing is, op het tijdstip van zijn overlijden verzekerd is krachtens de Marokkaanse wettelijke regelingen, en tijdvakken van verzekering volgens de Nederlandse wettelijke regelingen inzake uitkeringen aan nagelaten betrekkingen heeft vervuld, kan zijn weduwe op een pensioen krachtens laatstgenoemde wettelijke regelingen aanspraak maken.
(…)
(…)

Voetnoten

1.Algemene nabestaandenwet.
2.Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko.
3.Artikel 13 ANW.
4.Artikel 26 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekering 1999, zoals dat luidde tot 1 januari 2000.