ECLI:NL:CRVB:2025:386
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Herziening bijstand en toepassing kostendelersnorm bij verblijf bij broer
In deze zaak gaat het om de herziening van de bijstandsverlening aan appellant, die tijdelijk bij zijn broer verbleef. Appellant was eerder ingeschreven op het adres van zijn moeder en ontving bijstand naar de kostendelersnorm met één kosten delende medebewoner. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht heeft de bijstand van appellant per 13 juni 2022 ingetrokken, omdat hij niet kon aantonen dat hij een woonadres had. Appellant heeft zich op 19 augustus 2022 ingeschreven bij zijn broer en een aanvraag voor bijstand ingediend. Het college heeft hem bijstand toegekend naar de kostendelersnorm met twee kosten delende medebewoners, omdat hij bij zijn broer woonde. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, stellende dat hij huur betaalt en dat het college geen rekening heeft gehouden met zijn feitelijke woonsituatie.
De rechtbank Midden-Nederland heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat appellant in de BRP moet worden opgenomen op het adres van zijn moeder voor de periode van 13 juni 2022 tot en met 18 augustus 2022. Echter, over de periode van 19 augustus 2022 tot en met 8 januari 2023 heeft het college gesteld dat appellant terecht bijstand heeft ontvangen naar de kostendelersnorm met twee kosten delende medebewoners, omdat hij ingeschreven stond bij zijn broer. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellant in de periode in geding feitelijk bij zijn broer verbleef. De Raad concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat de situatie anders was dan vastgesteld. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen, en hij krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.